Oorthuijs, Casparus Bernardus (1908-1975)

 
English | Nederlands

OORTHUIJS, Casparus Bernardus (1908-1975)

Oorthuijs, Casparus Bernardus, (bekend onder de naam Oorthuys), fotograaf (Leiden 1-11-1908 - Amsterdam 22-7-1975). Zoon van Gerardus Oorthuijs, Nederlands-hervormd predikant, en Dorothea Catharina Helena Christina de Stoppelaar. Gehuwd op 31-8-1932 met Gezina Broerse (1910-1997), onderwijzeres. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. Na echtscheiding (5-8-1938) gehuwd op 3-4-1940 met Lydia Krienen (geb. 1919). Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren.

afbeelding van Oorthuijs, Casparus BernardusCas Oorthuys, de oudste zoon van een predikant, verhuisde in 1909 naar Amsterdam, waar hij de rest van zijn leven zou blijven wonen. Aanvankelijk wilde hij het beroep van zijn vader kiezen, maar mede door leesblindheid moest hij na drie jaar HBS-opleiding het Amsterdamsch Lyceum (1921-1924) verruilen voor de Ambachtsschool in Amsterdam (1924-1926). Daarna volgde hij de opleiding aan de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten (1926-1927) en aan de afdeling Bouwkunde van de MTS (1927-1930), beide te Haarlem. Hij wilde architect worden. Tijdens zijn studie in Haarlem werd hij lid van de Nederlandsche Bond van Abstinent Studeerenden (NBAS), een gezelschap van geheelonthouders, vegetariërs, niet-rokers, antimilitaristen en wereldhervormers. Het lidmaatschap bracht hem in conflict met het domineesmilieu van zijn ouders - waarin activiteiten als kamperen op zondag werden afgewezen - en in contact met linksgeoriënteerde jongelui. Zonder medeweten van zijn ouders las hij De Tribune , het orgaan van de Communistische Partij Holland (CPH).

In 1930 vond Oorthuys als bouwkundig tekenaar werk bij de gemeente Amsterdam, maar als gevolg van de economische crisis werd hij reeds na twee jaar ontslagen. Bij de stempellokalen kwam hij in aanraking met de CPH. Hij werd lid van deze partij en de aan haar gelieerde Vereeniging van Arbeiders-Fotografen. In de NBAS was Oorthuys al geïnteresseerd geraakt in fotografie. Na zijn ontslag bij de gemeente werkte Oorthuys als grafisch ontwerper en fotograaf. Samen met de schilder Jo Voskuil vormde hij van 1932 tot 1935 het reclamebureau OV 20; Oorthuys' vader verschafte hem de benodigde ? 200 voor de overnamekosten. In de tweede helft van de jaren dertig koos hij definitief voor de fotografie, al heeft hij het vormgeven nooit geheel opgegeven: bij de publicatie van zijn foto's - vooral die in boeken - hield hij de mise-en-page soms in eigen hand of werkte hij nauw samen met de vormgever.

Conform aan het karakter van de arbeidersfotografie hebben Oorthuys' foto's uit de jaren dertig veelal een propagandistisch karakter. Armoede, politiegeweld, stempelende werklozen, huisuitzettingen en uitingen van antifascistische gezindheid behoorden tot de onderwerpen die hij en andere arbeidersfotografen vastlegden. Terzelfder tijd hing Oorthuys de Nieuwe Fotografie aan, de moderne richting waarin vormgeving belangrijker werd geacht dan het onderwerp. Machinevormen bijvoorbeeld kregen er meer aandacht dan fabrieksarbeiders. De 'agitprop' van de arbeidersfotografie, dienstbaar aan een hoger ideaal waarvoor 'mooie plaatjes' niet telden, en de esthetische vormgevingsprincipes - diagonalen, slagschaduwen en zeer lage en hoge standpunten - van de apolitieke Nieuwe Fotografie bleken elkaar niet uit te sluiten. Hoe weinig deze twee richtingen ook gemeen hadden, zij werden door verschillende fotografen, onder wie Oorthuys, tegelijkertijd aangehangen. De overeenkomst lag niet in de foto's of de gefotografeerde onderwerpen, maar in de grafische vormgeving van de brochures en tijdschriften, die geïnspireerd was door de Nieuwe Typografie. Fotomontage en het combineren van beeld en tekst werden in beide stromingen toegepast.

Oorthuys was in de jaren dertig lid van verschillende, meest linkse, organisaties, zoals de vakgroep fotografie van de Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (VANK). In 1936 werd hij bestuurslid van de groep 'foto en film' van de Bond van Kunstenaars ter Verdediging van Kulturele Rechten en trad hij op als medeorganisator van de in Amsterdam gehouden tentoonstellingen 'De Olympiade Onder Dictatuur' (1936) en 'Foto '37'.

In 1936 trad Oorthuys in dienst van de Arbeiderspers. Spoedig werd hij vaste fotograaf van de door haar uitgegeven krant Het Volk en het tijdschrift Wij. Ons werk ons leven . De reportagefoto's in het laatstgenoemde blad hadden een minder nadrukkelijk agiterend, propagandistisch en politiek karakter dan zijn foto's uit de periode ervoor. Zij stonden aan het begin van het reportagewerk waarmee hij bekend zou worden.

