Downer, Gerarda Victoria (1926-1980)

 
English | Nederlands

DOWNER, Gerarda Victoria (wijziging voornaam bij beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam op 7-1-1974 in Haya Victoria), vooral bekend onder de naam Haya van Someren-Downer (geb. Amsterdam 5-7-1926 – gest. Rotterdam 12-11-1980), politica, eerste vrouwelijke partijvoorzitter van Nederland. Dochter van George John Downer (1878-1963), makelaar in tabak, en Johanna Wilhelmina Schuit (1893-1961). Gerarda Downer trouwde op 26-10-1954 in Amsterdam met Jan van Someren (1918-1993), jurist. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren.

Haya Downer groeide met twee broers op in een doopsgezind gezin in Amsterdam. Het feit dat haar ouders vóór en tijdens de Duitse bezetting sympathiseerden met het nationaal-socialisme, zorgde voor blijvende spanning tussen haar en haar familie. Na het Barlaeus-Gymnasium (eindexamen A en B in 1946) studeerde ze geschiedenis en wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam. Omdat Downer het klimaat daar te links en onverdraagzaam vond, stapte ze in 1948 over naar de Vrije Universiteit, waar ze in 1953 haar kandidaats haalde. Hierna koos ze voor de journalistiek. Bij De Telegraaf werd ze eerst kunstcritica en later parlementair verslaggeefster. Bij de Nederlandse Padvindersvereniging, waar ze sinds 1946 akela was, leerde ze de jurist Jan van Someren kennen, met wie ze in 1954 trouwde.

Liberaal politica

Haya Downer was op 24 januari 1948 aanwezig bij de oprichtingsvergadering van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD), die voor haar de idealen van liberalisme en zelfontplooiing belichaamde. Met Van Someren werd ze actief in de Amsterdamse partijafdeling, waar ze opviel door haar zelfbewuste houding en scherpe betoogtrant. In 1959 kwam ze, 32 jaar oud, in de Tweede Kamerfractie. Onder leiding van P.J. Oud ontwikkelde ze zich tot woordvoerder voor omroep-, verkeer en waterstaats- en onderwijszaken. In 1962 opponeerde ze fel maar vergeefs tegen de voorgestelde onderwijshervormingen (de beruchte ‘Mammoetwet’) van minister Cals, die ze een bedreiging vond voor de kwaliteit van het voortgezet onderwijs.

In 1963 pleitte ze – opnieuw tevergeefs – voor de invoering van commerciële televisie. Het verzuilde Nederlandse omroepbestel was volgens haar achterhaald. Op 19 maart diende ze met volle steun van fractievoorzitter Oud een motie in om een commercieel tweede televisienet te beginnen. Het ‘duo Oud en jong’, zoals men hen in de wandelgangen noemde, moest het echter afleggen tegen de steunpilaren van het zuilenbestel: de socialisten en een deel van de confessionele fracties. Ondanks deze nederlaag bleef ze in de Kamer en daarbuiten pleiten voor een open omroepbestel.

Het oorlogsverleden van haar familie werd Van Someren-Downer begin 1967 nagedragen door Hendrik Koekoek, leider van de Boerenpartij. ‘Boer Koekoek’ beweerde op spreekbeurten in het land dat ze in 1938 lid was geweest van de nationaal-socialistische Jeugdstorm. Dit leidde in februari tot een kort geding, dat op grond van ontlastende getuigenverklaringen in haar voordeel werd beslist. Uit alles bleek dat Van Someren-Downer zelf nooit nazisympathieën had gekoesterd. Op straffe van een dwangsom moest Koekoek zijn lastercampagne tegen haar staken.

Van Someren-Downer, die sinds 1965 het Kamerlidmaatschap combineerde met het moederschap – ze was het eerste ‘bevallende’ lid van de Tweede Kamer – en sinds 1966 met een zetel in de Provinciale Staten van Zuid-Holland, trad in september 1968 terug als Kamerlid op grond van ‘huiselijke overwegingen’. Ze bleef Statenlid tot 1970, toen ze met voorkeurstemmen werd gekozen in de Rijnmondraad. Inmiddels was ze in maart 1969 bij acclamatie benoemd tot landelijk partijvoorzitter van de VVD – daarmee was ze de eerste vrouwelijke partijvoorzitter van Nederland. Ze wist de krappe partijfinanciën in november 1969 te verbeteren met haar ‘tientjesactie’, en zo en passant ook een veel groter deel van de VVD-leden actief bij de partij te betrekken. Onder haar voorzitterschap steeg het ledental in zes jaar bovendien van dertigduizend naar tachtigduizend. Samen met de fractievoorzitters in de Eerste en Tweede Kamer, Harm van Riel en Hans Wiegel (in de pers: ‘de drie H.’s’) verbeterde ze de partijorganisatie en bepaalde ze in die tijd het gezicht van de VVD.

Van Someren-Downer botste met Van Riel en Wiegel tijdens een kabinetscrisis in de zomer van 1972, toen twee ministers van DS ’70 uit het kabinet-Biesheuvel stapten wegens een geschil over het bezuinigingsbeleid. Ze betoogde dat ook de VVD-ministers ontslag moesten nemen, maar de rest van haar partijbestuur vond dat met Van Riel en Wiegel niet nodig. Bij de hierop volgende verkiezingscampagne trad het drietal echter weer eendrachtig op, met Van Someren-Downer als campagneleider. Haar organisatievermogen, redenaarstalent en gevoel voor publiciteit zorgden ervoor dat deze ‘Gouden Ploeg’ grote successen boekte. In november 1972 won de VVD zes Kamerzetels. Van Someren-Downer werd in september 1974 lid van de Eerste Kamer. Een half jaar later trad ze af als partijvoorzitter omdat deze combinatie van functies haar te zwaar viel. Als senator streed ze als vanouds tegen in haar ogen rampzalige onderwijshervormingen zoals de ‘Middenschool’.

