Hall, Walraven van (1906-1945)

 
English | Nederlands

HALL, Walraven van (1906-1945)

Hall, Walraven van, bankier en verzetsleider (Amsterdam 10-2-1906 - Haarlem 12-2-1945). Zoon van Adriaan Floris van Hall, bankier, en Petronella Johanna Boissevain. Gehuwd op 1-3-1932 met Anna Mathilde den Tex. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren. afbeelding van Hall, Walraven van

Van Hall werd als derde zoon in een gezin geboren dat tien kinderen zou tellen. Het gezin behoorde tot bekend en vooraanstaand geslacht. Na privé-onderwijs was hij in 1919/ 1920 leerling op het Amsterdams Lyceum en vervolgens tot juli 1922 op het Kennemer Lyceum in Bloemendaal. Al op jeugdige leeftijd was hij een geestdriftig zeiler en voelde hij zich tot de zeevaart aangetrokken. In juli 1922 werd hij ingeschreven aan de Zeevaartschool Willem Barentsz op Terschelling, die hij drie jaar later als stuurmansleerling verliet. Als zodanig trad hij in augustus 1925 in dienst van de NV Koninklijke Hollandsche Lloyd, verwierf in 1927 het diploma derde stuurman voor de Groote Scheepvaart en in 1928 het certificaat voor radiotelegrafist. Na verkrijging van het diploma tweede stuurman werd hij tot zijn grote teleurstelling wegens zijn ogen afgekeurd. Met een zeer gunstig getuigschrift werd hem in juni 1929 eervol ontslag verleend.

In het najaar van 1929 vertrok Van Hall naar de Verenigde Staten, waar hij aanvankelijk bij een scheepvaartmaatschappij in New York in dienst zou treden, doch als gevolg van de uitgebroken wereldcrisis niet werd aangenomen. Via zijn broer G. van Hall, die in New York een bankfunctie bekleedde, vond hij emplooi bij een andere bank in Wall Street. Na ruim een jaar keerde hij naar Nederland terug en werd in februari 1931 tot mededirecteur benoemd van het bijkantoor in Zutphen van de in Amsterdam gevestigde bank H. Oyens & Zn, waarvan zijn vader directeur was. Kort voor het begin van de Tweede Wereldoorlog gaf hij les in radiotelegrafie en organiseerde hij in Zutphen de plaatselijke luchtbescherming. In maart 1940 werd hij als firmant opgenomen in de oude bankiers- en effectenfirma Wed. J. te Veltrup in Zaandam, waar hij voortaan zou wonen. In verband met zijn nieuwe functie werd hij toegelaten als lid van de Vereeniging voor den Effectenhandel en kreeg hiermede toegang tot de Amsterdamse Effectenbeurs. Hoewel niet aan een politieke partij verbonden, had Van Hall grote belangstelling voor de publieke zaak. Met zijn open persoonlijkheid was hij voorstander van samenwerking met figuren uit uiteenlopende maatschappelijke groeperingen. Dit leidde ertoe dat hij zich aansloot bij De Nederlandsche Unie en in augustus 1940 voorzitter werd van de in Zaandam opgerichte afdeling.

