Zocher, Louis Paul (1820-1915)

 
English | Nederlands

ZOCHER, Louis Paul (1820-1915)

Zocher, Louis Paul, tuinarchitect (Haarlem 10-8-1820 - Haarlem 7-9-1915). Zoon van Jan David Zocher, tuinarchitect en architect, en Amij Maij. Op 31-5-1855 gehuwd met Wilhelmina Geertruida Santbergen (1828-1862). Uit dit huwelijk werden, behalve 1 zoon die jong overleed, 2 dochters geboren. Na haar overlijden gehuwd op 3-3-1881 met Anna Maria Henrika Elizabeth Wellan (1840-1920). Dit huwelijk bleef kinderloos.

afbeelding van Zocher, Louis PaulLouis Paul Zocher was een telg uit een vermaard geslacht van tuinarchitecten. De ontwerpen van zijn grootvader Johan David senior, zijn oom Carl Georg en zijn vader, Johan David junior, genoten landelijke faam; de laatstgenoemde verwierf tevens bekendheid als architect. Daarnaast was vader Zocher vennoot van de firma Zocher en Comp., die ten noorden van de Kloppersingel bij Haarlem de boom- en vaste-plantenkwekerij 'Rozenhagen' exploiteerde. Aangezien de familie Zocher hier ook woonde, raakte Louis Paul als kind al geboeid door de schoonheid van de daar gekweekte bloemen en planten. Bijna vanzelfsprekend raakte hij betrokken bij het werk op de kwekerij en bij de aanleg van de ontworpen tuinen, parken en begraafplaatsen. In 1837 ging de firma Zocher en Comp., na een fusie, deel uitmaken van de firma J.D. Zocher en Voorhelm Schneevoogt. Aan de bestaande cultures werd toen de teelt van en de handel in bloembollen en knolgewassen toegevoegd.

Ook als tuinarchitect kwam Louis Paul Zocher al jong in de leer bij zijn vader. Nadat hij gebouwen en landschappen had leren tekenen en schilderen werd hij diens assistent bij het maken van tuinontwerpen. Vanaf 1849 was hij medevennoot van de firma J.D. en L.P. Zocher, die zich uitsluitend bezighield met het ontwerpen en aanleggen van tuinen. Door de hechte samenwerking tussen vader en zoon is het nauwelijks na te gaan waar het werk van de een ophoudt en dat van de ander begint. In tegenstelling tot zijn vader was Louis Paul in veel geringere mate als architect werkzaam; zijn bouwkundige prestaties bleven beperkt tot woonhuizen, enige villa's en kleine bouwwerken.

Louis Paul stond sterk onder invloed van zijn vader, die gefascineerd was geraakt door de zogeheten Engelse landschapsstijl, die in de tweede helft van de 18de eeuw in Groot-Brittannië was opgekomen. Allengs gingen de Zochers over op de zogeheten 'late landschapsstijl', die soberder en vloeiender van lijn was, zonder kunstmatige 'stemmingselementen' als ruïnes of tempeltjes. Door hun werkzaamheden bij het naar de laatste mode herinrichten van de in geometrische barokstijl aangelegde buitenplaatsen en parken brachten zij de 'late landschapsstijl' in Nederland tot verdere ontwikkeling en tot grote bloei. Daarbij probeerden zij hun ontwerpen steeds in overeenstemming te brengen met de landschappelijke omgeving en de grondsoort ter plaatse. De door hen aangelegde tuinen sluiten hierdoor goed aan bij de omringende akkers en bospercelen. Veel tuinen en parken werden door de Zochers aangelegd tussen Haarlem en Den Haag, in Utrecht en Doorn, in het Gooi en op de Veluwe. In Haarlem, Utrecht en Amersfoort waren zij bovendien betrokken bij het herscheppen van de geslechte bolwerken in fraaie wandeldreven.

