Steenis, Hendrik Jan van (1908-1965)

 
English | Nederlands

STEENIS, Hendrik Jan van (1908-1965)

STEENIS, Hendrik Jan van, politicus en bestuurder (Noordeloos (Z.H.) 6-3-1908 – Utrecht 6-2-1965). Zoon van Jan van Steenis, hoofdonderwijzer, en Jannigje Spiering. Gehuwd op 4-12-1931 met Johanna Geertrui Neomagus (1902-1987). Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren.

afbeelding van Steenis, Hendrik Jan van

Henk van Steenis was het jongste kind uit een gezin van tien. Hij werd vernoemd naar een broer van zijn vader. Deze oom, Hendrik Jan van Steenis, was een vooraanstaand anarchist en een van de bewoners van de door Frederik van Eeden gestichte kolonie ‘Walden’. Henks vader, hoofd van de openbare lagere school in het dorp Noordeloos in de streng-christelijke Alblasserwaard, was ook een actieve anarchist en een volgeling van Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Velen in de familie streden tegen armoede en al het overige dat zij als sociaal onrecht beschouwden. Zo zat Henks broer Jan enige tijd in de gevangenis, omdat hij – als antimilitarist – dienstplicht weigerde. Het gezin Van Steenis had het al niet te breed, en na het overlijden van de vader in maart 1910, krap twee jaar na Henks geboorte, moest het zien rond te komen van een klein weduwepensioen. Moeder en Henk verhuisden naar Utrecht, en de oudste twee kinderen gingen werken voor de kost.

Van Steenis volgde de HBS in Utrecht. Aangezien hij vanwege ‘broederdienst’ niet in militaire dienst hoefde, kon hij daarna, in 1926, weg- en waterbouwkunde gaan studeren aan de Technische Hoogeschool in Delft. Om de kosten te drukken woonde hij in bij een broer in Den Haag, die wiskundeleraar was. Naast hen woonde een medewerker van het postbedrijf (PTT), en met diens dochter, de zes jaar oudere Jo Neomagus, een postsorteerster, kreeg hij verkering. In 1931 legde Van Steenis het ingenieursexamen af, en aan het einde van datzelfde jaar trad hij in het huwelijk. Het paar ging in Utrecht wonen. Voor pas afgestudeerden was het toen moeilijk een baan te vinden, maar Van Steenis lukte het wel – mede vanwege zijn goede studieprestaties – aangenomen te worden als landmeter bij Rijkswaterstaat. Hij kon aan de slag in Zeeland en woonde samen met Jo in een oude woonwagen op verschillende plaatsen, waar maar werk voor hem was. Zijn collega-ingenieurs, maar ook de meetarbeiders met wie hij samenwerkte, vonden deze vorm van huisvesting ver beneden zijn stand, maar daarvan trok hij zich niets aan.

Toen in 1933 hun eerste kind zich aandiende, vestigden Van Steenis en zijn vrouw zich in Utrecht. Doordat hij steeds weer andere functies bij Rijkswaterstaat kreeg, verhuisde het gezin nog verscheidene malen: Laren (1936), Delft (1936-1937) en Leeuwarden (1937-1939). Van Steenis vond zijn werk inhoudelijk zeer bevredigend, maar het zinde hem niet dat hij geen vaste aanstelling kreeg. Dat kwam omdat hij niet naliet zijn pacifistische opvattingen uit te dragen. Die opvattingen kwamen voort uit Van Steenis’ christelijke overtuiging, die hij had overgenomen van zijn moeder, die – niet streng overigens – hervormd was. Kerkelijk was hij niet, hij verweet de kerken de bergrede van Christus niet serieus te nemen en oorlog goed te praten. Ook het geweld van de geallieerden in de Tweede Wereldoorlog keurde hij af. Hij koos voor lijdelijk verzet. Als pacifist geloofde hij dat ‘de krachten van de geest sterker zijn dan die van het geweld’ (Bevrijding, 20-2-1957).

