Elizabeth Stuart (1596-1662)

 
English | Nederlands

ELIZABETH STUART ook bekend als de Winterkoningin (geb. Falkland Palace, Fifeshire, Schotland, 19/29-8-1596 – gest. Leicester House, Londen 13/23-2-1662), prinses van Engeland en Schotland. Dochter van Jacobus I koning van Engeland en Schotland (1566-1625) en Anna van Denemarken (1574-1619). Elizabeth Stuart trouwde op 14/24-2-1613 met Frederik V, keurvorst van de Palts (1596-1632), de latere koning van Bohemen. Uit dit huwelijk werden 5 dochters en 8 zoons geboren, van wie 4 dochters en 5 zoons de volwassen leeftijd bereikten.

Jeugd

Als dochter van de Schotse koning verbleef Elizabeth de eerste zes en half jaar van haar leven met haar gouvernantes vlakbij Edinburgh in het paleis te Linlithgow. Toen Jacobus VI in 1603 als Jacobus I de Engelse troon besteeg, verhuisde zij naar het landgoed Combe Abbey (bij Coventry) in Warwickshire, waar zij werd toevertrouwd aan Lord Harington, een overtuigde protestant. Zij leerde er Frans en Italiaans, oefende zich in het schoonschrift en ging graag mee op jacht. Haar hofhouding bestond uit circa twintig personen, onbeduidend in vergelijking met de Londense hofhouding van haar broers, de prinsen Hendrik (1594-1612) en Karel (1600-1649), die meer dan 140 personen telde.

In 1605 vond de aanslag plaats die de geschiedenis is ingegaan als de ‘Gunpowder Plot’. Leden van de katholieke oppositie wilden de koning en diens zonen vermoorden, om met Elizabeth als jonge vorstin een katholieke monarchie te stichten. De samenzwering mislukte, en Elizabeth ontsnapte ternauwernood aan haar ontvoerders. Haar hofhouding werd verplaatst naar Kew, in de nabijheid van het Londense hof waarvan ze tot dan toe zorgvuldig was afgeschermd. Ook kreeg zij haar eigen vertrekken in Whitehall en Hampton Court.

Huwelijk en koningskroon

Elizabeth, veel geroemd om haar schoonheid, was een belangrijke partij op de huwelijksmarkt van een door godsdienstoorlogen verscheurd Europa. Verschillende protestantse vorsten dongen naar haar hand, onder wie de Zweedse troonopvolger Gustaaf Adolf (1594-1632) en Maurits van Oranje-Nassau (1567-1625). Ook Frederik van de Palts, zoon van de belangrijkste keurvorst van het Duitse Rijk, was kandidaat. Zijn status was beduidend lager dan die van Elizabeth, immers een koningsdochter, maar toen in 1610 zijn vader overleed en hijzelf keurvorst werd, stegen zijn kansen. Mede dankzij de huwelijksdiplomatie van Frederiks moeder, paltsgravin Louise Juliana prinses van Oranje (1576-1644; oudste dochter uit het derde huwelijk van Willem van Oranje), viel de keuze uiteindelijk op Frederik. In mei 1612 werd het huwelijkscontract gesloten, en Frederik en Elizabeth ontmoetten elkaar in oktober van datzelfde jaar voor het eerst. Ook al werd het hof een maand later getroffen door de plotselinge dood van Hendrik, de oudste broer met wie Elizabeth een bijzonder sterke band had, toch vonden de voorbereidingen voor de bruiloft gewoon doorgang. In februari werd het huwelijk met opvallend veel pracht en praal in Londen gevierd.

In april vertrokken Elizabeth en Frederik naar het vasteland. Zij kwamen aan in Vlissingen, waar zij feestelijk werden ontvangen door de twee ooms van Frederik, de prinsen Maurits en Frederik Hendrik (1584-1647). Elizabeth werd gastvrij onthaald in Den Haag en door Maurits en Frederik Hendrik meegenomen langs de belangrijkste steden van de Republiek alvorens zij naar Heidelberg afreisde. Frederik was zijn vrouw vooruit gereisd om haar komst voor te bereiden: er moest een nieuwe vleugel aan het paleis worden bijgebouwd. Ter ere van haar aankomst in juni 1613 werden dagenlang durende feesten georganiseerd. Het paleis zou later door Salomon de Caus, voormalig kunst- en muziekleraar van Elizabeth, nog verfraaid worden met de Hortus Palatinus, een terrassentuin met grotten en fonteinen.

