Louise de Coligny (1555-1620)

 
English | Nederlands

LOUISE de COLIGNY (geb. Châtillon-sur-Loing, Frankrijk 23-9-1555 gest. Fontainebleau, Frankrijk 13-11-1620), vierde vrouw van Willem prins van Oranje. Dochter van Gaspard de Coligny heer van Châtillon (1519-1572), admiraal van Frankrijk en hugenotenleider, en Charlotte de Laval (1530-1568). Louise de Coligny trouwde (1) op 26-5-1571 met Charles de Téligny (ca. 1535-1572), militair en diplomaat; (2) op 12-4-1583 in Antwerpen met Willem prins van Oranje (1533-1584). Uit huwelijk (2) werd 1 zoon geboren.

Louise de Coligny werd in 1555 geboren op kasteel Châtillon-sur-Loing als tweede kind en eerste dochter van Gaspard de Coligny en Charlotte de Laval. Haar ouders behoorden tot de bovenlaag van de Franse aristocratie: ze waren onder meer verwant aan de Montmorency’s en de Bourbons. Louise had een oudere en drie jongere broers. Later zou er nog een halfzuster geboren worden uit het tweede huwelijk van haar vader. Het is onbekend waar Louise haar jeugd doorbracht.

Louises jeugdjaren werden getekend door de Franse godsdienstoorlogen. Ze was twee jaar oud toen haar vader, op dat moment admiraal van Frankrijk, na de val van Saint Quentin in handen viel van de Spanjaarden. Tijdens zijn gevangenschap, die bijna twee jaar duurde, bekeerde hij zich tot het calvinisme en in 1562 nam hij met de prins van Condé het militaire commando van het hugenotenleger op zich. Samen met haar moeder, broers en zusters trok Louise datzelfde jaar naar het belegerde Orléans, waar haar moeder zich ontfermde over de zieken en gewonden in de legerhospitalen. Zes jaar later verloor Louise haar moeder aan de tyfus. Hierna woonde ze enige tijd in La Rochelle aan het hof van de calvinistische Jeanne d’Albret (1528-1572), koningin van Navarra, de moeder van de latere Hendrik IV.

Huwelijksleven

Op 26 mei 1571 trouwde Louise op zestienjarige leeftijd met Charles de Téligny, een jonge edelman die als soldaat en diplomaat onder haar vader diende. Lang zou het huwelijk niet duren. Daags na de mislukte aanslag op het leven van admiraal De Coligny op 22 augustus 1572 vond in Parijs een grootscheepse slachting plaats onder de hugenoten, bekend als de Bartholomeusnacht. Zowel Gaspard de Coligny als Charles de Téligny werden vermoord. Waar Louise zich op dat moment bevond, en of zij getuige was van de moorden, is onbekend. Wel is zeker dat zij naar Savoye vluchtte, samen met Jacqueline d’Entremonts, de vrouw met wie haar vader in 1571 was hertrouwd. Toen Jacqueline daar gevangen werd genomen, vluchtte Louise naar Zwitserland, waar ze verbleef in Bern en Basel. In 1576 keerde ze terug naar Frankrijk. Tot 1583 leidde ze daar een teruggetrokken bestaan.

Eind april 1582 ontving Louise de Coligny een huwelijksaanzoek van Willem van Oranje, die kort daarvoor zijn derde vrouw, Charlotte de Bourbon, had verloren. Voorzover bekend hadden zij elkaar nooit ontmoet. Zij stemde toe nadat ook de Franse koning zijn fiat had gegeven. Op 8 april kwam ze met een klein gevolg aan in Vlissingen. Een groepje landgenoten wachtte haar daar op en begeleidde haar vervolgens naar Antwerpen, waar ze op 12 april 1583 in het huwelijk trad met Oranje. De feestelijkheden in het gouverneurshuis en op het kasteel van Antwerpen waren relatief sober. Louises ontvangst in de Nederlanden was koel. Oranje had veel aan populariteit ingeboet door zijn Franse politiek en het debacle met Anjou, de Franse hertog die op Willems aandringen was gevraagd om de soevereiniteit op zich te nemen. Zijn huwelijk met een lid van de Franse adel wekte nieuwe argwaan. Een jaar later, in juni 1584, zou het uitbundige doopmaal ter ere van hun zoon Frederik Hendrik de impopulariteit van Oranje verder aanwakkeren. Het huwelijk zelf, hoewel kort van duur, gold als gelukkig.

