Lemmens, Joseph Hubert Guillaume (1884-1960)

 
English | Nederlands

LEMMENS, Joseph Hubert Guillaume (1884-1960)

Lemmens, Joseph Hubert Guillaume, bisschop van Roermond (Schimmert 26-7-1884 - Roermond 22-7-1960). Zoon van Willem Hubert Joseph Lemmens, rijksveearts en directeur van het slachthuis te Maastricht, en Maria Elisabeth Heusch. afbeelding van Lemmens, Joseph Hubert Guillaume

Lemmens voltooide na zijn eindexamen gymnasium te Rolduc (1904) zijn filosofische en theologische opleiding respectievelijk te Rolduc en Roermond. Reeds op 26 augustus 1909 werd hij tot priester gewijd. Hij studeerde daarna twee jaar theologie te Leuven en vervolgens kerkelijk en Romeins recht in Rome (1911-1914). Op 9 juli 1914 promoveerde hij tot doctor in het kerkelijk en Romeins recht, waarvoor in die dagen geen proefschrift was vereist.

In het najaar van 1914 volgde de benoeming tot kapelaan in de parochie van de H. Matthias te Maastricht. Hier bleef hij tot 1918, in welk jaar hij hoogleraar werd in de moraaltheologie aan het groot-seminarie te Roermond. Op 15 februari 1932 volgde zijn benoeming tot coadjutor van de Roermondse bisschop L.J.A.H. Schrijnen; zijn bis-schopswijding vond plaats op 19 maart; zeven dagen later, na het overlijden van Schrijnen, nam hij bezit van de Roermondse zetel. In 1947 kreeg hij de hoogleraar in het kerkelijk recht aan het groot-seminarie te Roermond, J.M.J.A. Hanssen, als coadjutor naast zich. Deze volgde op 1 januari 1958 Gulielmus Lemmens op als bisschop van Roermond.

In de volkrijke parchochie van de H. Matthias in Maastricht werd in de dagen dat Lemmens er kapelaan was veel gebrek geleden. Hij heeft zich daar hard ingespannen voor de minder bedeelden. Lemmens' zorg ging vooral uit naar de fabrieksmeisjes, die door zijn toedoen onderricht ontvingen op zondagmiddag en die in een patronaatsgebouw de mogelijkheid tot recreatie kregen. Hij was daarin pionier.

Op het groot-seminarie te Roermond illustreerde Lemmens zijn lessen voortdurend met voorbeelden uit de praktijk van de zielzorg. Hij poogde zijn studenten een grote menselijkheid en mildheid bij te brengen en inzicht te geven in psychologische achtergronden van het menselijk handelen. Volgens zijn opvattingen moesten zijn studenten later vooral goede zielzorgers worden en hoefden zij zich niet tot geleerden te ontwikkelen.

De spiritualiteit van deze bisschop werd gekenmerkt door een grote devotie tot de eucharistie. 'Geen dag zonder H. Mis voor wie het mogelijk is', werd zijn leuze. De eucharistie zag hij als het geneesmiddel voor alle geestelijke en maatschappelijke kwalen. Hiermee kon de godsdienstige situatie in zijn diocees zijns inziens worden verbeterd. De spiritualiteit van bisschop Lemmens werd verder gekarakteriseerd door een opvallende verering van O.L. Vrouw. De spreuk op zijn bisschopswapen 'Stella Duce' beklemtoonde zijn devies: 'Limburg aan Christus door Maria.' In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog wijdde hij alle dekanaten, parochies, instituten, kerkelijke en katholieke organisaties toe aan Maria. In 1947 liet hij in Maastricht een Maria-congres houden. In de jaren van 1950 tot 1955 leidde hij persoonlijke pelgrimstochten met de beeltenis van de door hem zeer vereerde 'Sterre der Zee' van Maastricht door het hele bisdom Roermond. Elke parochie werd bezocht.