In januari 1614 beviel Elizabeth van haar eerste kind, Frederik Hendrik (1614-1629). Het zou ruim drie jaar duren voor zij opnieuw zwanger raakte: in 1617 beviel zij opnieuw van een zoon, Karel Lodewijk (1617-1680). Een jaar later werd Elisabeth (1618-1680) geboren, de dochter die later beroemd zou worden omdat zij correspondeerde met René Descartes en Anna Maria van Schurman.

Intussen namen in de Duitse landen de botsingen tussen de rooms-katholieken en protestanten snel toe. Enkele maanden na de dood van de Habsburgse keizer Matthias (1557-1619) werd zijn opvolger, keizer Ferdinand II (1578-1637), door de vertegenwoordigers van de vijf Boheemse landen afgezet als koning van Bohemen. Zij boden nu Frederik de Boheemse kroon aan. Hij accepteerde deze gretig, ondanks het negatieve advies van zijn moeder en zijn schoonvader Jacobus I. Frederiks aanvaarding van de Boheemse kroon wordt in de regel toegeschreven aan Elizabeths tomeloze ambities, al is daarvoor geen enkel historisch bewijs. Frederik en Elizabeth werden in november 1619 in Praag gekroond tot koning en koningin van Bohemen. In december 1619 beviel Elizabeth in Praag van een zoon, Ruprecht (1619-1682).

Ferdinand legde zich echter niet neer bij zijn afzetting. In de slag bij de Witte Berg bij Praag (8-11-1620) werden de troepen van Frederik vernietigend verslagen door het leger van de keizer. Het koninklijk paar moest hals over kop vluchten. Terwijl Frederik maandenlang tevergeefs steun probeerde te vergaren in de Duitse landen, trok Elizabeth – inmiddels opnieuw zwanger – met haar eigen gevolg naar Berlijn. Zij kreeg tijdelijk onderdak bij haar schoonzus Elisabeth Charlotte. Na de geboorte van haar zoon Maurits (1621-1654) trokken Frederik en Elizabeth afzonderlijk verder naar het westen. Nergens waren zij welkom, zelfs niet in Engeland. Elizabeths vader vreesde dat de puriteinen van haar een martelares van het protestantisme zouden maken. Bovendien mocht de precaire relatie met Spanje niet worden geschaad. Frederik en Elizabeth werden spottend Winterkoning en Winterkoningin genoemd, omdat zij slechts één seizoen koning en koningin van Bohemen waren geweest.

Ballingschap in Den Haag

De familieband met de Oranjes bood het echtpaar de enige uitwijkmogelijkheid, maar de Staten-Generaal waren niet blij met de komst van de koninklijke vluchtelingen. Zij wilden keizer Ferdinand niet onnodig voor het hoofd stoten en probeerden een officiële ontvangst te ontmoedigen. Maurits moest zijn positie gebruiken om af te dwingen dat het echtpaar als ballingen werd geaccepteerd en naar behoren werd ontvangen.

In april 1621 arriveerden Elizabeth en Frederik in Den Haag met een hofhouding van 223 personen, inclusief een schoenenpoetser en een wijnflesopener, maar dit huishouden werd noodgedwongen teruggebracht vanwege de hoge kosten. Zij betrokken het huis van de in mei 1619 geëxecuteerde Oldenbarneveldt en een aangrenzend huis van diens verbannen schoonzoon Cornelis van der Mijle aan de Kneuterdijk, dicht bij het Stadhouderlijk kwartier. De vrouw van Van der Mijle, Maria, bleef er enkele kamers bewonen, en zou later zelfs hofdame van Elizabeth worden.