Vanaf ongeveer 1855 beperkte vader Zocher - inmiddels 65 jaar oud - zich tot het ontwerpen van de tuinen, terwijl zoon Louis Paul zich belastte met de vermoeiende reizen om toezicht te houden op de werkzaamheden ter plaatse. In 1864 ontvingen zij de opdracht een aanvankelijk acht hectaren groot rij- en wandelpark ten zuiden van Amsterdam te ontwerpen, dat later de naam Vondelpark zou krijgen. Na het overlijden van zijn vader, in juli 1870, zette Louis Paul Zocher het werk hieraan alleen voort. In gedeelten werd het park vergroot, tot het in 1877 - met een totale omvang van 48 hectaren - was voltooid. Mede onder invloed van Duitse en Franse tuinarchitecten ontwierp Zocher voor deze uitbreidingen voor het eerst deeltuinen met geometrische en symmetrische bestanddelen in een overigens natuurlijk landschap. Deze 'gemengde stijl' zou hij daarna nog enige malen toepassen. Na de voltooiing droeg men ook het onderhoud van het park - dat oorspronkelijk gefinancierd werd door particulieren - aan de firma Zocher op.

In april 1862 overleed Zochers enige zoon, Johan David, die toen drie jaar oud was, en een half jaar later stierf zijn vrouw op 34-jarige leeftijd. Hij bleef toen achter met twee kleine dochtertjes. Om zijn verdriet te overwinnen stortte hij zich daarna geheel op zijn werk. Ook kreeg hij in die tijd belangstelling voor industriële ondernemingen. In 1864 stichtte hij met een compagnon op 'Rozenhagen' de Haarlemsche Maatschappij tot het Verduurzamen van Levensmiddelen. Deze conservenfabriek was waarschijnlijk de eerste in zijn soort van ons land en heeft tot 1909 bestaan. Een andere onderneming waarin Zocher belangen had en die slechts drie jaar bestond, was de in 1870 in bedrijf genomen stoommeekrapfabriek 'Hollandia' aan het Spaarne. Voorts was Zocher de eerste die in het Zeeuwse Wemeldinge oesterputten liet aanleggen voor de kunstmatige oesterteelt. Al eerder stichtte hij aan de Haarlemse Gasthuissingel een 'Inrichting voor warme en koude baden'.

In 1869 stichtten Louis Paul Zocher en zijn jongere medewerker J.J. Kerbert een boomkwekerij met de naam J.D. Zocher en Co. Deze firma, die een afscheiding was van de handelskwekerij J.D. Zocher en Voorhelm Schneevoogt, was eveneens op 'Rozenhagen' gevestigd en werd in de loop der jaren voortdurend uitgebreid. Bij zijn werk werd Zocher enige tijd ter zijde gestaan door zijn beide dochters. De oudste, Johanna, werkte op de kwekerij - zij onderhield daar een proeftuin - en de tweede, Maria, vergezelde haar vader vaak op zijn zakenreizen naar het buitenland. Haar dood op negentienjarige leeftijd in 1875 trof hem opnieuw zwaar.

Tussen 1870 en 1890 heeft Louis Paul Zocher zelf nog verscheidene tuinen en parken ontworpen, zoals 'De Breeriet', een gedeelte van het landgoed 'Twickel' bij Delden (1870/1871), het Kennemerpark in Alkmaar (1873) en het Haagsche Bosch in Den Haag (1877). Voor zijn woonplaats Haarlem ontwierp hij het Frederikspark (1873), het Staten Bolwerk (1873), het Florapark (1873-1877) en het Frans Halsplein (1880). Behalve dat hij af en toe de 'gemengde stijl' toepaste, bleven de stijlkenmerken van zijn vader duidelijk zichtbaar. In de jaren zeventig en tachtig ontwierp hij als architect onder meer de muziektent in het Vondelpark (1873) en het Teijler's Museum in Haarlem (1877). Zochers bekendste werk is het Agnetapark (1884), een woonpark bij de Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek te Delft. Na verloop van tijd liet hij de uitvoering van zijn werken steeds meer over aan zijn compagnon Kerbert. Door zijn verslechterende gezichtsvermogen moest Zocher vanaf ongeveer 1890 ook het ontwerpen van de tuinen grotendeels aan hem overlaten.

