Mol, Jan Cornelis (1891-1954)

 
English | Nederlands

MOL, Jan Cornelis (1891-1954)

Mol, Jan Cornelis, filmer (Venhuizen (N.H.) 17-10-1891 - Heemstede (N.H.) 10-10-1954). Zoon van Cornelis Mol, fruitkweker, en Maartje Nobel. Gehuwd op 22-4-1918 met Rensina Coster. Uit dit huwelijk werden 3 zoons geboren.

afbeelding van Mol, Jan CornelisJan Mol, enige zoon van een fruitkweker, bezocht de driejarige-HBS te Enkhuizen en de tuinbouwschool in het Drentse Frederiksoord. Toen zijn vader in 1909 op 38-jarige leeftijd overleed, had hij geen andere keuze dan het familiebedrijf over te nemen. Maar toen Mol directeur van de plaatselijke groenten- en fruitveiling kon worden, greep hij die kans aan, omdat het werk als fruitkweker hem weinig beviel. Mols echte belangstelling ging echter uit naar de fotografie, en hij sloot zich aan bij het groeiende legioen van fotoamateurs dat toentertijd in zelfingerichte donkere kamers met lenzen, chemicaliën en papiersoorten experimenteerde.

In 1920 verschenen er voor het eerst foto's van Mol in Focus. Maandblad voor Amateurfotografie . Een jaar later werd hij directeur van dit toonaangevende tijdschrift en verhuisde hij met zijn gezin naar Bloemendaal. In maart 1923 publiceerde Mol zijn eerste artikel over film. Hij besprak hierin de mogelijkheden van een door de Duitse firma Ernemann ontworpen filmcamera, waarmee vijfhonderd beelden per seconde konden worden opgenomen om zo processen die het blote oog ontgingen zichtbaar te maken. Daar Mol niet goed met de oprichter van Focus , Adriaan Boer, kon opschieten, werd hem per 1 september 1923 eervol ontslag verleend. Hij vond weldra een ander publicatieplatform en een bijverdienste in het tijdschrift De Camera - vanaf 1927 Vereenigde fotobladen Lux - De Camera -, waarvoor hij tot 1932 de rubriek 'Filmknipsels' - later 'Filmpraatjes' - verzorgde.

Mols fascinatie voor de film was, naar eigen zeggen, gewekt door een demonstratie van microcinematografische opnamen die professor H.F.W. Siedentopf verzorgde tijdens een bezoek aan Nederland in 1921. Deze hoogleraar uit Jena wilde echter niets onthullen over deze methode, waarbij vele malen uitvergrote opnamen op film werden vastgelegd. Aangezien er ook nauwelijks vakliteratuur op dit gebied beschikbaar was, besloot Mol zich, na zijn vertrek bij Focus , deze techniek langs praktische weg eigen te maken. Daartoe richtte hij een voormalige slagerij in Bloemendaal als filmstudio in, die hij de naam Bureau voor Wetenschappelijke Kinematografie gaf. Het filmen van micro-organismen bracht de nodige problemen mee: de micro-organismen sneuvelden onder de felle belichting of hun beweging werd vervormd. Maar uiteindelijk wist Mol het leven in een waterdruppel, de bloedsomloop van een kikker en de beweging van spermatozoïden op film vast te leggen. Hij verwerkte deze opnamen in Anthony van Leeuwenhoek (1924), een film over de ontdekkingen van deze 17de-eeuwse onderzoeker. Een hoogtepunt in deze film vormden de beelden van kristallisaties. Chemicaliën van het soort dat iedere fotoamateur in zijn donkere kamer had staan - hypo, metol, natriumsulfiet, koolzure soda enzovoort - bleken, talloze malen uitvergroot, bij kristallisatie de meest verrassende abstracte patronen aan te nemen.

