Egmond, Pieter van (1912-1982)

 
English | Nederlands

EGMOND, Pieter van (1912-1982)

Egmond, Pieter van, organist en dirigent (Amsterdam 14-4-1912 - Den Helder 11-5-1982). Zoon van Pieter van Egmond, banketbakker, en Adriana Selle. Gehuwd op 12-5-1936 met Sophia Georgina Anna Funke (bekend onder de naam Inge Roos) (1913-1987). Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.

afbeelding van Egmond, Pieter vanAls de op een na jongste van vijf kinderen in het streng hervormde gezin van een Amsterdamse bakker ontving de zesjarige Piet van Egmond zijn eerste muziekonderricht van Wouter Westerhoud, de organist van de Oranjekerk in de hoofdstad. Nadat deze hem de beginselen van het orgel- en pianospel had bijgebracht, werd Anton Tierie, docent aan de Muziekschool van het Amsterdamsch Conservatorium, zijn leraar. In 1926 vond het eerste, min of meer openbare, optreden van Van Egmond plaats, waarbij hij als veertienjarige pianist de slotavonden van lezingen van de destijds bekende predikant en latere hoogleraar M.J.A. de Vrijer muzikaal opluisterde.

In meer dan één opzicht was 1927 een belangrijk jaar voor Van Egmond. Hij behaalde zijn ULO-diploma, hij gaf zijn eerste officiële orgelconcert - in de Oude Kerk in Amsterdam - en hij deed met succes toelatingsexamen voor het conservatorium. De musicus in spe koos als hoofdvak orgel en kwam daarmee onder de hoede van Cornelis de Wolf. Zijn einddiploma orgel behaalde hij in 1930 cum laude, het solistenexamen orgel in 1931 en het einddiploma piano weer een jaar later.

Zijn faam als bekwaam begeleider - onder meer als organist van de Elthetokerk van 1929 tot 1930 en de Lutherkapel van 1930 tot 1937, beide in Amsterdam - en als organist bij de 'Morgenwijdingen' van de AVRO was Van Egmond blijkbaar vooruitgesneld. Nauwelijks had hij zijn laatste examens aan het conservatorium afgelegd of in 1933 werd hij reeds benoemd tot organist van het Amsterdamse Concertgebouw. Vooral de Matthäus-Passion van J.S. Bach, die elk jaar op Palmzondag in het Concertgebouw werd uitgevoerd, maakte op de jonge musicus grote indruk, die nog werd versterkt door de sterk romantische visie die Willem Mengelberg, de toenmalige eerste dirigent van het Concertgebouworkest, op dit werk had. Ofschoon Van Egmonds eigen lezing van de Matthäus-Passion door hemzelf niet als 'romantisch', maar als 'dramatisch' werd betiteld, was hij wel degelijk door Mengelberg beïnvloed: beiden interpreteerden de muziek vanuit de woordtekst, en speciaal Van Egmond beschouwde het werk als een geloofsgetuigenis.

Omdat zijn baan bij het Concertgebouw niet bepaald een vetpot was, bekleedde Van Egmond gelijktijdig andere functies, hetgeen soms tot conflicten leidde. Zo was hij in 1941 enige tijd bioscooporganist in het hoofdstedelijke City-theater, hetgeen de kerkenraad van de Hersteld Evangelisch-Lutherse Gemeente in Amsterdam maar matig kon waarderen. Het betekende uiteindelijk Van Egmonds ontslag als organist van de Kloveniersburgwalkerk, waar hij in 1937 Jan Zwart was opgevolgd. Lang zonder 'eigen' orgel was hij overigens niet: in de Willem de Zwijgerkerk en bij de Bachzaal-gemeente - voor diensten voor buitenkerkelijken - werd hij met open armen binnengehaald.