Elizabeth gaf haar zesde kind, het eerste kind dat in Den Haag werd geboren, de naam Louise Hollandine (1622-1709), als teken van dank aan het land dat haar als balling had opgenomen. Hierna kreeg Elizabeth nog zeven kinderen: Lodewijk (1623-1624), Edward (1625-1663), Henriette Maria (1626-1651), Philip (1627-1650), Charlotte (1628-1631), Sophia (1630-1714) en Gustaaf (1632-1641). Met hun eigen hofhouding werden de kinderen ondergebracht in het Prinsenhof te Leiden. Sophia zou later in haar memoires schrijven dat haar moeder liever haar aapjes en honden om haar heen had dan haar eigen kinderen. Wolrad van Plessen en zijn vrouw, die ook betrokken waren geweest bij de opvoeding van vader Frederik, stonden aan het hoofd van de Leidse hofhouding. Zodra de kinderen tien jaar oud waren voegden zij zich bij de Haagse hofhouding aan de Kneuterdijk.

Het echtpaar kreeg slechts een bescheiden toelage van Jacobus I, en later van Elizabeths broer Karel I. Voor hun onderhoud waren Frederik en Elizabeth voornamelijk aangewezen op de gastvrijheid van de Oranjes en leefden zij op kosten van de Staten-Generaal en de gewestelijke Statencolleges. Zij bleven echter leven naar hun stand, waardoor de schulden zich ophoopten. In 1631 liet Frederik het voormalig Agnietenklooster in Rhenen door de schilder en architect Bartholomeus van Bassen ombouwen tot een paleis. Al snel fungeerde het Palazzo Renense voor Elizabeth niet alleen als zomerverblijf en jachtslot, maar ook als toevluchtsoord om aan de kritische blikken van de Staten-Generaal en schuldeisers te ontsnappen.

In Den Haag bleven Frederik en Elizabeth de titel van koning en koningin van Bohemen voeren. De geldverkwisting van Elizabeth is vaak mikpunt van spot en ongenoegen geweest, maar Elizabeth zag haar royale bestedingspatroon niet als verspilling. Zij was ervan overtuigd dat het bewaken van haar status als koningin van Bohemen een voorwaarde was om volwaardig te kunnen opereren op het politieke toneel van Europa. Het zichtbaar maken van macht en aanzien zou ook macht en aanzien afdwingen. Daarom liet zij zich dikwijls portretteren als koningin van Bohemen, en ook Frederik werd na zijn plotselinge dood in 1632 (hij stierf in Mainz aan de pest) in opdracht van Elizabeth talloze malen als koning afgebeeld. Het hof van Bohemen had een mecenaatsfunctie voor schilders zoals Adriaen van de Venne, Michiel van Miereveldt, Anthonie van Dijck en Gerard van Honthorst.

Het hof van Elizabeth van Bohemen in Den Haag werd door tijdgenoten beschreven als het ‘hof der gratiën’, en heeft grote invloed gehad op de ontwikkeling van de hofcultuur in de Republiek. In het begin van haar ballingschap moest Elizabeth vaak kritiek dulden vanwege de extravagante toneelstukken en maskerades die zij liet opvoeren en vanwege haar gewaagde stijl van kleding. Zo bekritiseerde de Staten-Generaal haar vanwege een te laag decolleté en beweerde dominee Henricus Rosaeus in een preek in 1624 een direct verband tussen een door haar georganiseerd hofbal en een dijkdoorbraak in Vianen. Stadhouder Frederik Hendrik bleef haar echter verdedigen. Direct na de preek gaf hij Constantijn Huygens de opdracht om een ballet voor de koningin te schrijven.

In 1625 trouwde Amalia van Solms (1602-1675), één van Elizabeths hofdames, vanuit het keurvorstelijk huis aan de Kneuterdijk met stadhouder Frederik Hendrik. De plotselinge verschuiving in status van hofdame naar eerste dame in Den Haag zorgde voor toenemende rivaliteit tussen Amalia en Elizabeth. De concurrentie tussen het hof van Oranje en het hof van Bohemen nam toe toen het nichtje van Elizabeth, Maria Stuart (1631-1661), dochter van haar inmiddels tot koning gekroonde broer Karel, in 1642 in Den Haag arriveerde als bruid van Willem II (1626-1650), de zoon van Amalia. Vanaf dat moment vormde Maria één front met Elizabeth tegen Amalia. De verschillende hoven probeerden elkaar constant de loef af te steken met opdrachten aan schilders, edelsmeden en andere kunstenaars, jachtpartijen, hofbals, maskeraden en toneel.