Van Steenis wilde zich graag verder ontplooien, maar dat kon in zijn vakgebied alleen in het particuliere bedrijfsleven. En daarvan had hij een grondige afkeer vanwege het winststreven en het ontbreken van maatschappelijke dienstbaarheid. Van Steenis koos daarom in 1939 voor een baan als leraar weg- en waterbouwkunde aan de Middelbare Technische School voor Bouwkunde in Amsterdam en verhuisde met zijn gezin naar Amstelveen.

In 1940 werd Van Steenis benaderd om de tweede druk te verzorgen van Landmeten en waterpassen van zijn ex-collega A. de Vos, die kort tevoren was overleden. Van Steenis vroeg zijn leermeester in Delft, de hoogleraar in de landmeet- en waterpaskunde – en latere minister-president – W. Schermerhorn, om advies. Daaruit groeide een samenwerking, die leidde tot de uitgave van een nieuw boek, gebaseerd op Schermerhorns collegedictaten. Dit Leerboek der landmeetkunde (1941) zou vele herdrukken beleven, en nadien brachten zij hiervan een beknopte versie uit, onder de titel Landmeten en waterpassen voor bouwkundigen (1943).

Na vijf jaren van bezetting kon Van Steenis eindelijk het langgekoesterde plan verwezenlijken een eigen bedrijf te beginnen. Hij verhuisde met zijn gezin – dat inmiddels drie kinderen telde – terug naar Utrecht, waar hij in de serre van zijn huis een ingenieursbureau vestigde, met drie tekenaars en met negen landmeters in de buitendienst. Het bureau had als doel de gemeenschap te dienen. Er mocht geen winst worden gemaakt, omdat hij dat uitbuiting vond: òf de werknemers kregen te weinig betaald òf de klant had te veel betaald. Opdrachten voor militaire projecten werden geweigerd. Als juridische vorm voor het bedrijf werd gekozen voor een coöperatieve vereniging met wettelijke aansprakelijkheid, waarbij de werknemers volledige medezeggenschap hadden. Het beleid werd bepaald door de jaarlijkse algemene vergadering, die uit haar midden het bestuur koos. Het bestuur op zijn beurt benoemde de directeur, die het bedrijf leidde, en de overige personeelsleden. Die directeur bleef Van Steenis. Hij was ook initiatiefnemer en bestuurslid van de overkoepelende, in 1959 opgerichte, Associatie van Bedrijven op Coöperatieve Grondslag (ABC).

Voor het ‘Coöperatief Ingenieursbureau Van Steenis’ was er in de naoorlogse wederopbouwperiode veel werk. Zo kon het bureau snel uitgroeien tot een middelgroot bedrijf in landmeten en weg- en waterbouw, met in 1964 negentig medewerkers en een omzet van ruim 1.300.000 gulden. In 1949 verruilde het ingenieursbureau het woonhuis van Van Steenis voor een statig pand aan de Nieuwe Gracht.

Van Steenis was een bijzonder harde werker, die met weinig slaap kon volstaan. Daardoor had hij ook tijd voor politieke activiteiten en voor zijn grote hobby, het schaken. Jarenlang behoorde hij, qua speelsterkte, tot de subtop in Nederland. Van 1948 tot aan zijn dood was Van Steenis – met een onderbreking van 1957 tot 1959 wegens politieke activiteiten – voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Schaakbond (KNSB). In deze functie spande hij zich vooral in om het schaken van een elitebezigheid tot een volkssport te maken. Van 1951 tot 1965 was hij lid van het centraal comité van de internationale schaakbond FIDE. Hier viel Van Steenis op vanwege de weerstand die hij bood tegen de Sovjetoverheersing binnen de schaakwereld. Binnen de KNSB was hij omstreden door zijn autoritaire optreden. Grootmeester Jan Hein Donner – die veel conflicten met hem heeft gehad – beschreef hem als een paradoxale persoonlijkheid: ‘vegetariër en vaak beschonken, pacifist en altijd ruzie, van hoge principes en onbetrouwbaar’ (Donner, 186). Maar er bestond ook veel waardering voor wat hij als bestuurder wist te bereiken, zowel voor het topschaken als voor het jeugdschaken.

