Lenglet, Willem Johan Marie (1889-1961)

 
English | Nederlands

LENGLET, Willem Johan Marie (1889-1961)

Lenglet, Willem Johan Marie, (pseudoniem Ed(ouard) de Nève), journalist en schrijver (Tilburg 7-6-1889 - Amsterdam 27-10-1961). Zoon van Jean Emanuel Alexandre Gustave Lenglet, textielfabrikant, en Johanna Petronella Nooteboom. Gehuwd op 17-9-1910 met Maria Clasina Wilhelmina Staudenmaijer. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren. Na echtscheiding (20-2-1913) gehuwd op 29-4-1913 met Marie Léonie Pollart en van haar gescheiden op 16-1-1925. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. Gehuwd op 30-4-1919 met Ella Gwendolin Rees Williams (pseudoniem Jean Rhys), schrijfster. Uit dit huwelijk werd, behalve 1 zoon die jong overleed, 1 dochter geboren. Na echtscheiding (23-9-1933) gehuwd op 11-1-1936 met Henrietta Catharina Maria van Eijk, schrijfster. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. Na echtscheiding (16-3-1946) gehuwd op 19-3-1947 met Jadwiga Elzbieta gravin Korwin Kossakowska. afbeelding van Lenglet, Willem Johan Marie

Jean Lenglet bezocht internaten en scholen in zijn geboorteplaats Tilburg en in Oudenbosch, Nijmegen en Kerkrade. Na kortstondige verblijven in Purmerend, Helmond, Rotterdam en Antwerpen, waar hij met uiteenlopende baantjes de kost trachtte te verdienen, vestigde hij zich vermoedelijk omstreeks 1910 in Parijs. Hier aanvaardde hij na enige tijd een betrekking als journalist bij de Europese editie van de New York Herald Tribune . Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914 meldde Lenglet zich voor de strijd tegen Duitsland bij het Vreemdelingenlegioen, omdat hij als buitenlander niet in het gewone Franse leger kon dienen. Na een maand werd hij echter afgekeurd. Naar eigen zeggen verrichtte hij vervolgens spionagewerk tegen de Duitsers voor het Deuxième Bureau, de Franse inlichtingendienst. Zijn herinneringen aan de oorlog zouden door hem later, in 1935, op vrij realistische wijze worden verwerkt in zijn roman Muziek voorop .

In 1917 dook Lenglet in Londen op. Hij maakte er kennis met de in Groot-Brittannië gestrande Ella Rees Williams. 'John', zoals zij hem noemde, maakte grote indruk op haar. In zijn huwelijksaanzoek zag zij een mogelijkheid te ontsnappen aan de onbevredigende maatschappelijke en persoonlijke situatie waarin zij zich toen bevond. In 1919 trouwden zij. Voor Lenglet werd het zijn derde huwelijk, en op dat moment was hij in feite met twee vrouwen getrouwd, aangezien hij van zijn tweede echtgenote, een Française, pas zes jaar later officieel zou scheiden. Het paar vestigde zich in Parijs, waar, na een moeilijke tijd om werk te vinden, begin 1920 zijn aanstelling volgde als secretaris van de Japanse delegatie van de Interallied Commission, die toezicht moest houden op de ontwapening in Oostenrijk en Hongarije. In Wenen en Boedapest brachten Jean en Ella enkele zorgeloze jaren door. Om hun luxueuze levenswijze te kunnen volhouden, begon Lenglet geld van de Commission te gebruiken voor valutaspeculatie. Toen hij er echter niet in slaagde dit geld tijdig terug te betalen, kwam er aan deze gelukkige periode een abrupt einde. Om gevangenisstraf in Hongarije te voorkomen, besloten zij in 1922 te vluchten.