Bisschop Lemmens had uitgesproken ideeën over de strijd die hij als herder - als vader-bisschop zoals hij zich ging noemen - had te voeren. Hij zag in een geestelijk perspectief mens en wereld als het gevechtsterrein van de strijd tussen goed en kwaad, tussen God en de duivel. 'Men zou haast zeggen, dat de zevenkoppige draak over de wereld sluipt, hier zich vertoonend als een monster van godloosheid en ongeloof, daar als een gedrocht van nieuw-heidendom, elders weer als een monster, dat de H. Kerk van haar rechten en vrijheden wil berooven...' (Vastenbrief, 30-1-1937). Bevreesd als hij was dat het nationaal-socialisme, het materialisme en het atheïstisch humanisme onvermijdelijk de godsdienstigheid in zijn bisdom zouden doen afnemen, wilde hij alle milieus en organisaties van zijn bisdom weerbaar maken.

Voordat het Nederlandse episcopaat op 6 mei 1936 officieel zou verklaren dat diegenen die aan de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) in belangrijke mate steun verleenden, niet tot de H. Sacramenten konden worden toegelaten, had de Roermondse bisschop al in zijn Vastenbrief van 11 februari van dat jaar het nationaal-socialisme veroordeeld. Hij herinnerde zijn gelovigen aan de Vastenbrief van 1934, waarin de Nederlandse bisschoppen gewaarschuwd hadden voor deze beweging. Thans riep hij de katholieken van Limburg op geen lid van deze vereniging te blijven of te worden en ook geen vergaderingen van de NSB te bezoeken.

Wellicht is deze reeds in februari 1936 door bisschop Lemmens uitgesproken veroordeling mede bepaald door het verkiezingssucces van de NSB in 1935 in Zuid-Limburg en door talrijke conflicten die hij en H.A. Poels, de Limburgse hoofdaalmoezenier van Sociale Werken, hadden gehad met een grootgrondbezitter, behorend tot de Zuidlimburgse katholieke adel, M.V.E.H.J.M. graaf De Marchant et d'Ansembourg. Deze had sinds het najaar van 1933 gepoogd de bisschop en diens vriend Frans Féron, hoogleraar in de moraaltheologie en sinds 1934 president van het groot-seminarie te Roermond, tot zijn nationaal-socialistische inzichten over te halen. Toen dit niet lukte betichtte D'Ansembourg de Roermondse Ordinarius in Rome van gewetensdwang, die hij door weigering der H. Sacramenten op leden van de NSB uitoefende. In de zomer van 1936 was vooral bisschop Lemmens het doelwit van aanvallen van de landelijke NSB. Zo riep de gewestelijk commissaris der NSB van het gewest Zuid-Holland S.L.A. Plekker zijn kameraden op om op 5 september 1936 naar Valkenburg (Limburg) te komen: '...Zuid-Holland zal optrekken naar Valkenburg om een ieder ook Zijne Excellentie den Bisschop van Roermond duidelijk te maken, dat wij voor geen onwettig geweld, in welke vorm ook, zullen wijken...' (Limburger Koerier, 27-8-1936).

De reacties in het Roermondse diocees op de aanval op zijn bisschop waren fel. Massademonstraties in haast alle dekanaten van het bisdom vonden op zondag 6 september 1936 plaats, waarin uitdrukkelijk trouw en aanhankelijkheid aan vader-bisschop werden betoond (Limburger Koerier, 7-9-1936). Bij de volgende verkiezingen in 1937 was in Limburg het fascistische gevaar bezworen.

Tijdens de oorlogsjaren waren bisschop Lemmens en zijn Haarlemse collega, J.P. Huibers, in de regel even strijdbaar als de aartsbisschop van Utrecht, J. de Jong. Toen laatstgenoemde in oktober 1940 van J.R. Slotemaker de Bruine de tekst van het eerste protest der protestantse kerken tegen de anti-joodse maatregelen ontving, meende de aartsbisschop dat ook het Nederlandse episcopaat een dergelijk stuk moest doen verschijnen. Was aanvankelijk alleen de bisschop van Haarlem met de aartsbisschop voorstander van een openlijk afgelegd protest, in november sloot zich de Roermondse bisschop bij hen aan. Als 'andere Hoogwaardige Excellenties tegen bekendmaking op de kansel bezwaren blijven hebben, dan moet het op andere wijzen toch ter kennis van het volk komen dat ook de Katholieke Bisschoppen onrecht onrecht durfden te noemen en er tegen op zijn gekomen. Als het feit aan de priesters (dekenen) overal bekend gemaakt wordt, komt de bevolking er ook van op de hoogte...' (Brief van Lemmens aan de aartsbisschop, geciteerd bij L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden... IV, 780). Het protest ging niet door, aangezien de bisschoppen van Breda en van 's-Hertogenbosch, A.P.W. Hopmans en A.F. Diepen, bezwaren bleven maken.