Het ‘verraad van Haya’

In september 1976 werd Van Someren-Downer VVD-fractievoorzitter in de Eerste Kamer in plaats van Van Riel. De aanleiding tot diens vertrek was de voorgenomen legalisering van abortus. In de Tweede Kamer hadden de VVD-ers Molly Geertsema en Els Veder-Smit het debat hierover geïnitieerd. In 1976 steunde de Tweede Kamerfractie een compromiswetsontwerp waardoor de strafbaarheid van abortus in feite verdween. In de VVD-Senaatsfractie lag de abortuskwestie veel gevoeliger. Van Riel was principieel tegenstander van legalisering en nam daarom ontslag als senator. Ook Van Someren-Downer, inmiddels lid van de Remonstrantse Broederschap, had gewetensbezwaren. Dit bleek toen het wetsontwerp in december 1976 in de Eerste Kamer in stemming kwam. De partijraad van de VVD had van dit religieus en ethisch zwaar beladen vraagstuk een ‘vrije kwestie’ gemaakt: alle fractieleden zouden naar eigen inzicht en geweten stemmen. Van Someren-Downer stemde tegen.

Vrijwel niemand had het ‘verraad van Haya’ zien aankomen, ook niet binnen de VVD (Kuiken, 53). De verontwaardiging was groot. In de nacht van 14 op 15 december werden bij haar thuis en bij het partijsecretariaat van de VVD ruiten ingegooid en muren beklad. De pers suggereerde dat haar optreden een knieval was voor de confessionelen, met wie de VVD weer hoopte te regeren. Die hoop werd bewaarheid toen in 1977 het kabinet-Van Agt-Wiegel tot stand kwam.

Van Someren-Downer werd genoemd als mogelijke minister van Onderwijs en Wetenschappen, maar een slopende ziekte maakte een einde aan alle bestuurlijke ambities. Ze werd geen minister, maar bleef tot het laatst VVD-fractievoorzitter in de Eerste Kamer. In 1980 heeft ze nog gepoogd het kabinet-Van Agt-Wiegel te laten vallen, maar haar partij steunde haar niet. Kort daarop overleed Van Someren-Downer op 54-jarige leeftijd in ziekenhuis Dijkzigt te Rotterdam.

Reputatie

Haya van Someren-Downer heeft een hoofdrol gespeeld bij de verbreding van het electoraat waarop de VVD ging steunen. Ze trad graag op als een strijdbaar politica met een uitgesproken mening. Hoewel ze met afkeuring sprak over de polarisatie in de Nederlandse politiek, was ze zelf een niets ontziend debater. In haar redevoeringen vroeg zij met haar enigszins donkere en volgens sommigen geaffecteerde stemgeluid veel aandacht voor haar liberale idealen op immaterieel terrein. Juist op dit gebied zou het abortusvraagstuk een onoverkomelijk struikelblok worden. De VVD herdoopte in 1981 het opleidingsinstituut van de partij tot Haya van Somerenstichting.

Naslagwerken

BWN; PDC.

Archivalia

  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: Familieadvertenties Downer.
  • Nationaal Archief, Den Haag, collectie 553 H.V. van Someren-Downer, 1961-1982.

Publicaties

Verschillende artikelen in onder andere De Telegraaf, Elseviers Magazine, Vrijheid en Democratie en Liberaal Reveil.

Literatuur

  • ‘Haya van Someren-Downer’, in: Bibeb, Bibeb & VIP’s (Amsterdam 1965) 245-255.
  • J.H. Scheps, ‘Gesprek met mevrouw H. van Someren-Downer’, in: idem, Twaalf over drie (Apeldoorn 1972) 333-361.
  • F. Korthals Altes, ‘Haya van Someren, de geïnspireerde liberale aanvoerster’, in: W.J.A. van den Berg e.a., Kopstukken van de VVD: 16 biografische schetsen. 40 jaar liberalisme in Nederland, 1948-1988 (Houten 1988) 91-108.
  • R. Koole e.a., 40 jaar vrij en verenigd. Geschiedenis van de VVD-partijorganisatie, 1948-1988 (Houten 1988).
  • H. Roethoef, Dwars over het Binnenhof. Herinneringen van een liberale socialist (Utrecht 1990) 207-209.
  • J. Hoedeman, Hans Wiegel en het spel om de macht (Den Haag 1993).
  • J. van Zanen, Haya. Haya van Someren-Downer. Vrouw voor Vrijheid en Democratie (Amsterdam 1994).
  • M. Janssens, Nederlands Dagblad, 14-7-2001.
  • K. Kuiken, Vrouw van twee levens. Leven en werk van mr. Els Veder-Smit (Haren 2010).
  • Alies Pegtel, Haya van Someren-Downer. Liberaal activiste (Amsterdam 2015) [verschenen na publicatie van dit lemma].

Illustratie

Portretfoto, door Hen Hilterman, 1965 (Nationaal Archief / Spaarnestad Photo).

Auteur: Redactie (met dank aan A. van Veldhuijzen)

 

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 977

laatst gewijzigd: 26/12/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.