Boissevain, Charles (1842-1927)

 
English | Nederlands

BOISSEVAIN, Charles (1842-1927)

Boissevain, Charles, journalist (Amsterdam 28-10-1842 - Naarden 5-5-1927). Zoon van Gideon Jeremie Boissevain, reder, en Maria van Heukelom. Gehuwd op 27-6-1867 met Emily Heloise Mac Donnell. Uit dit huwelijk werden 5 zoons en 6 dochters geboren. afbeelding van Boissevain, Charles

Boissevain volgde aanvankelijk de gebruikelijke loopbaan van een jongeman uit de Amsterdamse gegoede koopmansstand: na de schooljaren (in zijn geval: lagere school in Amsterdam, kostschool in Hilversum) onmiddellijk naar kantoor. In 1865 ging hij als secretaris van de Nederlandse commissie voor de internationale tentoonstelling te Dublin naar Ierland, vanwaar hij, onder de schuilnaam Fantasio, 'Iersche brieven' naar het Algemeen Handelsblad stuurde. Deze vielen zozeer in de smaak dat Boissevain drie jaar later opgenomen werd in de redactie van die krant, waar hij allerlei werk verrichtte: van verslaggeverij tot bespreking van boeken en toneelstukken. Als recensent hanteerde hij meer de maatstaven van ethiek en (een vaag soort) religie dan die van esthetiek en werkelijkheid, wat hem de felle kritiek der Tachtigers bezorgde.

Ondertussen schreef Boissevain zelf ook boeken en was hij enige tijd (1872-1888) redacteur van De Gids. Een bundel van voor dit maandblad geschreven artikelen, uitgegeven onder de titel Onder de kastanjeboomen (Haarlem, 1880), maakte Boissevain populair. Deze werd herdrukt en grotendeels in het Duits vertaald. Bekendheid verkreeg hij ook door zijn Van 't noorden naar 't zuiden (Haarlem, 1881-1882. 2 dl.), schetsen en indrukken van de Verenigde Staten van Noord-Amerika, waarheen de krant hem op een reportagereis had gestuurd (een novum in de Nederlandse journalistiek).

In 1885 werd hij, samen met A. Polak, hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad. Twee jaar later begon hij met zijn rubriek 'Van dag tot dag', die hem tot de bekendste journalist van het Nederland dier dagen zou maken. In die rubriek behandelde hij allerlei onderwerpen die de aandacht van zijn impulsieve en romantische geest hadden weten te trekken. 'Elken dag afwisseling, nieuwe denkbeelden, nieuw werk' brengen - zo zag Boissevain zijn taak. Hiermee introduceerde hij een nieuwe stijl in de Nederlandse journalistiek, die tot dusver, behalve wellicht in de politieke hoofdartikelen, vrij saai was geweest. Boissevains optimisme en geloof in Nederlands roeping in de wereld vonden weerklank bij de zelfbewuste burgerij van een land dat zijn economische en sociale achterstand hard aan het inhalen was. Zijn idealisme, soms grenzend aan donquichotterie, werd dan wel voor lief genomen, evenals het feit dat hij tegenover de 'ijswaterdouche' van het orthodoxe liberalisme liever het 'nieuwe inzicht van onze plichten jegens de gemeenschap, vooral jegens de zwakken en onterfden', beklemtoonde. Dat laatste betekende overigens niet dat hij veel begrip had voor het opkomend socialisme. Met P.J. Troelstra en J.F. Ankersmit kruiste hij herhaaldelijk de degens. Maar ook zijn polemieken met Abraham Kuyper waren beroemd. Zijn fel partijtrekken voor Emile Zola (wiens naturalisme hij overigens verafschuwde) in de zaak-Dreyfus en tegen Engeland in de Boerenoorlog vertolkte veler gevoelens in Nederland, maar toen hij in de Eerste Wereldoorlog de onbeperkte duikbotenoorlog van de Duitsers 'gewetenloos' noemde, ging hij, naar het gevoel van voorzichtige landgenoten, over de schreef der neutraliteit.

Zijn rubriek zette hij tot 1919 voort, lang nadat hij in 1908 het hoofdredacteurschap had vaarwel gezegd. Overigens was hij in 1896 tevens directeur geworden. Hij bleef dat tot 1916, toen hij commissaris werd. Van 1895 tot 1898 was hij ook voorzitter van de Nederlandsche journalistenkring.

Is Boissevain ongetwijfeld een vernieuwer geweest, die voor de gemiddelde dagbladlezer vensters naar hem tot dusver grotendeels onbekende werelden openstootte, zijn belletristisch journalisme had weinig diepgang, zijn levensbeschouwing weinig vastheid. Niet helemaal ten onrechte sprak F. Netscher, in een overigens lovend portret, over de 'buitenhuidsche opgewondenheid' van een 'licht ontvonkend lyricus'(p. 781). Maar Boissevains verdienste was dat hij, behalve zelf vernieuwer te zijn geweest, altijd oog had voor vernieuwers die na hem kwamen, ook wanneer hun stijl of zienswijze anders was dan de zijne, en aldus de mentor was van een nageslacht van journalisten en letterkundigen.

P: Behalve de reeds genoemde boeken: Ierland en de oorzaken van het fenianisme (Amsterdam, 1868); Aan Holland's vrijwilligers [Amsterdam, 1870]; De Arpanjak (Amsterdam, 1877); Leven en streven van L.R. Koolemans Beynen (Haarlem, 1880); Over de Alpen. Reisindrukken uit Zwitserland en Italië (Amsterdam, [1888]); Dertig jaar uit het leven van generaal jhr. G.M. Verspyck (Amsterdam, [1892]); The case for Holland (London, 1896); Van dag tot dag in het oosten (Haarlem, [1896]); Open letter to the Duke of Devonshire (Amsterdam, 1899); The struggle of the Dutch republics. A great crime. An appeal to the conscience of the British nation (Amsterdam, 1900); Zonnige uren (Haarlem, 1904); Onze voortrekkers [Amsterdam, 1906]; Het volk van De Ruijter. Toespraak [Amsterdam, 1907]; Tropisch Nederland. Indrukken eener reis door Nederlandsch-Indië (Haarlem, 1909); Van dag tot dag. Verzamelde opstellen. Uitgezocht en gerangschikt door L. Aletrino (Amsterdam, [1925]). Briefwisseling tusschen dr. A. Kuyper en Charles Boissevain (Haarlem, 1898); Vaderlandsliefde (Baarn, 1912). Debat met J.F. Ankersmit in serie 'Pro en contra' VII no. 8.

L: [F. Netscher], 'Charles Boissevain', in De Hollandsche Revue 3 (1898) 775-788; H.S.M. van Wickevoort Crommelin, Charles Boissevain [Haarlem, 1912]; [J. Koning], 'Charles Boissevain' in De Hollandsche Revue 32 (1927) 427-429; C.K. Elout, 'De Amsterdammer Ch. Boissevain' in Amstelodamum 14 (1927) 48-50; W. Visser, De papieren spiegel. Honderd-vijf-en-twintig jaar Algemeen Handelsblad 1828-1953 (Amsterdam, 1953).

I: Florian Diepenbrock, Eensgezinde tweedracht. Organisatievorming van Nederlandse musici in de Tweede Gouden Eeuw, 1890-1920 (Amsterdam 2007) 186.

J.L. Heldring


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013