Tijdens de oorlog ging bisschop Lemmens door, zijn gelovigen principieel te wijzen op de gevaren van het nationaal-socialisme. Hij ondervond daarbij de steun van zijn priesters, die de bisschoppelijke directieven doorgaven, uitvoerden en verspreidden en om die reden soms in de gevangenis belandden. Gesteund door de bisschop en in voortdurend contact met de secretaris van het bisdom, Leo Moonen, spande de Limburgse geestelijkheid zich voortdurend in, de katholieken in het gewest aan te sporen onderduikers op te nemen. Secretaris Leo Moonen, vertrouwensman van velen en raadsman van de verzetsbeweging in Limburg, liet op 2 april 1945 het leven in het concentratiekamp te Bergen-Belsen. In totaal vonden zestien seculiere priesters en acht regulieren van het bisdom Roermond tijdens de oorlog de dood in concentratiekampen of gevangenissen.

Tussen september 1944 en mei 1945 werd het bisdom Roermond zwaar getroffen door het oorlogsgeweld. De bewoners werden gedwongen naar de noordelijke provincies te evacueren. De bisschop vergezelde hen. Bij zijn terugkeer in zijn bisschopsstad was een derde deel van de kerken van het diocees Roermond verwoest of zwaar beschadigd.

Toen werd het doel van bisschop Lemmens het kerkelijk en maatschappelijk leven, zoals dat vóór 1940 in zijn bisdom gestalte had gekregen, te herstellen. Hij intensiveerde de zielzorg, liet kerken herstellen en nieuwe bouwen in de door hem opgerichte parochies. Waren er in 1932, toen hij bisschop werd, 245 parochies en rectoraten, in 1957, zijn laatste ambtsjaar, was dit aantal tot 325 gestegen. Ook werden de sociale en caritatieve instellingen heropgericht en werd de organisatie van het jeugdwerk gedeeltelijk vernieuwd.

Het Mandement van het Nederlandse episcopaat De katholiek in het openbare leven van deze tijd (1954), in feite geschreven door zijn coadjutor Hanssen en zijn vicaris-generaal F.J. Féron, beantwoordde geheel aan het beleid dat de bisschop in het Roermondse diocees poogde te verwezenlijken. De katholieke Limburgers moesten immers, zijns inziens, hun krachten bundelen in een sterke groepsverbondenheid. Lemmens streefde ernaar de overheersende positie van de RK kerk en van de katholieke organisaties in zijn diocees te versterken, opdat deze opgewassen zouden zijn tegen de aanvallen van het socialisme en voldoende weerbaar om alle penetratiepogingen van protestanten en ongelovigen in Limburg te verijdelen. In hechte verbondenheid met de H. Stoel dienden de katholieken van Limburg te luisteren naar de stem van hun bisschop.

Veel zielzorgers in het Roermondse diocees stonden vrij gereserveerd tegenover de wijze waarop de bisschop rondtrok door het diocees met het beeld van de 'Sterre der Zee' in de jaren 1950 tot 1955. Deze vorm van apostolaat, door sommigen 'vliegende missie', door anderen 'Perigrinatio Mariae' genoemd, was hun te zuidelijk van inspiratie. Een vaststaand feit is echter wel dat de gelovigen van het bisdom in zeer groten getale bij die gelegenheid hun biecht spraken en communiceerden.

Kritiek was er ook op de bisschop, toen hij vóór, maar vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog geloof hechtte aan de 'boodschappen' van Janske Gorissen uit Steenbergen (NB), die gestigmatiseerd heette te zijn. De Roermondse bisschop bleek evenals zijn collega uit Breda, bisschop Hopmans, een zeer groot vertrouwen te stellen in het 'bruidje van Jezus'. De H. Stoel zou na de oorlog via de visitator S.P.C. Tromp S.J. een definitief einde maken aan de 'cultus' die rondom deze vrouw was gegroeid.