Op 10 juli 1584 werd Willem van Oranje vermoord door Balthasar Gerards. Het was de tweede keer dat Louise de Coligny haar echtgenoot op een gewelddadige manier verloor. Haar zoon was op dat moment slechts zes maanden oud. Naar verluidt had Louise haar echtgenoot kort tevoren nog gewaarschuwd voor zijn moordenaar omdat zijn gezicht haar niet aanstond. Ze was erbij toen het dodelijke schot werd gelost.

Dynastieke politiek

Na Oranjes dood verkreeg Louise de voogdij over vier van de zes jonge dochters uit diens huwelijk met Charlotte van Bourbon: Louise Juliana (1576); Elisabeth (1577); Charlotte Brabantina (1580) en Emilia II Antwerpiana (1581). Charlotte Flandrina (1579) was al voor Charlotte van Bourbons dood naar haar moeders familie in Frankrijk gezonden, terwijl Catharina Belgica (1578) een thuis had gevonden bij haar peettante, de gravin van Schwartzenberg. Ruim zes jaar lang, van 1585 tot 1591, woonde Louise met haar zoontje en haar vier stiefdochters in Vlissingen, waar ze aansluiting vond bij de Franse gemeenschap. In deze periode werd Louise geplaagd door financiële problemen en moest zij herhaaldelijk voor steun aankloppen bij de Staten-Generaal. Pas in 1592 werd haar een jaargeld toegekend. In augustus 1591 trok Louise met haar zoon en stiefdochters naar Den Haag. Daar kwam ze in contact met de theoloog Johannes Wtenbogaert, die op haar voorspraak werd aangesteld als hofpredikant en een van de leermeesters van Frederik Hendrik. Ook met landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt was Louise bevriend.

Louise bezat talent voor dynastieke politiek. In 1594-1595 reisde ze naar Frankrijk, waar ze voor twee van haar stiefdochters huwelijken met hoge hugenootse edelen arrangeerde. In 1598 ging ze opnieuw, dit keer met haar zoon, om het huwelijk van Charlotte Brabantina bij te wonen en Frederik Hendrik te introduceren aan het Franse hof. Louise wist bij de Staten-Generaal te bedingen dat hij een jaar lang in Frankrijk mocht blijven, maar zodra deze periode was verstreken, drongen zij en Maurits aan op zijn terugkomst. Zelf bleef zij vijf jaar in Frankrijk, deels aan het hof van Hendrik IV en deels op haar landgoed Lierville. Pas in 1603 keerde ze terug naar Den Haag. Hoewel ze zich thuis voelde in Frankrijk, had ze ook een sterke band met de Nederlanden. In de hierop volgende periode verdeelde ze haar tijd tussen haar twee thuislanden. Van 1605 tot 1608 verbleef ze weer in Frankrijk, deels aan het hof. Met haar twee stiefdochters voerde ze al die tijd een uitvoerige correspondentie (uiteraard in het Frans), waaruit een levendige politieke belangstelling blijkt. Zij noemden zichzelf en elkaar ‘femmes d’état’, staatsvrouwen, en lieten hun politieke invloed herhaaldelijk gelden. Zo trad Louise in 1606 bemiddelend op in een conflict tussen Hendrik IV en haar schoonzoon, de hertog van Bouillon. En Charlotte Brabantina speelde een belangrijke rol in de diplomatieke relaties tussen de Franse protestanten en de Republiek.

Vrouw van Staat

De reputatie van staatsvrouw maakte Louise ook na haar terugkomst in 1608 waar. Ze was een belangrijke diplomatieke schakel tussen het hof van Hendrik IV en de Republiek. Ook bemiddelde ze herhaaldelijk tussen Oldenbarnevelt, die vrede met Spanje voorstond, en haar stiefzoon Maurits, die tegen een bestand was. In 1610 nam ze haar plaats aan het Franse hof weer in, om in 1613 weer terug te keren naar de Republiek. Daar woedden intussen de bestandstwisten in alle hevigheid. Het conflict liep steeds hoger op tussen aan de ene kant Louises oude vrienden Oldenbarnevelt en Wtenbogaert, de belangrijkste vertegenwoordigers van de remonstrantse zijde, en aan de andere kant haar stiefzoon Maurits, die zijn lot met de contraremonstranten zou verbinden. Ook in dit conflict trachtte Louise te bemiddelen, en daartoe schreef ze een hartstochtelijke brief aan de Franse staatsman Philippe du Plessis-Mornay met een verzoek om hulp. Tevergeefs vroeg ze in de nacht vóór Oldenbarnevelts executie in 1619 audiëntie aan bij Maurits, om hem te smeken om gratie. Eerder was op haar aanraden Wtenbogaert naar Antwerpen gevlucht.

