Stoffel, Jan (1851-1921)

 
English | Nederlands

STOFFEL, Jan (1851-1921)

Stoffel, Jan, propagandist voor landnationalisatie (Deventer 28-12-1851 - Deventer 24-2-1921). Zoon van Pieter Stoffel, houthandelaar, en Lijsbeth van Saane. Gehuwd op 2-6-1880 met Engelina Elisabeth van Groningen. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren.

Hoewel middel 19e eeuw de naam van de voorname koopmansfamilie Stoffel al onlosmakelijk verbonden werd met Deventer, was hun binding met deze stad van betrekkelijk recente datum. De wortels van de familie hechtten zich in de Zaanstreek, en de opdracht in 1800 aan de overgrootvader van Jan Stoffel om in Deventer een windhoutzaagmolen te bouwen, was vermoedelijk het eerste contact met de stad aan de IJssel. Al op jonge leeftijd treedt Jan na zijn eindexamen HBS in de sporen van zijn vader om samen met drie broers het familiebedrijf voort te zetten. Hij ontwikkelde zich in de jaren tachtig tot een vooraanstaand vrijdenker, geïnspireerd door werk van Dickens en ideeën van Multatuli. In en buiten zijn bedrijf profileerde hij zich als een sociaal bewogen 19e-eeuws ondernemer, een man die met hart en ziel geloofde in de noodzaak van het particulier initiatief en de vrije concurrentie, maar die zich angstig realiseerde dat de heersende economische malaise een voedingsbodem vormde voor de rode vloed van opruiers en communisten. Treffend voor zijn grote betrokkenheid bij de nood van de arbeidende klasse was zijn inzet voor de Deventer werkliedenvereniging 'Help U Zelven' en de sociale maatregelen die hij in eigen bedrijf doorvoerde. De 'degelijke werkmansvriend' was vele jaren commissaris van de coöperatie 'Ons Belang' en trad tijdens de parlementaire enquête van 1886 op als vertrouwenspersoon voor de Deventer werkliedenvereniging.

In zijn vrije tijd bestudeerde Stoffel politieke en economische vraagstukken om zijn ideeën wetenschappelijk te funderen. In 1882 las hij Progress and poverty in de vertaling van J.W. Straatman. Dit boek, waarin de Amerikaanse journalist Henry George uiteenzet waarom het privaat bezit van de grond de belangrijkste barrière vormt in de strijd tegen armoede en onrechtvaardigheid, zou zijn leven veranderen. Bevangen door de overtuiging dat landhervorming tot gemeenschapsbezit het geneesmiddel was voor alle maatschappelijke kwalen, vertaalde Stoffel verscheidene werken van George en schreef hij tal van brochures, waarin steeds dezelfde basisgedachte in verschillende variaties werd herhaald. Aan de Duitser Michael Flürscheim, die - in tegenstelling tot de confiscatietheorie van George - een schadeloosstelling van de grondeigenaren voorstond, ontleende Stoffel de aanpassing aan het Amerikaanse landhervormingsideaal die voor vele gematigde Nederlandse sympathisanten uiterst welkom was. Pogingen daarentegen om de socialistische leider F. Domela Nieuwenhuis voor zijn landhervormingsideaal te winnen liepen spaak, doch ondanks het verschil van inzicht stonden beide mannen - zeker tot 1891 - op vriendschappelijke voet.

Het was vooral aan Stoffels enthousiasme en overtuiging te danken dat de ideeën ten gunste van landnationalisatie in Nederland metterdaad werden verbreid. Zowel Flürscheim als George heeft, resp. in 1888 en 1889, op verzoek van Stoffel een bezoek aan Nederland gebracht. In die jaren vormde de Deventer fabrikant de belangrijkste schakel tussen de grondlegger van landnationalisatie in de oude en de nieuwe wereld. In april 1889 werd onder voorzitterschap van Stoffel de eerste vergadering gehouden van de Nederlandsche Bond voor Landnationalisatie. In juli 1890 volgde het propagandatijdschrift Grond aan Allen. Het blad, dat zijn bestaan voornamelijk dankt aan de inzet van Stoffel, riep op tot brede progressieve samenwerking, met als gemeenschappelijk streven de beëindiging van het particulier grondbezit. Samen met andere vrijdenkers als V.J. Bruinsma, J.A. Nieuwenhuis, D.R. Mansholt, D. de Clerq en A.H. Gerhard vormde Stoffel in die jaren een schakel tussen socialisten en radicalen. Dat zijn ideeën vooral in de noordelijke provincies weerklank vonden was begrijpelijk. De agrarische crisis bereikte eind jaren '80 haar dieptepunt en liet vooral in Friesland diepe sporen na. Tijdelijk werden in Friesland radicalen en socialisten erdoor bijeengedreven, en dit leidde zelfs ca. 1890 tot de oprichting van de Friesche Volkspartij, waarin uitdrukkelijk beide politieke richtingen werden samengebracht. De idee van landnationalisatie leek een van de aantrekkelijke, onderlinge verschillen overbruggende, programonderdelen. Groot was voor Stoffel de teleurstelling toen de socialisten na de kamerverkiezingen van 1891 (Stoffel was kandidaat voor de Volkspartij in Dokkum) een forse streep haalden door dit breed politiek verbond. Weloverwogen koos Domela Nieuwenhuis landnationalisatie uit als socialistische stok om de in zijn ogen door kruising van de radicalen verwekte bastaardhond te slaan.