Weduwe

De lijst van schuldeisers werd na Frederiks dood nog langer. Elizabeth kon geen aanspraak maken op haar weduwepensioen: ze kon bijvoorbeeld geen belastinggelden heffen op de stad Frankenthal omdat die stad als gevolg van de Dertigjarige Oorlog in handen was gevallen van de Spanjaarden. Bovendien had het Engelse parlement Elizabeth vele subsidies toegezegd, maar na de executie van haar broer koning Karel I in 1649 waren die nooit meer uitgekeerd. Voor Elizabeth was deze executie onvergeeflijk, en haar hof en dat van haar nicht Maria Stuart ontwikkelden zich tot centra van Engelse royalisten.

In de historiografie verdwijnt Elizabeth dikwijls in de schaduw van haar echtgenoot. Frederik stierf echter al in 1632 en zijn echtgenote zou nog meer dan dertig jaar in Den Haag blijven wonen. Uit verschillende bronnen blijkt dat Elizabeth een sterke persoonlijkheid was. Haar politieke leven is tot nu toe onderbelicht gebleven. Wel is bekend dat er door Duitse gezanten werd geklaagd over Engelse agenten die voortdurend in en uit de privévertrekken van Elizabeth kwamen. Zij bleef ijveren voor haar rechten.

Als weduwe bleef Elizabeth de protestantse zaak behartigen. Zo onderhield zij een zeer uitgebreide correspondentie in het Engels en Frans met leden van verscheidene koninklijke families, met haar kinderen die belangrijke posities zouden bekleden in Europa, en met haar politieke contacten in de Republiek, Duitsland, Engeland en de rest van Europa. Tot de Vrede van Westfalen van 1648, waarbij haar zoon Karel Lodewijk een gedeelte van de Palts herwon, is haar correspondentie bijna uitsluitend van politieke aard. Zij schreef duizenden brieven en had één duidelijke politieke agenda; ze spon een web tussen gezanten, agenten, ambassadeurs, secretarissen, boodschappers, adviseurs en spionnen om ervoor te zorgen dat haar zoon Karel Lodewijk in de keurvorstelijke waardigheid zou worden hersteld. Een ander heet hangijzer dat haar in Den Haag bezighield, was het terugwinnen van haar financiële onafhankelijkheid. Toen in 1651 de stad Frankenthal weer aan haar was teruggegeven, hield Karel Lodewijk wrang genoeg het geld achter dat hij uit de stad verkreeg en dat zijn moeder rechtmatig toebehoorde, om zijn eigen militaire ondernemingen in de Palts te bekostigen.

Nadat de Engelse monarchie in 1660 werd hersteld, kwam Elizabeths neef Karel II (1630-1685) op de troon. Nu kon zij naar Engeland terugkeren, waar ze één jaar later zou sterven. Zij werd begraven in de Westminster Abbey, naast haar broer Hendrik. Haar schulden waren opgelopen tot 627.754 gulden, een bedrag waar de schuldeisers maar weinig van zouden terugzien. Het huidige Engelse koningshuis stamt af van haar kleinzoon George I (1660-1729), de zoon van haar dochter Sophia die met Ernst Augustus van Hannover (1629-1698) trouwde.

Reputatie

Vanwege haar schoonheid en haar kracht om aanhangers aan zich te binden kreeg Elizabeth Stuart de romantische bijnaam ‘Queen of Hearts’. Als koninklijke ballinge, bovendien naamgenote van koningin Elizabeth I, werd zij in talloze gedichten en pamfletten beschreven als martelares en militant symbool van het protestantisme. Deze reputatie werd na de dood van haar man nog sterker. In de Spaanse Nederlanden en de Duitse landen echter stond de mooie Elizabeth te boek als de Duitse Helena: haar tomeloze ambities hadden slechts tot oorlog geleid.