Tijdens de Duitse bezetting was Van Egmond, zoals de meeste leden van het Concertgebouworkest, lid van de Nederlandsche Kultuurkamer, een beslissing die min of meer voortkwam uit naïef opportunisme. Hij trad enige malen op ten behoeve van de Winterhulp en de hieraan verwante Nederlandsche Volksdienst. Voor de laatstgenoemde organisatie componeerde hij de Volksdienstmars , die door hem onder meer bij een concert in maart 1942 ten gehore werd gebracht. Na de bezetting werd Van Egmond op 6 september 1945, bij de zuivering van kunstenaars, door de Eereraad voor de Muziek een dirigeerverbod voor drie jaar opgelegd. Nadat de musicus hiertegen in beroep was gegaan, bekortte de Centrale Eereraad op 17 augustus 1946 de straf tot 5 mei 1947. Omdat de 'musica sacra' buiten de Kultuurkamer viel, mocht hij als kerkorganist blijven optreden.

Vanaf 1948 verzorgde Van Egmond opnieuw vele orgelconcerten voor de radio, thans in opdracht van de NCRV. Ofschoon hij zich zeer bij die omroep thuisvoelde, kreeg hij er tot zijn spijt nooit een vast dienstverband. Tot 1966 nam hij wekelijks een 'populaire orgelbespeling' voor zijn rekening. Het adjectief 'populair' maakte duidelijk dat niet alleen de 'echte' orgelliteratuur, maar dat ook transcripties van symfonisch repertoire, aria's en salonmuziek werden gespeeld. Het merendeel van deze concerten kwam vanuit de Amsterdamse Prinsessekerk, maar dat werd in de aankondigingen vaak verzwegen om luisteraars die moeite hadden met het spelen van lichte muziek op een kerkorgel, niet te zeer voor het hoofd te stoten. Ook reisde Van Egmond tussen november 1957 en oktober 1963 naar Londen, waar hij op het grote BBC-concertorgel in de Jubilee Chapel in totaal 68 uitzendingen opnam.

Daarnaast bleef Van Egmond ook een groot promotor van het klassieke orgelrepertoire. Hij bespeelde daartoe orgels in kerken in het gehele land, en vele malen verscheen zijn karakteristieke hoofd met het halflange, blond golvende haar in de omroepbladen, wanneer hij met deze 'gewone' concerten voor de NCRV-radio optrad. Het overwegend romantische karakter van de concertprogramma's mag kenmerkend voor de musicus Van Egmond heten, hoewel hij praktisch de gehele orgelliteratuur beheerste. De NCRV verleende hem daarenboven belangrijke opdrachten, door hem een aantal grote orgelwerken van Bach, César Franck, Charles-Marie Widor, Max Reger en Julius Reubke op orgels in Parijs, Kopenhagen en Keulen te laten opnemen.

Een onmisbare hulp bij al deze activiteiten was voor Van Egmond sinds oktober 1945 zijn particulier secretaresse, Jeanette ('Nettie') Spies. Niet alleen hield zij zijn concertagenda en correspondentie bij, maar tevens assisteerde 'juffrouw Spies' haar werkgever bij de concerten als registrante. Getweeën reisden zij in Van Egmonds deux-chevauxtje door het land, waarbij 's zomers dikwijls vijf concerten per week werden gegeven.

Vaste onderdelen van de concerten van Van Egmond - en ook van de kerkdiensten waarin hij speelde - waren zijn improvisaties over bekende geestelijke liederen, waarbij hij zich ook hier weer sterk door de liedtekst liet leiden. Gezangen als 'Ruwe stormen mogen woeden' kon hij, op zijn geheel eigen wijze, muzikaal uitbeelden, met inbegrip van de storm en de (nood)klokken. Hij werd hierom door de gemiddelde orgelliefhebber bewonderd, terwijl anderen - vooral zijn vakcollega's - weliswaar zijn verbluffende technische vaardigheid en muzikaliteit erkenden, maar voor dit populariserend gebruik van het orgel weinig waardering hadden.

Behalve organist was Van Egmond ook dirigent. Met het door hem in 1933 opgerichte Amsterdams Oratoriumkoor, voerde hij in de jaren vijftig en zestig tientallen keren - in het Concertgebouw en in het Zeeuws-Vlaamse Aardenburg - de Matthäus-Passion uit. Daarnaast dirigeerde hij in de late jaren dertig het AVRO-Morgenwijdingskoor en van 1957 tot 1959 de Koninklijke Mannenzangvereniging 'Apollo' te Amsterdam. In 1950 richtte Van Egmond een klein vocaal ensemble op, dat - na enkele naamswijzigingen - als 'Dubbelkwartet' enige bekendheid zou vergaren met het uitvoeren van voornamelijk Engelstalig geestelijk repertoire. Het gezelschap, waartoe ook Van Egmonds echtgenote - bekend onder de naam Inge Roos - behoorde, trad geregeld voor de NCRV-microfoon op, tot het in 1967 werd opgeheven.