Vanwege haar vriendschap met Oldenbarnevelt en Wtenbogaert was Louise weinig geliefd bij de contraremonstranten. Begin 1620 besloot zij voorgoed naar Frankrijk terug te keren. Onderweg zou haar koets in Delft zijn besmeurd met slijk en modder, en zou ze zijn uitgescholden voor ‘arminiaanse hoer’. In Antwerpen bracht ze een bezoek aan Wtenbogaert. Ze streek neer in Fontaineblau, waar ze verbleef bij de Franse koningin-moeder Maria de Medici. Daar stierf ze na een kort ziekbed op 13 november 1620. Haar gebalsemde lichaam werd op 24 mei 1621 bijgezet in het graf van Willem van Oranje in Delft.

Louise de Coligny stond onder tijdgenoten bekend als een knappe, intelligente vrouw, godvruchtig en vredelievend, en een toegewijde (stief)moeder. Haar zinspreuk was Veniat Regnum Tuum: Uw koninkrijk kome. De herinnering aan Louise werd na haar dood levend gehouden door zeventiende-eeuwse toneelschrijvers. De vrouw die twee echtgenoten door geweld verloor, werd door hen neergezet als de personificatie van verdriet en vrees.

Naslagwerken

Van der Aa; Van Ditzhuyzen; NNBW; Oranje-Nassau van A tot Z.

Literatuur en uitgegeven bronnen

  • Beschrijvinghe ende warachtich verhael vande ordre ende heerlicke maniere die gehouden is [...] op de begraeffenisse vande [...] vrouvve Lovvijse de Coligny (Leiden 1621) [Knuttel Pflt. 3228].
  • Geeraerdt Brandt, Historie der Reformatie, en andre kerkelyke geschiedenissen, deel 4 (Rotterdam 1704) 394-399.
  • J.K.J. de Jonge, Louise de Colligny (Den Haag 1880).
  • Correspondance de Louise de Coligny, Paul Marchegay ed. (Genève 1887).
  • Jules Delaborde, Louise de Coligny, princesse d’Orange, 2 delen (Parijs 1890).
  • Johanna Naber en Louise de Neve, Onze vorstinnen van het huis van Oranje-Nassau (Haarlem 1898).
  • J. Shimizu, Conflict of loyalties. Politics and religion in the career of Gaspard de Coligny, admiral of France, 1519-1572 (Genève 1970) 17-21.
  • Jan den Tex, Oldenbarnevelt, 5 delen (Haarlem 1960-1972).
  • Roland H. Bainton, Women of the Reformation in France and England (Minneapolis 1973) 113-135.
  • Evelyn Berriot-Salvadore, Les femmes dans la société française de la Renaissance (Genève 1990) 119-155.
  • Lia van Gemert, ‘“Hoe dreef ick in mijn sweet.” De rol van Louise de Coligny in de Oranje-drama’s’, De Zeventiende Eeuw 10 (1994) 169-180.
  • Marie-Ange Delen, Hof en hofcultuur rondom Willem van Oranje (1533-1584) (z.p. 2001) 302.
  • Rosine A. Lambin, Femmes de paix. La coexistence religieuse et les dames de la noblesse en France, 1520-1630 (Parijs 2003).
  • Jane Couchman, ‘“Give birth quickly and then send us your good husband.” Informal political influence in the letters of Louise de Coligny’, in: Jane Couchman en Ann Crabb red., Women’s letters across Europe, 1400-1700 (Aldershot 2005) 163-184.
  • Simon Hodson, ‘The power of female dynastic networks. A brief study of Louise de Coligny, princess of Orange, and her stepdaughters’, Women’s History Review 16 (2007) 335-351.

Illustratie

Portret door atelier van Michiel Jansz. van Mierevelt, ongedateerd (Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau, Den Haag).

Auteur: Femke Deen

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 167

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.