Monchy, Salomon Jean René de (1880-1961)

 
English | Nederlands

MONCHY, Salomon Jean René de (1880-1961)

Monchy, Salomon Jean René de, burgemeester (Rotterdam 9-3-1880 - 's-Gravenhage 25-6-1961). Zoon van Engel Pieter de Monchy, directeur van M. & R. de Monchy NV te Rotterdam, en Johanna Reijnvaan. Gehuwd op 15-6-1905 met Engelbertha Caroline Haitink. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren. afbeelding van Monchy, Salomon Jean René de

De Monchy ging, na zijn eindexamen gymnasium te Rotterdam, rechten studeren, aanvankelijk aan de universiteit van Genève (1898-1902), later aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Zijn studie voltooide hij bij prof. J. Oppenheim op 2 maart 1905 met een dissertatie in de staatswetenschap getiteld De Nederlandsche wetgever tegenover de armoede ('s-Gravenhage, 1905). Reeds voordien, in 1902, had hij een functie gekregen op de afdeling Financiën van de provinciale griffie van Zuid-Holland. Als provinciaal ambtenaar maakte De Monchy snel carrière. Na drie jaar werd hij chef van zijn afdeling. In 1911 - na een intermezzo waarin hij als secretaris van een adviescommissie samen met onder meer de vrijzinnig-democraat D. Bos een reis maakte naar Suriname, teneinde de financiële en economische toestand van de kolonie te onderzoeken - stapte De Monchy over naar de voor deze provincie zo belangrijke afdeling Waterstaat. Twee jaar later volgde zijn benoeming tot griffier van de Staten van Zuid-Holland, welke functie hij bekleedde tot hij in 1921 werd geïnstalleerd als burgemeester van Arnhem.

Ruim 12½ jaar bleef De Monchy eerste burger van Arnhem. Gedurende die tijd was hij vooral betrokken bij de bescherming van Arnhems natuurschoon (met de aankoop van park Zypendaal door de gemeente als belangrijkste wapenfeit), de uitbreiding van Arnhem in oostelijke en zuidelijke richting en de bouw van een vaste brug over de Rijn. Omdat hij de gemeenteraad te toegevend vond bij de vaststelling van de hoogte der salarissen van het gemeentepersoneel, nam De Monchy het initiatief om met andere grote gemeenten te komen tot een gezamenlijk optreden bij het arbeidsvoorwaardenoverleg. Dit leidde tot de oprichting van het 'Centraal Orgaan' van steden boven de 30.000 inwoners, dat namens de aangesloten gemeenten onderhandelde met de hoofdbesturen van de ambtenarenorganisaties. Hoewel juist de salarishoogte niet in het overleg betrokken werd, werd De Monchy voorzitter van het orgaan.

Kort na de viering van zijn koperen ambtsjubileum in Arnhem werd De Monchy gevraagd voor het burgemeesterschap van 's-Gravenhage. Op 1 juli 1934 werd hij als zodanig geïnstalleerd. In het meer grootsteedse 's-Gravenhage zag De Monchy minder mogelijkheden dan in Arnhem zich intensief met bepaalde vraagstukken te bemoeien. Aangelegenheden waarmee hij zich bijzonder intensief heeft beziggehouden zijn de bevordering van het vreemdelingenverkeer, het streven het park Zorgvliet zoveel mogelijk intact voor de stad te behouden en de nieuwbouwplannen voor het stadhuis. Grote indruk maakte op De Monchy het feit dat hij in 1937 in de gelegenheid werd gesteld het huwelijk te sluiten van prinses Juliana en prins Bernhard.

Tijdens de bezetting heeft De Monchy niet lang burgemeester kunnen blijven. Hoewel hij voorstander was van een 'correcte samenwerking' met de bezettingsautoriteiten werd De Monchy op 1 juli 1940 ontslagen. Aanleidingen daarvoor vormden zijn rede tijdens de eerste raadsvergadering na de Nederlandse capitulatie - waarin hij stelde dat het Nederlandse leger slechts door het dreigement van bombardementen op andere grote steden dan Rotterdam op de knieën was gedwongen en waarin hij opriep tot trouw aan en solidariteit met de uitgeweken Koningin - en in 't bijzonder de Oranjedemonstraties op de verjaardag van prins Bernhard ('Anjerdag'), die vooral in Den Haag een grote omvang hadden aangenomen.

Op 7 oktober 1940 werd De Monchy als 'Indisch gijzelaar' gearresteerd en naar Buchenwald gevoerd. Om gezondheidsredenen kon hij reeds na een maand naar Nederland terugkeren. De rest van de bezetting vulde De Monchy grotendeels met het schrijven van zijn memoires Twee ambtsketens. Herinneringen uit mijn burgemeesterstijd (Arnhem, 1946) - waarin hij heel duidelijk de democratische bestuursvormen van vóór mei 1940 verdedigde - en het Handboek voor het Nederlandsche Provincierecht (Haarlem, 1947). De laatste maanden van de bezetting bereidde De Monchy zich voor op de hervatting van zijn burgemeestersambt. Met de proclamatie van de bevrijding op het bordes van het Haagse stadhuis werd die hervatting een feit. Tot zijn pensionering, op 1 januari 1947, bleef De Monchy in functie.

Naast zijn burgemeesterschap heeft De Monchy ook ander werk verricht. Hij was onder meer voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Gemeentebelangen en lid van de Centrale Beleggingsraad. Na zijn pensionering bleef De Monchy maatschappelijk actief. Hij was voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Maatschappelijk Werk, voorzitter van de afdeling Beheer van de Raad voor het Rechtsherstel en voorzitter van de Commissie van advies inzake de Administratieve Rechtspraak.

In zijn gehele optreden, zijn sterk formeel legaal besef en de waarde die hij hechtte aan goede omgangsvormen was De Monchy een magistraat van de oude stempel. Zijn geloofsovertuiging was doopsgezind; zijn politieke voorkeur liberaal. Tijdens zijn burgemeesterschap was De Monchy evenwel geen lid van een politieke partij. Dat vond hij voor een burgemeester, die immers boven de partijen moest staan, niet gepast. In 1947 werd hij lid van de Partij van de Vrijheid, welke partij in januari 1948 opging in de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. Voor die partij was hij Zuidhollands lijsttrekker bij de Provinciale Statenverkiezingen van 1950. Na een eerste zittingsperiode keerde hij echter niet terug als statenlid.

P: Behalve de reeds genoemde werken: 'Gemeentelijke grondbedrijven', in De Economist (1908) II, 501-522; 'Gemeentelijk grondbedrijf', in Modern gemeentebeheer. Onder red. van J. Gerritsz (Rotterdam [etc., 1909- 1910] 450-482; Algemeen Reglement voor de polders in de provincie Zuid-Holland... van aanteekeningen voorzien door S.J.R. de Monchy (Alphen, 1913); De autonomie van Suriname ('s-Gravenhage, 1924); Bezetting en bevrijding. Persoonlijke herinneringen ('s-Gravenhage, 1953); Depositie van burgemeester en wethouders en de burgemeester (Zwolle, 1956). Preadvie[zen van de] Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland: 4.

L: 'Salomon Jean René de Monchy', in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1961-1962, 148-150; W.C. Six, 'In memoriam mr. S.J.R. de Monchy, erelid van de Vereniging Die Haghe', in Jaarboek Vereniging 'Die Haghe' (1963) XVI-XXIV.

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 1038.

H.J.J. Lenferink


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013