In oktober 1941 werden de tot dan uitbetaalde lonen aan gezinnen van in geallieerd verband varend koopvaardijpersoneel door een Duitse maatregel verlaagd tot het niveau van het maatschappelijk hulpbetoon. Door A. Filippo, gezagvoerder bij de Rotterdamsche Lloyd, werd een steunfonds opgericht, de Zeemanspot geheten, aanvankelijk om zeemansgezinnen, spoedig ook achtergeblevenen van het marinepersoneel, te hulp te komen. Bij de oprichting van plaatselijke hulpcomités vond hij een enthousiaste medewerker in de oud-koopvaardijofficier Van Hall, die zelf weer zijn broer G. van Hall erbij betrok. Met de Duitse maatregelen op het gebied van jodenvervolging, arbeidsinzet en de instelling van de Kultuurkamer groeide het aantal zich hiertegen verzettende groepen en daarmee de behoefte aan financiële steun. De initiatiefnemer van een steunorganisatie in Eindhoven, I.J. van den Bosch, afdelingsdirecteur van de Philipsfabrieken, kwam in contact met de gebroeders Van Hall, en gezamenlijk leidden zij het Nationaal Steun Fonds (NSF), dat met een net van geldinzamelaars en -distribuanten het gehele land bestreek en als 'de bankier van het verzet' alle facetten van het illegale werk financierde. Met grote vindingrijkheid werden problemen bij de geldinzameling - bijv. via de tien grote banken, de belastingdienst en giften - opgelost, waarbij voor de verantwoording van ontvangen bedragen o.a. werd gebruik gemaakt van waardeloze effecten, zilverbons en vervalste schatkistpromessen. In totaal werd meer dan 84 miljoen gulden uitgekeerd, waarbij misbruik van gelden nagenoeg niet voorkwam. Na 17 september 1944 vormde de spoorwegstaking een extra belasting van het steunapparaat. Dat de staking kon voortgezet worden is vooral de verdienste van het NSF geweest, en dan in het bijzonder van Walraven van Hall. In uitputtende discussies met de spoorwegdirectie en de personeelsraad, die met zekere arrogantie het beheer van de voor de 30.000 personeelsleden bestemde loonbedragen onder zich wilden houden, vond Van Hall telkens weer een uitweg uit hoogoplopende meningsverschillen. Een grote steun voor het NSF-werk vormde een tweetal door de regering in Londen gegeven garanties voor ontvangen leningen, die na enkele aanvullingen uiteindelijk het totaal van 80 miljoen gulden bedroegen.

Bij de coördinatie van verzetsactiviteiten in het laatste oorlogsjaar speelde Van Hall een grote rol bij de totstandkoming van de 'Kern' en de 'Top-Driehoek', die vertegenwoordigers van diverse verzetsgroepen tot samenwerking brachten. Na de aanstelling van kolonel H. Koot tot Commandant van de Binnenlandsche Strijdkrachten in oktober 1944 stelde Van Hall hem in Amsterdam bureauruimte en het nodige personeel ter beschikking. Op 27 januari 1945 vond in Amsterdam een vergadering plaats van het Landelijk Werkcomité, opgericht om de steeds intensiever wordende mannenjacht in het kader van de arbeidsinzet tegen te gaan. Door onzorgvuldigheid van een prominent lid van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO), daags tevoren gearresteerd, kwamen de Duitsers achter het adres van samenkomst aan de Leidsegracht. Alle aanwezigen, onder wie Van Hall, vielen in hun handen, waarna in het Huis van Bewaring in Amsterdam door loslippigheid van een medegevangene bleek dat Van Hall de al lange tijd door de Duitsers gezochte, onder de schuilnaam Van Tuyl opererende, centrale figuur was. Als represaille voor de op een lid van de Feldgendarmerie gepleegde aanslag werd Walraven van Hall op 12 februari 1945 in Haarlem-Noord gefusilleerd.

A: Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, Doe. II-Nationaal Steun Fonds.

L: De Zaanstreek in droeve en blijde dagen, 1940-1945. Samengest. door G.C. Huig (Zaandam, 1946); Walraven van Hall 10 februari 1906-12 februari 1945 (Amsterdam, 1946); A.J.C. Rüter. Rijden en staken. De Nederlandse Spoorwegen in oorlogstijd ('s-Gravenhage, 1960); P. Sanders, Het Nationaal Steun Fonds. Bijdrage tot de geschiedenis van de financiering van het verzet, 1941-1945 ('s-Gravenhage, 1960); M.C. van Hall, Drie eeuwen. De kroniek van een Nederlandse familie (Amsterdam, 1961); G. van Hall, Ervaringen van een Amsterdammer (Amsterdam [etc.], 1976); L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog ('s-Gravenhage, 1976, 1981) VII, Xb, passim.

I: M.C. van Hall, Drie eeuwen. De kroniek van een Nederlandse familie (Amsterdam 1961) 96-97.

E.G. Groeneveld


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013