Elizabeth geldt in de Nederlandse geschiedschrijving vooral als de excentrieke, geldverkwistende Winterkoningin die de gastvrije Nederlanden verliet met een torenhoge schuldenlijst. Nog in 1982 schreef J.J. Poelhekke dat zij ‘ongeneerd majesteitje speelde’, als koningin zonder rijk die bij alle officiële gelegenheden de voorrang wilde hebben boven Amalia van Solms.

Naslagwerken

Kok; Oxford DNB.

Archivalia

Voor de correspondentie van Elizabeth Stuart zie The correspondence of Elizabeth Stuart, Queen of Bohemia, Nadine Akkerman ed., 3 delen (Oxford University Press). Zie ook Nadine Akkerman ( 2008).

Literatuur

  • M.A. Everett-Green, Elizabeth, Electress Palatine and Queen of Bohemia (Londen 1855 [herdruk 1909]).
  • G.D.J. Schotel, De Winterkoning en zijn gezin (Tiel 1859).
  • C. Oman, Elizabeth of Bohemia (Londen 1938).
  • Jacqueline Doorn, ‘De Winterkoningin, vriendin of rivale van Amalia van Solms’, Spiegel der Historie 1 (1966) 81-86.
  • B.K. Lewalski, ‘Scripting a heroine’s role: princess Elizabeth and the politics of romance’, in: Idem, Writing women in Jacobean England (Londen 1993) 45-65.
  • Margret Lemberg, Eine Königin ohne Reich. Das Leben der Winterkönigin Elisabeth Stuart und ihre Briefe nach Hessen (Marburg 1996).
  • Marika Keblusek en Jori Zijlmans ed., Vorstelijk Vertoon. Aan het hof van Frederik Hendrik en Amalia. Tentoonstellingscatalogus Haags Historisch Museum (Den Haag 1997).
  • R.K. Marshall, The Winter Queen. The life of Elizabeth of Bohemia 1596-1662 (Edinburgh 1998).
  • Marika Keblusek, ‘A divertissement of little plays: theater aan de Haagse hoven van Elizabeth van Bohemen en Mary Stuart’, in: Jan de Jongste, Juliette Roding en Boukje Thijs ed., Vermaak van de elite in de vroegmoderne tijd (Hilversum 1999) 190-202.
  • K. Winkler, ‘Heidelberger Ballette, Musik und Tanz am kurpfälzischen Hof von Elizabeth Stuart und Friedrich V’, Musik in Baden Württemberg (2000) 11-23.
  • S. Groenveld, De Winterkoning. Frederik V van de Palts (1596-1632). Balling aan het Haagse hof (Den Haag 2003).
  • K. Nelson, ‘Negotiating exile: Henrietta Maria, Elizabeth of Bohemia, and the court of Charles I’, in: C. Levin, D. Barrett-Graves en J. Eldridge Carney red.,'High and Mighty Queens' of early modern England: realities and representations (New York 2003) 61-75.
  • Peter Wolf e.a. red., Der Winterkönig Friedrich von der Pfalz. Bayern und Europa im Zeitalter des Dreissigjährigen Krieges (Stuttgart 2003).
  • Nadine N.W. Akkerman en Paul R. Sellin, ‘Facsimile edition – a Stuart masque in Holland: Ballet de la Carmesse de La Haye (1655)’, Ben Jonson Journal 11 (2004) 207-258.
  • Nadine N.W. Akkerman, The letters of a Stuart princess: the correspondence of Elizabeth Stuart, Electress Palatine of the Rhine, and Queen of Bohemia (diss. Vrije Universiteit, Amsterdam 2008).
  • Nadine Akkerman en Ineke Huysman, ‘Een zeventiende-eeuwse catfight: de geloofsovergang van Louise Hollandina van de Palts als inzet bij de aanspraken op het Markiezaat van Bergen op Zoom (1657-1659)’, De Waterschans 41 (2011) 63-72.

Illustratie

Portret door Gerard van Honthorst, 1622. Uit: Peter Wolf e.a. ed., Der Winterkönig Friedrich von der Pfalz (Stuttgart 2003).

Auteur: Nadine N. W. Akkerman

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 217

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.