Eerst vertoonde Mol Anthony van Leeuwenhoek en andere films van zijn hand in het circuit van verenigingen van fotoamateurs, volksuniversiteiten en Nutsdepartementen, maar in 1928 vestigde hij zijn reputatie in kringen van de filmavant-garde. In de Parijse 'Studio 28' werd een nieuwe versie van de kristallensequentie uit Anthony van Leeuwenhoek vertoond met maar liefst drie projectoren naast elkaar op een breed scherm, de zogenaamde 'triptyque'. In eigen land werd Mols werk door de Filmliga ontvangen als het ultieme voorbeeld van 'absolute film', van film namelijk die zijn inspiratie niet aan een reeds bestaande kunstvorm als theater of literatuur had ontleend. In 1929 werden zijn films op de prestigieuze Film- und Foto-tentoonstelling te Stuttgart vertoond. In 1930 oogstte de cineast Joris Ivens er veel succes mee, toen hij met eigen werk en dat van geestverwanten van de Filmliga op tournee ging door de Sovjetunie.

In 1927 had Mol de voormalige speelfilmstudio 'Hollandia' in Haarlem betrokken en zijn firma de naam Multifilm gegeven. Toen het bedrijf een jaar later een naamloze vennootschap werd, kwam veertig procent van de aandelen in het bezit van Mol en zijn naaste familie. Multifilm moest het nu hebben van betaalde opdrachten. Deze kwamen van zulke uiteenlopende organisaties als de Koninklijke Nederlandsche Athletiek Unie - die Mol vroeg 'finish-films' van wedstrijden op te nemen met een apparaat dat 120 beeldjes per seconde kon registreren - het Rode, Witte en het Groene Kruis, de VVV van Zuidlaren en een reclamebureau dat, met behulp van micro-opnamen van de menselijk bloedbaan, de pepdrank 'Sanatogen' wenste aan te prijzen.

Grote bekendheid verwierf Multifilm met zogenaamde 'Zeitraffers', een procédé waarbij met een bepaalde interval - van een kwartier of een half uur - steeds een filmbeeldje van een bloem of plant werd opgenomen. Wanneer deze achter elkaar werden afgedraaid, kwam de bloem voor de ogen van de toeschouwer binnen enkele seconden tot bloei. Deze techniek werd bijvoorbeeld met succes toegepast in Van bol tot bloem uit 1931, een opdrachtfilm voor het Centraal Bloembollencomité. Toen Multifilm in 1932 naar een villa aan het Haarlemse Kenaupark verhuisde, was het inrichten van een speciale ruimte voor het vervaardigen van dergelijke opnamen een van de eerste dingen die Mol deed.

Inmiddels had de geluidsfilm zijn intrede gedaan. Mol - een echte knutselaar - ontwikkelde samen met L.E.W. van Albada en ir. Uitermark een eigen systeem voor de optische registratie van geluid op smalfilm (16 mm formaat). Dit was erg in trek bij opdrachtgevers die niet over de financiële middelen beschikten voor normaalfilm (35 mm) of juist vanwege het publiek dat men wilde bereiken, voor smalfilm kozen. Tot die laatste groep behoorde bijvoorbeeld de Nederlandsche Christelijke Filmcentrale, waarvoor Multifilm de projectie van films in school- en verenigingsgebouwen verzorgde.

Mol was bestuurslid van de Nederlandsche Smalfilmliga, de in 1931 opgerichte vereniging van amateurfilmers, die hij, wanneer nodig, met zijn bedrijf organisatorisch of praktisch ondersteunde. Ook de avant-garde cineasten van de Filmliga konden steeds van de faciliteiten van Multifilm gebruik maken. In maart 1934 ondertekende Mol een 'Manifest' in het blad Filmliga , waarin het Nederlandse publiek opgeroepen werd een 'eigen filmindustrie op zuiveren basis te vestigen'.

Het jaar 1935 was belangrijk voor Multifilm. Niet alleen presenteerde het bedrijf iedere dag een nieuwe aflevering van het Flora-Journaal op de internationale bloemententoonstelling 'Flora' te Heemstede, ook maakte het voor NV Droste's Cacao- en Chocoladefabriek te Haarlem een veel geprezen opdrachtfilm, Altijd welkom. Rhapsody in brown getiteld, waarvoor de jonge componist Koos van de Griend een op fabrieksgeluiden geïnspireerde partituur schreef. In datzelfde jaar werd voor het eerst een Multifilm-productie - Het brandmerk van Kaïn? , een film voor de Nederlandsche Bond tot Bestrijding der Vivisectie - niet toegelaten door de Centrale Commissie voor de Filmkeuring. Ook trad in 1935 de geluidstechnicus E.J. Verschueren toe tot het bedrijf. Binnen vier jaar zou deze opklimmen tot adjunct-directeur. Aan hem liet Mol de leiding van Multifilm over, toen hij in mei 1939 naar Nederlands-Indië vertrok. Na honderd films in Nederland gemaakt te hebben was hij toe aan een nieuwe uitdaging: het maken van kleurenopnamen in de tropen.