Via verschillende landen kwamen Lenglet en zijn vrouw na enige maanden weer in Parijs. Er volgden enkele jaren waarin zij moesten rondkomen van een wisselvallig inkomen. Het was in deze tijd dat Ella begon te schrijven. In 1924 verscheen onder het pseudoniem Jean Rhys haar eerste verhaal: het werd het begin van een schrijverscarrière, die haar later veel roem zou brengen. Lenglet was intussen, waarschijnlijk als reisleider - een functie die hij in verband met zijn talenkennis ook later wel uitoefende - werkzaam bij een Amerikaans reisbureau in de Franse hoofdstad. Toen echter uitkwam dat hij geld van zijn werkgever voor privé-doeleinden had gebruikt, werd hij eind december 1924 gearresteerd en wegens verduistering veroordeeld tot een aantal maanden gevangenisstraf. Na zijn vrijlating werd hij in 1925 Frankrijk uitgezet. Zijn vrouw moest zich alleen zien te redden en zocht haar heil bij een andere man. Deze zo ingrijpende gebeurtenissen zou zij in 1928 beschrijven in haar roman Quartet . Lenglet zelf verwerkte zijn gevangeniservaringen zeven jaar later in zijn eerste roman, In de strik . Hoewel zijn huwelijk inmiddels was stukgelopen, hield de vriendschap tussen hem en Ella stand.

Lenglet bleef vervolgens rondzwerven tot hij zich begin 1927 in Den Haag vestigde. Hier trad hij als directeur van een tehuis voor onbehuisden in dienst bij de Kessler Stichting, maar al na enkele maanden moest hij die baan opgeven wegens een geschil met het bestuur. Zijn belevenissen met de Haagse daklozen zouden in 1933 het onderwerp worden van zijn roman Kerels , die typerend is voor zijn gevoel van solidariteit met de verschoppelingen in de samenleving. Ook in dit boek, evenals in het vier jaar later verschenen werk Schuwe vogels , vonden zijn ervaringen met Ella hun literaire neerslag.

Sinds 1928 woonde Lenglet meestentijds in Amsterdam, waar hij aanvankelijk onder andere met Franse en Engelse lessen in zijn onderhoud trachtte te voorzien. Vanaf 1932 verschenen onder het pseudoniem Edouard (of Ed.) de Nève zijn eerste romans, die door de kritiek gunstig werden ontvangen. Zijn debuut bracht hem in contact met de schrijfster Henriëtte van Eyk, en samen publiceerden zij in 1934 de verhalenbundel Aan den loopenden band . In deze jaren werkte hij tevens als free-lance journalist, onder meer voor De Groene Amsterdammer . In 1935 werd Lenglet correspondent van het sociaal-democratische dagblad Het Volk in Londen. Hier trouwde hij begin 1936 met Henriëtte van Eyk. Lang zouden zij echter niet in de Britse hoofdstad blijven. Een conflict met de redacteur buitenland deed hem enkele maanden later zijn baan verruilen voor die van correspondent van de Britse krant Daily Herald in Amsterdam. Tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zou hij deze functie uitoefenen.

Hoewel politiek van nature niet links gaf Lenglet steeds blijk van zijn afkeer van iedere vorm van dictatuur. Van 1935 tot 1937 was hij een der redacteuren van het mede door hem opgerichte tijdschrift Kroniek van Hedendaagsche Kunst en Kultuur , dat stelling nam tegen het fascisme en het nationaal-socialisme. Zijn bijdragen aan dit blad leggen hiervan getuigenis af. In de Spaanse Burgeroorlog ging zijn sympathie uit naar de republikeinen, blijkens twee brochures, Spanje, dapper Spanje! en Durango, eens een zonnige Spaansche stad... , die hij schreef in 1937, na als correspondent het verscheurde land te hebben bezocht.

Direct na de Duitse inval in Nederland in mei 1940 ging Lenglet in het verzet. Zijn ondergrondse werkzaamheden omvatten onder meer spionage, pilotenhulp, illegale pers en sabotage. Een belangrijke rol was voor hem weggelegd bij de voortzetting van Vrij Nederland . Toen namelijk in het voorjaar van 1941 bijna alle medewerkers van dit ondergrondse blad door de bezetter waren gearresteerd, toonde hij zich onmiddellijk bereid de redactionele leiding op zich te nemen. Nadat Lenglet eind september van dat jaar door de Duitsers was gearresteerd, nam H.M. van Randwijk zijn taak over. Deze arrestatie was het gevolg van verraad bij een van Lenglets pogingen bemanningsleden van een neergestort vliegtuig naar Groot-Brittannië te laten terugkeren.