Na de bevrijding ontdekte Van Steenis het belang van de politiek als middel om de in zijn ogen dringend gewenste hervormingen in de wereld tot stand te brengen. Dankzij Schermerhorn werd hij actief in de Nederlandse Volksbeweging (NVB), die een belangrijke rol speelde bij de oprichting van de Partij van de Arbeid (PvdA). Bij de oprichting van deze partij in 1946 werd Van Steenis onmiddellijk lid, maar hij bedankte al een jaar later vanwege haar steun aan de eerste politiële actie in Nederlands-Indië in juli 1947.

In de jaren daarna bleef Van Steenis zonder partij. Wel was hij actief voor de Vredesbeweging De Derde Weg. Eind jaren vijftig werd hij gekozen in het hoofdbestuur van deze organisatie. In 1955 werd hij voorzitter van het zogeheten ‘Daklozenberaad’, een groep socialisten en antimilitaristen die zich noch in de toenmalige PvdA noch in de Communistische Partij van Nederland konden vinden. Op 30 juni 1956 vormde deze groep zich om tot de Actiegroep tot vorming van een Partij op Anti-militaristische en Socialistische Grondslag, en ook daarvan nam Van Steenis het voorzitterschap op zich. Ruim een half jaar later, op 27 januari 1957, werd de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP) opgericht, met Van Steenis als eerste voorzitter. Secretaris en later Tweede-Kamerlid Henk Lankhorst noemde hem de belangrijkste onder de oprichters van de PSP. Gedurende de twee jaar van zijn voorzitterschap en tijdens de daaropvolgende drie jaar dat hij vice-voorzitter was (1959-1962), droeg hij met zijn grote bestuurlijke talenten en overtuigingskracht veel bij aan de versterking van de organisatie en aan het propagandawerk van de jonge partij.

Ondanks zijn verdiensten voor de PSP kwam Van Steenis niet hoger dan de derde of vierde plaats op de kandidatenlijst voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 1959, en hij werd dan ook niet verkozen. Dat hij niet op een van de twee direct verkiesbare plaatsen belandde, kwam deels omdat hij zijn positie als directeur van zijn ingenieursbureau niet wilde opgeven voor het Kamerlidmaatschap en deels omdat hij ook binnen zijn partij een omstreden figuur was. Van Steenis nam soms zeer controversiële standpunten in. Zo was hij – zelf afkomstig uit een groot gezin – tegen geboortebeperking. Dit was voor hem ‘een bewijs van toenemend materialisme en egoïsme, omdat de ouders aan welstand en gemak de voorkeur geven’ (Bevrijding, ?–8-1958).

Ook over het socialisme had Van Steenis zijn eigen opvattingen, die zeker niet door iedereen in de PSP werden gedeeld; radicale leden zagen in hem immers een ondernemer en helemaal geen socialist. Voor Van Steenis moest het socialisme van onderop worden opgebouwd. Hij hamerde steeds weer op de noodzaak van democratisering, ook in het bedrijfsleven, waarbij hij naar zijn eigen ingenieursbureau verwees. Velen in de partij hadden grote moeite met zijn autoritaire doordrammen, maar zij moesten ook toegeven dat als eenmaal een besluit was genomen, hij dat besluit – hoezeer ook tegen zijn zin genomen – als een overtuigd democraat loyaal uitvoerde.

In 1962 werd Van Steenis – nadat een vorige poging in 1958 was mislukt – voor de PSP lid van de gemeenteraad van Utrecht. Ook daar was hij een omstreden figuur. Burgemeester jhr. C.J.A. de Ranitz (1948-1970) moest hem geregeld tot de orde roepen. Van Steenis heeft zich heftig verzet tegen de nieuwbouwplannen voor winkelcentrum ‘Hoog Catharijne’ naast het Centraal Station. Hij maakte goed gebruik van de vakkennis die hij had opgebouwd bij zijn ingenieursbureau en noemde het project ‘een voorbeeld van planloze planning’ (Raadsverslag gemeente Utrecht, 11-10-1963). Verder pleitte Van Steenis voor gratis openbaar vervoer en een autovrije binnenstad. Maar hij verzette zich tegen verlaging van de vermakelijkheidsbelasting voor bioscopen met als argument: ‘de bioscoop werkt mee aan de massificering. Laten we blij zijn dat het bioscoopbezoek terugloopt’ (Raadsverslag gemeente Utrecht, 6-12-1962).