Tijdens de Duitse bezetting werd Oorthuys lid van het Verbond van Nederlandsche Journalisten, waarbij alle persfotografen zich in 1941 op last van de bezetter moesten inschrijven. In februari 1942 ontkwam hij aan dat - achteraf beschouwd - omstreden lidmaatschap door ontslag te nemen bij de reeds sinds de zomer van 1940 'gelijkgeschakelde' Arbeiderspers. Dit ontslag kon echter niet voorkomen dat zijn foto's die zich in het archief van de uitgeverij bevonden door de bezetter naar eigen inzicht werden gebruikt. In de oorlogsjaren werkte hij aan een opdracht van het Agrarisch Fonds om foto's te maken voor een boek over landbouw. Clandestien maakte Oorthuys vanaf 1942 pasfoto's voor vervalste persoonsbewijzen en deed hij ander illegaal werk. In mei 1944 werd hij vanwege deze activiteiten gearresteerd en overgebracht naar kamp Amersfoort, maar al na drie maanden herkreeg hij om onduidelijke redenen zijn vrijheid; hij dook daarna onder. In september 1944 sloot Oorthuys zich aan bij 'De Ondergedoken Camera', een groep van Amsterdamse fotografen die illegaal het leven in bezettingstijd vastlegden. De in dit verband gemaakte foto's behoren tot Oorthuys' bekendste. Zij geven een indringend beeld van de gevolgen van de oorlog en de hongerwinter in Holland voor de burgerbevolking. Een aantal van deze foto's werd overigens na de oorlog geënsceneerd.

Kort na de bevrijding werd Oorthuys lid van de vakgroep fotografie van de Vereniging van Beoefenaars der Gebonden Kunsten (GKf). In deze kleine, informeel georganiseerde groep kwam een aantal fotografen bijeen met een gelijke achtergrond: gevormd in de jaren dertig, tijdens de bezetting verenigd in het verzet, links in hun politieke opvattingen. Zonder esthetische opsmuk en uit oprechte compassie voor de medemens wilden de GKf-fotografen laten zien hoe deze leefde en werkte. 'Ik ben opgegroeid in een kinderrijk dominees-milieu, dan leer je de mensen om je heen wel zien', zei hij in een interview (Het Vrije Volk , 6-11-1969).

De foto's die Oorthuys na de oorlog maakte zijn zelden politiek getint. Hij had zich geleidelijk zowel van het ouderlijk domineesmilieu als van de CPH, die hij beide als een keurslijf was gaan ervaren, weten te bevrijden. Stelde hij begin jaren dertig zijn fotografie nog in dienst van het communistische ideaal, nadien fotografeerde hij nauwelijks nog zogenaamde grote gebeurtenissen en bracht hij vooral het leven van 'gewone' mensen, waar ook ter wereld, in beeld. Hij kon deze algemene humanistische instelling tot uitdrukking brengen in zowel de door hemzelf samengestelde fotoboeken als in de commerciële, in opdracht gemaakte reis- en bedrijfsboeken.

Oorthuys was een omnivoor. Van klederdrachten tot moderne architectuur, van op het land werkende boeren tot schepen in de Rotterdamse haven, er is bijna geen onderwerp of Oorthuys heeft het gefotografeerd. Deze verscheidenheid werd mede ingegeven door de opdrachten die hij kreeg. Zo zal de weinig moderne manier waarop hij het leven en werken op het land uitbeeldde in het boek Landbouw (1946) een wens van de opdrachtgever of uitgever zijn geweest. De foto's voor dit boek zijn niet geheel vrij van bucolische idealisering en Hollands chauvinisme. In Een staat in wording. Foto-reportage over het Indonesië van heden (1947) en het niet bij zijn leven uitgegeven boek over Belgisch Congo (1992) liet Oorthuys zich daarentegen zien als een kritische en onafhankelijke verslaggever.

Het merendeel van Oorthuys' bewaard gebleven foto's stamt uit de jaren vanaf 1944. Zijn archief omvat circa een half miljoen negatieven. De omvang van het archief moet vooral verklaard worden uit Oorthuys' werkwijze. 'Ieder ding fotografeer ik minstens tien keer. Ik draai er gewoon omheen, een kerk, een plein, een situatie... Ik draai gewoon aldoor maar rond en ik denk: ik heb het! Dat is mijn manier (...) Ik kan niet zitten. Ik kan niet wachten', zei hij in een kranteninterview (Het Parool , 11-11-1969). De varianten die niet de eerste keus bleken, konden later hun waarde hebben. Hij putte immers vaak uit zijn archief wanneer hij bepaalde foto's nodig had. Het boek De toekomst in uw handen (1955) werd bijvoorbeeld op die manier samengesteld. Zijn archief was dan ook niet chronologisch, maar op onderwerp geordend, zodat hij opnamen gemakkelijk kon terugvinden. Bij het fotograferen hield Oorthuys - zo kan uit zijn werkwijze opgemaakt worden - al rekening met eventueel toekomstig gebruik van de foto's in een andere context. Verschillende foto's bewezen inderdaad meer dan eenmaal hun bruikbaarheid.