Als kerkorganist bleef Van Egmond enigszins zoekende. Aan verschillende Amsterdamse kerken was hij verbonden - naast de eerdergenoemde ook nog tot 1967 aan de Thomaskerk -, maar omdat niet iedereen van zijn romantisch-vrome inslag gecharmeerd was en hij liturgische veranderingen niet bepaald kon waarderen, zocht hij zijn muzikale heil na enige tijd weer ergens anders. Van 1967 tot 1971 was hij verbonden aan de gereformeerde Wilhelminakerk in Haarlem en daarna - tot eind 1978 - aan de Grote Kerk te Apeldoorn. Daarnaast was Van Egmond bijna 25 jaar, van 1956 tot 1979, organist bij de middagpauzediensten van de Stichting 'Alle-Dag-Kerk', die in de kerk aan het Amsterdamse Begijnhof werden gehouden, en speelde hij vele jaren 's zondagsavonds in de Oude Lutherse Kerk aan het Spui in 'diensten voor belangstellenden'. Bij zijn 50-jarig organistenjubileum in 1977 werden voor het laatst opnamen van zijn orgelspel gemaakt, die op 13 november van dat jaar werden uitgezonden. Hij overleed vijf jaar later in een Helders verzorgingstehuis, na een moeilijke levensavond, een gevolg van de ziekte van Alzheimer.

Bijzonder opvallend waren Van Egmonds hobby's naast de muziek. Zo bezat hij een imposante collectie speelgoedtreinen. Zijn belangstelling voor de elektrotechniek was zo groot, dat hij in de tuin achter zijn huis aan de Amsterdamse Koninginneweg een dieselaggregaat had gebouwd, zodat - mocht in Amsterdam de stroom uitvallen - in elk geval hij van licht en warmte was verzekerd.

Piet van Egmond heeft veel tot de popularisering van het orgel en de orgelmuziek bijgedragen. Hij trok zich daarbij niets aan van telkens veranderende opvattingen over bepaalde muziekperiodes, want 'muziek moet van binnenuit komen ... en dan speel ik, ik zou bijna zeggen, zoals God het me ingeeft. Dan is preek, spelen en zingen één groot en machtig geheel. Daar leef ik in; daar leef ik voor!' (Valkenburg). Voor Van Egmond als organist was niets te moeilijk: 'Hij kon alles uit een orgel halen en alles op een orgel uithalen' (Klei). Door bewonderaars bewierookt, door critici verguisd - Piet van Egmond leerde ermee leven, ofschoon hij er niet van hield een bepaald stempel opgedrukt te krijgen. Hij wenste een 'allround' musicus te zijn, voor wie er maar twee soorten muziek bestonden, goede en slechte, 'en de goede muziek moet je spelen'.

A: Geluidsbanden en bescheiden betreffende Van Egmond bij de 'Stichting Piet van Egmond Documentatiecentrum' te Baarn.

L: Behalve necrologieën o.a. door Aad van der Veen, in Haagsche Courant , 13-5-1982 en door A.J. Klei, in Trouw , 13-5-1982: interview, in De Telegraaf , 18-12-1951; interview door R.N. Degens, in Trouw , 26-3-1966; interview door A.J. Klei, ibidem , 4-10-1967; interview door Rik Valkenburg, in Koers , 24-3-1970; 'Piet van Egmond', in G. Puchinger, Christen en kunst (Delft 1971) 273-300; Piet van Egmond, 1912-1982 . Samengest. door Gerco A. Schaap (Amersfoort 1987); Gerco A. Schaap, 'Piet van Egmond en de NCRV. Een aanvulling op herinneringen van Klaas Bartlema', in Organist&Eredienst 60 (1994) 174-178; Cor L. Doesburg, Orgels bij de omroep in Nederland (Naarden 1996).

I: G. Puchinger, Christen en kunst (Delft 1971) tegenover p. 288.

W. Slagter


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013