Vanaf dat moment voerde Stoffel slechts strijd tegen de afkalving van zijn idealen. Zijn onstuitbare energie, de intensieve correspondentie met vele tijdgenoten en een stroom van publikaties konden niet verhinderen dat voor deze eigenzinnige fabrikant een politiek isolement dreigde. De heftige polemieken met P.J. Troelstra en Vitus Bruinsma konden daar geen verandering in brengen. Bespot door de liberalen en ruziënd met de socialisten, verwachtte hij aanvankelijk heil van de zich in die tijd enigszins politiek organiserende radicalen. Doch in de kringen van M.W.F. Treub werd zijn panacee beschouwd als 'een bord aardappelen met lawaaisaus'. Voortdobberend in dit vacuüm werd de vrijdenker in 1893 benaderd door O. Stellingwerf om mee te werken aan een sociaal program van de Friesche Bond van Patrimonium. Tot een duurzame samenwerking zou het nooit komen, omdat de achterban van de Friesche Bond zich bleef verzetten tegen samenwerking niet 'stoelende op dezelfde wortel des geloofs'. Wel signaleren we vanaf die tijd een onmiskenbare toenadering van Stoffel tot het christelijk geloof, al zou hij zich nooit bij een confessionele partij aansluiten en bleef hij in politicis toch dichter bij de progressieve liberalen staan. Zijn vriend C. Bijlenga is hier zeker van invloed geweest. Tijdens de kamerverkiezing van 1897 wist Stoffel samen met de twee Amsterdamse radicalen (P. Nolting en Th.M. Ketelaar) een plaats in de Kamer te verwerven. Hij was de eerste die de uitnodiging accepteerde toe te treden tot de Vrijzinnig Democratische Kamerclub van H. Goeman Borgesius. In februari 1898 verliet hij echter alweer de Kamer, om gezondheidsredenen zo werd gezegd, maar waarschijnlijk vooral omdat hij zich in de Haagse sfeer niet thuis voelde.

De Volkspartij, de Bond voor Landnationalisatie en Grond aan Allen sliepen geruisloos in. Het werd stil rond de man die de drang voelde zijn leven te wijden aan een ideaal. Toen Frederik van Eeden in 1900 ideeën ontwikkelde voor de oprichting van de Vereeniging Gemeenschappelijk Grondbezit (GGB) zocht hij contact met Stoffel. Maar al tijdens de oprichtingsvergadering in 1901 werd het Stoffel duidelijk dat hij weinig te zoeken had in een club die slechts tot doel had particuliere kolonisatie-initiatieven te bundelen. Stoffel is dan nauwelijks vijftig jaar, maar voelt zich moe, teleurgesteld en uitgestreden. In 1918 wordt te Amsterdam als splintergroepering De Grondpartij opgericht. Stoffel wordt erevoorzitter en de brochure De hoofdzaak in het programma der Grondpartij (Baarn, 1919) is de laatste van zijn hand.

A: Collectie brieven van en aan Stoffel in Athenaeumbibliotheek in Deventer. Collectie-Stoffel in Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam. Particuliere collectie van mw. H. Bunschoten-Stoffel in bruikleen Gemeentearchief Deventer.

P: Behalve bovengenoemde publikaties heeft Stoffel nog enkele boeken, tientallen brochures en vele artikelen in o.a. De Nieuwe Gids, Grond aan Allen, de Sneeker Courant en De Klok gepubliceerd. Een bibliografie van zijn belangrijkste publikaties in onder L genoemde doctoraal scriptie.

L: G. Nijhof, 'Morgenrood, herinneringen uit de tachtiger jaren' [S.l., s.a.]. Ms. is aanwezig in het archief van museum De Waag te Deventer; W.H. Vliegen, De dageraad der volksbevrijding. Schetsen en tafereelen uit de socialistische arbeidersbeweging in Nederland 2e dr. (Amsterdam, 1921-1922. 2 dl.); A.C.J. Vrankrijker, Onze anarchisten en utopisten rond 1900 (Bussum, 1972); T. van der Wal, Op zoek naar een nieuwe vrijheid. Een kwart eeuw arbeidersbeweging in Friesland (1870-1895) (Leiden, 1972); J.A. van Kampen, 'De Werkliedenvereniging 'Help U Zelven' en de opkomst van de arbeidersbeweging in Deventer', in Overijsselse historische bijdragen. Verslagen en mededelingen van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsen regt en geschiedenis 92 (1977) 70-100; J.W. Hanenberg, 'De betekenis van landnationalisatie als middel tot maatschappelijke hervorming in Friesland 1890-1893' (Rotterdam, 1986). Doctoraal scriptie Universiteit Leiden aanwezig bij Vakgroep vaderlandse geschiedenis Rijksuniversiteit Leiden.

J.W. Hanenberg


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013