Door de Duitse inval in mei 1940 was Mol gedwongen op Java te blijven. Hij richtte er een filiaal op van zijn bedrijf: Multifilm Batavia. In het voorjaar van 1942 namen de Japanners bedrijfsruimte en apparatuur in beslag en dwongen Mol als technicus voor hen te werken. Na verloop van tijd belandde hij alsnog in een interneringskamp. Sterk verzwakt werd hij eind 1945 door de Netherlands-Indies Government Information Service voor herstel naar Australië gehaald. Hier werden plannen gesmeed voor de inrichting van een krachtig Nederlands-Indisch filmpropaganda-apparaat. Multifilm Batavia werd samengevoegd met het Gouvernements Filmbedrijf, en Mol werd benoemd tot directeur. Zijn uit Nederland overgekomen zoon Cees werd bedrijfsleider. De politieke situatie maakte het echter steeds moeilijker film als voorlichtingsmiddel te gebruiken onder de Indische bevolking. Tot overmaat van ramp werd het paradepaardje, het bioscoopjournaal Wordende wereld - waarvan tussen 1947 en 1949 meer dan 130 afleveringen werden gemaakt - slechts door een handvol Nederlandse bioscopen afgenomen.

In 1949 reisde Mol terug naar Nederland. In Haarlem trof hij een bedrijf aan dat door Verschueren met succes door de bezetting en de eerste naoorlogse jaren was geloodst. Omdat zijn gezondheid te wensen overliet, lukte het hem niet echt zijn draai te vinden. Het liefst bracht hij zijn tijd door met het filmen van kristallisaties, nu op kleurenmateriaal. In 1951 presenteerde Mol From Leeuwenhoek to the electric microscope , een nieuwe versie van zijn allereerste film, op een congres van de International Scientific Film Association in Den Haag. En in 1953 vertoonde de NCRV zijn microcinematografische opnamen op de toen nog geen twee jaar oude televisie.

Jan Mol is in de herinnering gebleven door zijn pionierswerk op het gebied van de microcinematografie. Daarnaast is ook de invloed van zijn ideeën op de ontwikkeling van de amateurfilm in Nederland van belang. Door zijn praktische vindingrijkheid en zakelijke instinct zorgde de wat stugge West-Fries bovendien voor continuïteit, een zeldzame deugd in de Nederlandse filmwereld. Het strekt Mol tot eer dat hij hierin nadrukkelijk ook zijn collega's, de avant-garde cineasten van de Filmliga, betrok.

A: Familiearchief-Mol-Nobel bij de Archiefdienst Westfriese Gemeenten te Hoorn.

P: Bert Hogenkamp en Paul Kusters, J.C. Mol . Een filmografisch en bibliografisch overzicht van zijn Nederlandse werk (Hilversum 2000).

L: H.G. Cannegieter, 'Karakterschets. J.C. Mol', in Morks-Magazijn 30 (1928) 1-12; L.J. Jordaan, 'Bioscopy. J.C. Mol', in De Groene Amsterdammer , 13-3-1930; Dick Laan, Dick Laan over film. Herinneringen en belevenissen van een oud-filmer (Haarlem [1964]) 74-81; Bert Hogenkamp, 'J.C. Mol en Multi-film: wetenschap - film - bedrijf', in De Nederlandse documentaire film, 1920-1940 (Amsterdam [etc.] 1988) 97-108; idem, 'J.C. Mol als mentor van de wetenschappelijke, amateur- en avant-garde film in Nederland, 1924-'32', in GBG-Nieuws. Geschiedenis, Beeld&Geluid 32 (voorjaar 1995) 4-12; Bert Hogenkamp en Paul Kusters, J.C. Mol. Een filmografisch en bibliografisch overzicht van zijn Nederlandse werk (Hilversum 2000).

I: GBG-Nieuws. Geschiedenis, Beeld & Geluid 32 (voorjaar 1995) 5.

Bert Hogenkamp


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013