Henk van Steenis was een kettingroker. Eind 1963 werd bij hem longkanker ontdekt. In 1965 overleed hij, 56 jaar oud. In zijn herdenkingsrede in de Utrechtse gemeenteraad worstelde De Ranitz met de vraag hoe hij hem diende te beoordelen: ‘moeten wij Hendrik Jan van Steenis ook niet zien als een althans voor velen onzer complexe en ondoorgrondelijke natuur, die ondanks klaarblijkelijke menslievendheid en sociale bewogenheid weerstand en tegenstellingen verwekte en soms mensen tegen zich in het harnas joeg? Hij was onverschrokken, door een moed, die – volgens een getuigenis van Max Euwe – vaak aan waaghalzerij grensde’ (Raadsverslag gemeente Utrecht, 18-2-1965).

Op de begrafenis van Van Steenis troffen drie werelden elkaar, de schaakwereld, die van de weg- en waterbouw en die van de (linkse) politiek. Daar moesten de talrijk aanwezige autoriteiten, met wie Van Steenis zo vaak in de clinch had gelegen, staande de ‘Internationale’ aanhoren. Voor vele anderen die daar verzameld waren, was hij met al zijn ideeën en dadendrang èn met al zijn beperkingen een inspirerende voorman geweest.

P: Samen met H.J. Lankhorst en P. Schut, Nieuwe Wegen! Naar vrede, vrijheid en gerechtigheid (Amsterdam ca. 1957).

L: Behalve necrologieën o.a. door J.E. Vogt en door H.J. Lankhorst, in Bevrijding, 20-2-1965, door H.J.J. Slavekoorde, in Schakend Nederland, 7-3-1965, en in Productie Coöperatie. Orgaan van de Associatie van Bedrijven op Coöperatieve Grondslag 5 (1965) 14 (apr.) 1-28: Moet de Pacifistisch Socialistische Partij NU in de Tweede Kamer? Radio-gesprek tussen ds. L.H. Ruitenberg, lid van de Partij v.d. Arbeid, en ir. H.J. van Steenis, voorzitter van de P.S.P. (Amsterdam [1959]); S. Davids, ‘Van Steenis, politiek ingenieur’, in De Groene, 28-2-1959; Hans Ree [e.a.], Nederland schaakt! KNSB 100 jaar (Baarn 1974); Frans Becker en Johan Frieswijk, Bedrijven in eigen beheer. Kolonies en produktieve associaties in Nederland 1901 en 1958 (Nijmegen 1976); Ontwapenend. Geschiedenis van 25 jaar PSP. Onder eindred. van Jack Hofman (Amsterdam 1982); Herman Lenferink [e.a.], Linksbuiten. Geschiedenis van de PSP in de provincie Utrecht, 1957-1984 (Utrecht 1984); Paul Denekamp, ‘Henk van Steenis. Niet links, niet rechts, maar zeker niet er tussenin’, in Onstuimig maar geduldig. Interviews en biografische schetsen uit de geschiedenis van de PSP. Onder redactie van Paul Denekamp [e.a.] (Amsterdam 1987) 13-21; J.H. Donner, De Koning. Schaakstukken. Samengest. en ingel. door Tim Krabbé en Max Pam (Amsterdam 1987); Karel Hubert, Van pionier tot partner. 50 jaar Ingenieursbureau Van Steenis (Z.pl. 1995).

I: Website PAM Utrecht (http://home.hetnet.nl/~kipu13/pamintro.html)

Paul Denekamp


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013