Oorthuys zag zijn foto's liever in druk dan aan de muur. Hij werd vooral bekend door zijn vele fotoboeken. Daar staat tegenover dat zijn werk bij een groot publiek óók bekendheid kreeg doordat het jarenlang in treincoupés van de Nederlandse Spoorwegen hing. In totaal stelde hij ruim honderd fotoboeken samen. Een groot deel hiervan wordt ingenomen door de steden-, landen- en reisboeken die uitgeverij Contact in pocketvorm uitgaf. Een andere belangrijke categorie is die van de bedrijfs- of gedenkboeken uit de jaren vijftig en zestig. Oorthuys heeft in zijn carrière veel in opdracht gewerkt. Dat betekende dat aan de uiteindelijke fotokeuze en de indeling van het boek soms concessies moesten worden gedaan. In andere gevallen had hij de vrijheid naar eigen inzicht foto's te maken en bepaalde hij (mede) de fotoselectie en de indeling en vormgeving van de boeken of werkte hij nauw samen met de grafisch vormgever.

Oorthuys' aandacht voor de mise-en-page blijkt onder andere uit twee van zijn bekendste boeken, Een staat in wording en Rotterdam dynamische stad (1959). Beide boeken werden door Oorthuys zelf vormgegeven. In Een staat in wording bracht Oorthuys de twee manieren waarop de spanningen tussen Nederland en Indonesië beëindigd konden worden - door onderhandelingen en door wapengeweld - in beeld door deze twee mogelijkheden steeds tegenover elkaar te zetten. In Rotterdam dynamische stad liet Oorthuys vooral de bedrijvigheid van deze stad zien. Hij versterkte dit beeld door geen uniforme, statische vormgeving te kiezen, maar te variëren op de afmetingen en plaatsing van de foto's op de bladzijde.

Het oeuvre van Oorthuys onderscheidt zich in de eerste plaats van dat van zijn collega-fotografen door de omvang en door de veelheid van onderwerpen. In herinneringen aan Oorthuys komt vooral zijn werkdrift vaak ter sprake. Een van zijn reisgenoten voor een Contact-fotoboek schreef later: 'ik was wel eens blij wanneer het eindelijk donker was' (Vrij Nederland , 11-8-1990, p. 4). Het fotograferen was dan tenminste gedaan. Overdag gunde hij zich weinig tijd voor andere dingen. Met een andere tekstschrijver op reis was Oorthuys, nog voordat ze de stad goed en wel hadden verlaten, al vier keer uit de auto gesprongen om ergens een foto van te maken. Hij had een tomeloze energie, ging volledig op in het fotograferen, neigde tot perfectionisme en kon bovendien, door de ervaring van en herinnering aan de crisistijd, moeilijk opdrachten weigeren: 'wie de crisisjaren heeft meegemaakt, weet voorgoed dat leven wérken is' (Vrij Nederland , 11-8-1990).

Met de foto's die hij in de laatste maanden van de bezetting maakte, begon Oorthuys' carrière als zelfstandig fotograaf. Zij hebben hem tijdens de rest van zijn leven nooit losgelaten. Terwijl hij moeite had om over zijn kamp- en andere ervaringen uit de oorlogsjaren te praten, heeft hij de foto's verscheidene keren gebruikt. In 1970 verscheen het fotoboek 1944-45. Het laatste jaar . Hij verwachtte dat dit boek op den duur zijn beste zou zijn. In 1975 overleed Oorthuys plotseling, kort nadat hij in opdracht van de PTT een bevrijdingszegel 1945 - 1975 had ontworpen.

A: Archief-Oorthuys in het Nederlands Fotoarchief te Rotterdam.

P: 'Primaire bibliografie [tot en met 1993]' in de onder L genoemde publicatie van Bool, 14-19.

L: Flip Bool, 'Cas Oorthuys' (1993), in Geschiedenis van de Nederlandse fotografie in monografieën en thema-artikelen . Onder red. van Ingeborg Th. Leijerzapf [e.a.] (Alphen aan den Rijn [etc.] 1984-). Hierin: 'Secundaire bibliografie [tot en met 1993]', 19-24. Verder: Veronica Hekking en Flip Bool, De illegale camera, 1940-1945. Nederlandse fotografie tijdens de Duitse bezetting (Naarden 1995); Mirelle Gishlaine Thijsen, Humanistische fotografie en het geluk van de alledaagsheid : het Nederlandse bedrijfsfotoboek, 1945-1965 (Utrecht 2000). Op 18 november 1984 zond de NOS-televisie de documentaire Mijn generatie is zwart-wit van John Fernhout en Douwes Fernhout uit.

I: Sybrand Hekking, Cas Oorthuys fotograaf, 1908-1975 (Amsterdam 1982) 6 [Oorthuys in 1947].

Hans Rooseboom


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013