Zocher, die een doopsgezinde opvoeding had gehad, leefde altijd heel sober en trad zelden op de voorgrond. Publiciteit vermeed hij zo veel mogelijk; als tuinarchitect maakte hij vrijwel geen reclame. Desondanks genoot hij grote bekendheid en werd hij in Haarlem zeer gerespecteerd. Hier bekleedde hij ook een aantal bestuursfuncties. Zo was hij van 1872 tot aan zijn dood mededirecteur van de Teijler's Stichting. Tot 1900 bleef Zocher actief als adviseur van de gemeente Haarlem voor de Haarlemmerhout en de andere plantsoenen, een functie die hij in 1870 van zijn vader had overgenomen en die hij op zijn beurt moest afstaan aan de tuinarchitect L.A. Springer. Daarnaast was Zocher adviseur van de Rotterdamse diergaarde en vanaf 1878 rijksadviseur voor het Haagsche Bosch.

In 1886 vestigde Zocher zich met zijn tweede vrouw, met wie hij op zestigjarige leeftijd was getrouwd, in de villa 'Flora' aan het Florapark. In de daaropvolgende jaren ontwierp hij met Kerbert onder andere de begraafplaats 'Westerveld' te Driehuis (1888) en de uitbreiding van 'Zorgvliet' te Nieuwer Amstel (1891/1892). Daarna ging hij het wat kalmer aan doen. Hoewel bijna blind maakte hij, geleid door zijn hond, nog wandelingen. Van zijn villa liep hij dan naar de Haarlemmerhout, waar hij zich steeds ergerde aan de ingrijpende reorganisaties die 'de vandaal en woudschenner' Springer daar vanaf 1902 liet uitvoeren.

Louis Paul Zocher overleed op 95-jarige leeftijd, na een ziekbed van vier maanden. Aangezien hij geen kinderen had die hem opvolgden, behalve Kerbert geen leerlingen heeft gehad op wie hij zijn inzichten en kennis kon overdragen en niets over zijn werk gepubliceerd heeft, kwam er omstreeks 1900 een einde aan het werk van drie generaties Zocher. Geen van de toen jonge tuinarchitecten is door de stijl van de Zochers beïnvloed.

A: Documentatie en ontwerptekeningen in de Bibliotheek (afdeling Speciale Collecties) van de Landbouwuniversiteit te Wageningen; architectuurtekeningen van L.P. Zocher in het Nederlands Architectuurinstituut te Rotterdam.

L: Behalve necrologieën in o.a. Oprechte Haarlemsche Courant, 8-9-1915, Algemeen Handelsblad, 9-9-1915 (ocht.), door J.H. Rössing, in De Amsterdammer. Weekblad voor Nederland, 26-9-1915 en door Geertruida Carelsen (=A.G. de Leeuw), in Eigen Haard 41 (1915) 807-809: idem, 'Het werk der Zochers', in De Tijdspiegel 74 (1917), 205-220; Leonard Springer, 'De Nederlandsche Tuinkunst. De landschapstijl van 1750-1900', in Onze Tuinen 16 (1921/1922) 766-768, 783-785, 799-801, 815-818, 831-833 en 848-851; idem, ' Louis Paul Zocher, 1820-1915', in Onze Tuinen 17 (1922/1923) 875-876; E.H. Krelage, Drie eeuwen bloembollenexport. De geschiedenis van den bloembollenhandel en der Hollandsche bloembollen tot 1938 ('s-Gravenhage 1946); Wim Wennekes, 'De statige parken der Zochers', in NRC Handelsblad, 7-7-1984; Carla S. Oldenburger-Ebbers, 'De tuinarchitectuur van de Zochers', in Groen. Vakblad voor Groen in Stad en Landschap 46 (1990) nr. 7, pp. 9-13, 47 (1991) nr. 4, pp. 22-27 en nr. 10, pp. 23-29; Constance D.H. Moes, Architectuur als sieraad van de natuur. De architectuurtekeningen uit het archief van J.D. Zocher jr. (1791-1870) en L.P. Zocher (1820-1915) (Rotterdam 1991).

I: Constance D.H. Moes, Architectuur als sieraad van de natuur. De architectuurtekeningen uit het archief van J.D. Zocher jr. (1791-1870) en L.P. Zocher (1820-1915) (Rotterdam 1991) 14.

A.W.J. de Jonge


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013