Culp, Julia Bertha (1880-1970)

 
English | Nederlands

CULP, Julia Bertha (geb. Groningen 6-10-1880 – gest. Amsterdam 13-10-1970), liederenzangeres. Dochter van Baruch Culp (1848-1933), musicus en ondernemer, en Sara Cohen (1852-1936). Julia Culp trouwde (1) op 29-6-1905 in Groningen met Erick Gustav Wilhelm Merten (1869-1933), ingenieur. Dit huwelijk werd in 1918 in Berlijn ontbonden; (2) op 23-7-1919 in Wenen met Wilhelm Ginzkey (1856-1934), ondernemer. Beide huwelijken bleven kinderloos. Door haar tweede huwelijk verkreeg zij de Tsjechoslowaakse nationaliteit. Bij Wet 30-12-1938 (Staatsblad nr. 1239RR) is zij weer tot Nederlandse genaturaliseerd.

Julia Culp groeide als oudste van twee kinderen op in de stad Groningen, in een familie van joodse musici. Haar vader (Bobbel) vulde zijn krappe salaris als orkestmusicus aan met het dirigeren van amateurgezelschappen, de verhuur van toneelkostuums en de verkoop van bladmuziek. Dankzij hun eerzuchtige moeder (Mempie) kregen de dochters Julia (Juultje) en Bertha (Betsy of Beppie) naast viool- en pianolessen een goede schoolopleiding. Haar eerste zanglessen kreeg Julia van Kee Groneman, de vrouw van de directeur van de Groninger Rijks-HBS. Niet duidelijk is of ze daar ook op school is geweest (Hofman, 32).

Van 1896 tot 1900 studeerde Culp met steun van Groningse notabelen en een koninklijk stipendium aan het Amsterdamse Conservatorium bij Charles de Pauw (piano) en Cornelie van Zanten (solozang). De Duitse componist Wilhelm Berger introduceerde haar bij de zangpedagoge Etelka Gerster in Berlijn, die haar twee jaar privéles gaf. Ze was zich ervan bewust dat ze een schitterende mezzosopraan had, maar een beperkt stembereik. In 1902 trad ze voor het eerst op als liederenzangeres; dat was in Mecklenburg, voor een gehoor met onder anderen koningin Wilhelmina en prins Hendrik. Ze maakte vooral furore met romantische liederen van Beethoven, Brahms, Schumann, Richard Strauss en Hugo Wolf. Herhaaldelijk trad ze op voor de Duitse keizerlijke familie en aan andere vorstenhoven, maar zelden in Nederland. In januari 1913 debuteerde zij in New York. Tot 1918 maakte ‘the Dutch Nightingale’ ieder jaar een tournee door Noord- en ook wel Zuid-Amerika. Ze zong er met de tenor Enrico Caruso en met de cellist Pablo Casals. Na de dood van haar begeleider Erich Wolff in 1913 werd Coenraad Bos haar vaste pianist. Ook coryfeeën zoals Grieg, Mengelberg, Reger, Saint-Saëns en Richard Strauss  traden met haar op, evenals haar zuster Betsy Rijkens-Culp en haar nicht Betsy Dornay-Culp.

Met haar eerste echtgenoot, de Duitse ingenieur Erich Merten, woonde Culp van 1905 tot 1918 in Berlijn. Na haar scheiding hertrouwde ze in 1919 met een vaste bezoeker van haar recitals, de 24 jaar oudere Sudetenduitse tapijtfabrikant Willy Ginzkey. Op zijn verzoek werd Culp rooms-katholiek en beëindigde ze haar zangcarrière. Ze trad na 1919 nog sporadisch op bij liefdadigheidsconcerten. Na Ginzkeys dood in 1934 gaf ze in haar Boheemse landhuis privézanglessen. In 1937-1938 gaf ze als professor in de meesterklasse zangonderricht aan de  Weense Staatsakademie. De ‘Anschluss’ van Oostenrijk bij Duitsland en de daaropvolgende annexatie van Sudetenland dreven haar terug naar Amsterdam, waar ze in oktober 1938 met alleen een koffer vol kleren aankwam. Ze trok in bij haar zuster Betsy, inmiddels eveneens weduwe, en dook in mei 1940 samen met haar onder bij beeldhouwer Bertus Zondag in Loenen aan de Vecht.  Door bemiddeling van de bevriende Duitse dirigent Wilhelm Furtwängler konden ze al vóór de bevrijding terug naar hun flat in Amsterdam, waar ze nog enige jaren les en advies gaven aan jonge toonkunstenaars.

Na een zware juridische strijd kreeg Julia Culp in 1951 haar bezittingen uit Tsjechoslowakije terug. Na Betsy’s overlijden in 1958 verslechterde haar gezondheid. Toen Julia Culp in 1970 thuis overleed, wisten nog slechts weinig mensen van haar schitterende zangloopbaan. Ze is in stilte gecremeerd. Bij haar leven was ze onderscheiden met de Eremedaille in zilver voor Kunsten en benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Naslagwerken

BWN; Joden in Nederland.

Archivalia

Nederlands Muziekinstituut en Musica Neerlandica, Den Haag: foto’s, programma’s en krantenknipsels.

Werk

  • Julia Culp. The complete Victor and Electrola recordings, 1914-1928 (compact disc, Romanophone 81035-2).

Voor een discografie zie:
  • J. Culp en D. Fischer-Dieskau, De interpretatie van een lied. Een causerie (Den Haag 1980) 35-41.
  • F. Juynboll, ‘Discografie van Julia Culp’, De Weergever 17 (april 1995) 59-83.

Literatuur

  • M.J. Brusse, ‘Julia Culp’ [1915], in: Idem, Onder de menschen (Rotterdam 1924) 190-236.
  • J. Hartog, ‘Julia Culp’, in: Idem, Beroemde zangeressen (Amsterdam 1916) 25-42.
  • M.J. Brusse, [in] Nieuwe Rotterdamsche Courant, 23-12-1917.
  • J. van Ammers-Küller, ‘Julia Culp’, Leven en Werken. Maandblad voor Meisjes & Vrouwen 18 (1933) 57-73.
  • Bibeb, ‘Julia Culp’ [1955], in: Idem, Bibeb in Holland (Utrecht 1958) 87-90.
  • ‘Julia Culp, 1880-1970’, in: J. Culp en D. Fischer-Dieskau, De interpretatie van het lied (Den Haag 1980) 23-34.
  • F. Juynboll, ‘Julia Culp. Een biografie’, De Weergever 17 (april 1995) 53-59.
  • B. Hofman, Julia Culp. Wereldberoemde Groninger zangeres (Groningen 2000).

Illustratie

Portretfoto, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag).

Auteur: Kees Kuiken

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 847

laatst gewijzigd: 08/08/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.