Chasseur, Catharina de (ca. 1490-1541)

 
English | Nederlands

CHASSEUR, Catharina de, ook bekend als Catharina le Sasseure of Dechassoir (geb. Orléans? ca. 1490 – gest. Den Haag 11-4-1541), geëxecuteerd wegens valsemunterij. Waarschijnlijk de dochter van een herbergier uit Orléans en Margriete de Chasseur. In 1507 trouwde Catharina de Chasseur in Orléans met Gerrit van Assendelft (ca. 1487-1558), president van het Hof van Holland. Uit dit huwelijk werd voorzover bekend 1 zoon geboren.

Een onmogelijk huwelijk

Catharina de Chasseur zou een herbergiersdochter uit Orléans zijn geweest, maar dit gegeven wordt niet door de bronnen bevestigd. Zeker is wel dat zij van lage komaf was. Het huwelijk tussen Catharina de Chasseur en de negentienjarige Hollandse edelman Gerrit van Assendelft, heeft daarom alles van een klassieke ‘mesalliance’. In de historiografie is vooral de vraag gesteld waarom Van Assendelft zich tot deze verbintenis heeft laten verleiden. Als verklaringen zijn de schoonheid van Catharina en de druk van haar familie aangevoerd, maar hiervoor zijn geen harde bewijzen. Zelf meldde Van Assendelft aan het einde van zijn leven simpelweg dat hij in zijn studietijd in Orléans met haar omging, haar vervolgens tot zijn vrouw had genomen en na een halve nacht bij haar geslapen te hebben tot de conclusie kwam dat hij overhaast had gehandeld.

Naar eigen zeggen ging Van Assendelft niet lang na de huwelijksvoltrekking terug naar Holland en trof hij regelingen om te voorkomen dat zijn pasgetrouwde vrouw hem zou volgen. De Chasseur liet zich echter niet tegenhouden. Samen met haar moeder kwam zij naar Holland en daagde haar echtgenoot voor verschillende rechtbanken om hem te dwingen haar als zijn getrouwde vrouw te erkennen en te onderhouden, zoals het een edelman betaamt. Na twee jaar proces voeren werd De Chasseur in 1509 door het Hof van Holland in het gelijk gesteld. De verhouding tussen de twee was overigens niet noodzakelijkerwijs slecht te noemen. Hoewel de echtelieden vermoedelijk grotendeels in verschillende huizen in Den Haag woonden, onderhielden zij een gemeenschappelijke vriendenkring en werd rond 1517 hun zoon Klaas geboren. De familie van Gerrit bleef echter bezwaren houden tegen het huwelijk. Zijn moeder – Gerrits vader was al voor 1507 overleden – maakte duidelijk niets van haar schoondochter te willen weten door in haar testament op te nemen dat De Chasseur op geen enkele wijze mocht profiteren van de goederen die zij naliet.

In 1531, na de dood van de schoonmoeder, kwam het tot een definitieve breuk tussen De Chasseur en Van Assendelft. Waarschijnlijk mede op instigatie van een van zijn zusters stelde Van Assendelft alles in het werk om De Chasseur en hun beider zoon uit zijn testament te sluiten. De Chasseur liet het hier niet bij zitten en bracht de zaak voor de Grote Raad van Mechelen. Dit leidde in 1532 tot een compromis: De Chasseur deed afstand van alle goederen van haar man, terwijl Van Assendelft haar zeshonderd gulden per jaar toezegde en de kosten voor hun zoon op zich nam.

De val van Catharina de Chasseur

Weinig is bekend over de dagelijkse bezigheden van Catharina de Chasseur in Holland, maar uit het feit dat bij haar dood een aantal mensen nog bij haar in het krijt stond voor haar bemiddeling bij het kopen van wijn en van laken valt op te maken dat zij een zakenvrouw was. Haar fatale misstap moet vermoedelijk gezien worden tegen de achtergrond van deze handelsactiviteiten. De Chasseur had omstreeks 1540 twee jonge gezellen uit Frankrijk naar Holland laten komen. Niet lang daarna waarschuwde haar buurman Van Assendelft omdat hij ‘s nachts verdachte geluiden hoorde, alsof er metaal werd bewerkt. Van Assendelft liet een gezamenlijke vriend poolshoogte nemen bij De Chasseur, maar die kon niets verdachts ontdekken. Toen in Haarlem valse munten in omloop kwamen, raakte de bal echter aan het rollen en al gauw werd de naam van De Chasseur genoemd.