Na opsluiting in Scheveningen en Amsterdam kwam Lenglet in juni 1942 terecht op een afdeling voor criminele psychopaten in een krankzinnigengesticht te Eickelborn bij Dortmund. Om hem van de doodstraf te redden, hadden vrienden namelijk, buiten zijn medeweten, gezorgd voor een verklaring van ontoerekeningsvatbaarheid. Uiteindelijk verkoos hij echter de dood boven opsluiting in dit gruwelijke oord en bekende hij al zijn verzetsdaden. Inderdaad werd Lenglet op 4 september 1944 ter dood veroordeeld, maar bij vergissing overgebracht naar het concentratiekamp Sachsenhausen, waar hij tot het einde van de oorlog gevangen zou zitten.

Bij terugkeer in Amsterdam, in mei 1945, was Lenglet een ontgoocheld man, die moeite had zich aan de nieuwe situatie in Nederland aan te passen. Zijn huwelijk met Henriëtte van Eyk, dat voor de oorlog al geen succes bleek, liep mede hierdoor in 1946 uit op een echtscheiding. Hij hervatte evenwel zijn werkzaamheden als journalist en schrijver. Reeds in september 1945 verscheen een door hem in opdracht geschreven brochure, getiteld Nederlandsch Roode Kruis Hulpkorps. Zijn ontstaan en zijn arbeid . Een jaar later deed hij verslag van zijn belevenissen in Duitse gevangenschap in Glorieuzen , door hem zelf een 'reportage' genoemd. In mei 1946 werd hij, aangewezen door het Nederlandsche Roode Kruis, lid van de onder het ministerie van Sociale Zaken ressorterende repatriëringscommissie in Polen. In Warschau leerde hij een Poolse kennen, Isia gravin Korwin Kossakowska, met wie hij in maart 1947 in het huwelijk trad.

Na met Isia en haar zoon uit een vorig huwelijk naar Amsterdam te zijn teruggekeerd, publiceerde Lenglet in 1947 de brochure Indien de Nederlandsche regeering in Londen .... . Hierin viel hij fel uit tegen de regering in ballingschap, omdat zij nagenoeg niets had gedaan om voedselpakketten naar Nederlandse gevangenen in Duitsland te zenden. In 1948 verhuisde Lenglet naar Princenhage bij Breda. Hij voltooide er Poolse nachten , een enigszins geromantiseerd verslag van zijn belevenissen in het door de oorlog verwoeste Warschau. Dat zelfde jaar verscheen ook Bij ons op den heuvel , een terugblik op zijn jeugd. Na vijf jaar keerde Lenglet terug naar Amsterdam. Zijn steeds slechter wordende gezondheid, die hem ten slotte geheel aan bed kluisterde, verhinderde hem nog langer literair of journalistiek werk te verrichten. Tot het laatst toe verzorgd door zijn Poolse vrouw overleed hij in 1961 aan een hartinfarct.

Jean Lenglets boeken zijn interessanter door de ongewone gegevens die ze bevatten dan om hun literaire waarde. Zijn romans zijn hier en daar 'meer een photographie dan een werk der verbeelding' (In de strik , 7). Zij bevatten dan ook tal van authentieke gegevens over zijn kleurrijke leven. Lenglet had veel van een bohémien: impulsief en rusteloos. Hij verhuisde tientallen malen, was eindeloos op reis en woonde in diverse landen. Meest kenmerkend voor zijn persoonlijkheid was dat hij zonder risico niet kon leven. Steeds strijdend aan de kant van de vrijheid kwam hij vooral in oorlogssituaties goed tot zijn recht.

A: Collectie-W.J.M. Lenglet en kranteknipsels in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage.

P: Bibliografie in het onder L genoemde werk van Van der Wilk, 271.

L: Haagse Post , 13-6-1959; interview door Bibeb, in Vrij Nederland , 27-6-1959; Henriëtte van Eyk, Dierbare wereld (Amsterdam, 1973) 134-217; Emile van der Wilk, Ed. de Nève. Schrijver, journalist en verzetsman, 1889-1961 (Tilburg, 1989); Carole Angier, Jean Rhys. Life and work (Londen, 1990).

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 1072.

O.A.E.D. van der Wilk


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013