Ook het besluit van de bisschop om de befaamde open kostschool 'Rolduc' tot klein-seminarie van het bisdom om te vormen, werd hem niet overal in dank afgenomen. Naast zijn ijver over goede diocesane priesters te beschikken, heeft ook de aandrang van de H. Stoel, die al in de jaren dertig deze Roermondse bisschop voorhield een exclusief klein-seminarie in de door Rome verlangde geest in zijn bisdom in te richten, hierbij een belangrijke rol gespeeld. Door de vestiging van dit klein-seminarie te Rolduc (1946) week het Roermondse bisdom niet meer af van de situatie in de overige Nederlandse bisdommen, die al meer dan honderd jaar een eigen klein-seminarie bezaten. Het Belgische model, waarbij toekomstige priesterstudenten op bisschoppelijke colleges hun gymnasiale opleiding voltooiden, bleef tot dan toe gehandhaafd in Limburg. Vóór 1840 had dit gewest tot het bisdom Luik behoord.

Bisschop Lemmens heeft te lang zelf het bisdom willen besturen en aan zijn coadjutor Hanssen te weinig kunnen overlaten. Na 1947, toen de bisschop ernstig ziek werk, mede ten gevolge van de spanningen van de zware oorlogsjaren en de evacuatie naar Friesland, is de psychische gezondheid van deze gevoelige mens met een neurotische aanleg niet meer volledig hersteld. Een groot deel van zijn clerus, zeer vele vrouwelijke religieuzen in het bisdom, aan wie de bisschop tijdens zijn episcopaat bijzondere zorg besteedde, en een zeer groot aantal Limburgse katholieken hebben grote sympathie gekoesterd voor deze ijverige zielzorger, die door de doorsnee katholiek in Limburg vaak 'vader-bisschop' genoemd werd. Rondtrekkend door zijn diocees wist hij veel mensen voor zich te winnen door zijn hartelijke eenvoud en zijn menselijke goedheid vooral voor de zieken, de armen en de maatschappelijk onaangepasten.

Mgr. Lemmens heeft ongetwijfeld de figuur van de bisschop en daarmee ook de kerk dichtbij de mensen gebracht. Hij deed dit ongekunsteld. Vaak doorbrak hij bij plechtige gelegenheden het protocol om kinderen te zegenen of om met eenvoudige mensen te praten. Zijn manier van spreken en zijn wijze van optreden konden bij intellectueel gevormden echter niet steeds waardering vinden.

A: Archief-Lemmens in het archief van het bisdom Roermond.

P: Herderlijke brieven in Analecta voor het bisdom Roermond van 1932 tot 1958.

L: Naast huldigingsartikelen in De Tijd, 25-8-1934 en Maas- en Roerbode, 22 en 23-7-1960, F. Feron, in Credo. Diocesaan weekblad bisdom Roermond l (1949) 33 (19 augustus); H. van Aalst, 'Parochie en kerken onder het episcopaat van mgr. Lemmens', in De Bronk. Limburgs Maandblad 4 (1956-1957) 290-293; J. Moonen, in Jaarboek bisschoppelijk college Sittard 21 (1959-1961) 5-6; P. Moors, in Analecta voor het bisdom Roermond 41 (1960) 110-111; P.M. van der Ploeg O.P., ibidem, 42 (1961) 134-143; L.J. Regier, 'Mussert bij Mussolini en Pacelli', in Terugblik en uitzicht (Hilversum [etc.], 1965) II, 361, 362; L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog ('s-Gravenhage, 1969 - dl.) I, IV, V, VII, passim; A.F. Manning, 'Uit de voorgeschiedenis van het Mandement van 1954', in Jaarboek van het Katholiek Documentatie Centrum 1971, 138-148; S.Y.A. Vellenga. Katholiek Zuid-Limburg en het fascisme (Assen, 1975); A.F. Manning, 'De Nederlandse katholieken in de eerste jaren van de Duitse bezetting', in Jaarboek van het Katholiek Documentatie Centrum 1978, 105-129; J. Hinke, 'Het bisschoppelijk Mandement 1954 in pers en politiek. Mei 1954-februari 1955', ibidem, 1979, 73-116; Het vierde Rolduc, 1946-1971. Geschiedenis van een klein-seminarie. Onder red. van C.Th.W. Reul [et al.] (Kerkrade, 1983)18-28.

I: Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen, Collectie personen: afb. 3a75 [J.H.G. Lemmens in 1942].

M.G. Spiertz


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013