In de nacht van 11 februari 1541 werd het hele huishouden van De Chasseur onder bewaking gesteld. Naar verluidt deed De Chasseur nog vergeefse pogingen om te vluchten, maar zij werd nog dezelfde dag naar de Voorpoort in Den Haag gebracht. Twee raadsheren van het Hof van Holland drukten de cipier op het hart dat zij goed behandeld moest worden en er werd zelfs speciaal een meisje ingehuurd om te zorgen dat het haar aan niets ontbrak. In hun vonnis waren de raadsheren minder mild. De Chasseur werd op 9 april veroordeeld tot de brandstapel. Gerrit van Assendelft, die normaal gesproken het college van raadsheren voorzat, moest zich van het proces afzijdig houden. Om de eer van het Huis Van Assendelft te redden verleende landvoogdes Maria van Hongarije op verzoek van het Hof van Holland in zoverre gratie aan Catharina de Chasseur, dat de executie buiten het publieke oog zou geschieden met het zwaard of anderszins, en dat ze werd begraven in gewijde grond. In de nacht van 11 op 12 april werd het vonnis voltrokken. Catharina werd daarna onmiddellijk ‘in de kerk’ begraven, zo melden de bronnen. Vermoedelijk is dit de Sint Jacobskerk geweest, maar de bronnen zijn hierover niet expliciet.

Nadat ook Van Assendelft in 1558 de laatste adem had uitgeblazen, vocht zoon Klaas de uitsluiting uit het testament van zijn vader aan. Omdat er geen juridische grond was om hem van zijn wettige erfdeel te ontslaan, werd hij spoedig in het gelijk gesteld. De familie wilde zich hier niet bij neerleggen, en de twisten over het familiebezit duurden nog tot het midden van de zeventiende eeuw voort.

Reputatie

Catharina de Chasseur komt er in de historiografie weinig positief van af, terwijl er wel veel begrip is voor de familie Van Assendelft. Craandijk vraagt zich af of zij een intrigante is geweest of een onschuldig kind dat voor de verleiding was bezweken. Hij heeft wel enig medelijden met de verstotene, maar toont vooral begrip voor de houding van haar schoonfamilie. Holleman volgt grotendeels de beoordeling van Craandijk. Van Nierop is milder in zijn oordeel: Catharina’s val is in ieder geval gedeeltelijk te wijten geweest aan de houding van de Van Assendelfts. Koene daarentegen legt de schuld geheel bij Catharina de Chasseur: wellicht een ‘gewetenloze vrouw’, of een ‘onnozel typje’, beging haar misdaad uit ‘rauwe hebzucht’. Bewust of onbewust zou zij er volgens hem misschien naar toe hebben gewerkt om betrapt te worden, om zo haar echtgenoot uit rancune met het ‘onvermijdelijke schandaal te schaden’ (Koene, 168-169).

Het tragische leven van De Chasseur moet vooral gezien worden als het gevolg van een huwelijk tussen ongelijken dat in de zestiende eeuw bij voorbaat gedoemd was te mislukken. Het is verleidelijk te speculeren over de vraag wat voor vrouw Catharina de Chasseur werkelijk was, maar vermoedelijk zal hier nooit veel met zekerheid over kunnen worden gezegd.

Archivalia

  • Algemeen Rijksarchief, Brussel: Grote Raad van Mechelen, inv. nr. 860, Sententie 35, f. 573-575.
  • Nationaal Archief, Den Haag: Grafelijkheidsrekenkamer, rekeningen, inv. nr. 4461, f. 28v-35v, f. 112r, f. 115r, f. 122r-v, f. 131r, f. 139r, f. 143r.; Hof van Holland, inv. nr. 486, Sententie 66; inv. nr. 538, Sententie 348; inv. nr. 747, Sententie 77; inv. nr. 1736, 16-02-1509; inv. nr. 5654, f. 70r-71r.; Ambtenaren Centraal Bestuur, inv. nr. 97, Artikel 7.

Literatuur

  • J. Craandijk, ‘De geschiedenis van Claes van Assendelft’, Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, vierde reeks 10 (1912) 1-3810 (1912) 1-38.
  • F.A. Holleman, Dirk van Assendelft, schout van Breda en de Zijnen (Zutphen 1953) 240-260, 492.
  • H.F.K. van Nierop, Van ridders tot regenten. De Hollandse adel in de zestiende en eerste helft van de zeventiende eeuw (Amsterdam 1990) 74-77.
  • J.D. Tracy, Holland under Habsburg rule, 1506-1566. The formation of a body-politic (Berkely 1990) 189-190, 278.
  • B. Koene, Voor God, Graaf en Geslacht: de kroniek van de ridders van Assendelft (Hilversum 2005) 156-195.
  • S. ter Braake, ‘Catharina de Chasseur. De romantiek van een meisje uit Orléans’, Madoc. Tijdschrift over de Middeleeuwen 21 (2007) 140-147.
  • C. de Graaf, ‘Den valscher den ketel (?): Bestraffingen van muntmisdrijven in Holland, Zeeland en Utrecht, ca. 1300- ca. 1600’, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 82 (1995) 77-179, aldaar 118-119.
  • S. ter Braake, Rond het Binnenhof. Twintig Haagse geschiedenissen uit de zestiende eeuw (Hilversum 2012) 44-50.

Auteur: Serge ter Braake

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 77

laatst gewijzigd: 06/08/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.