Hoop, Elisabeth Maria Magdalena van der (1807-1879)

 
English | Nederlands

HOOP, Elisabeth Maria Magdalena van der (geb. Groningen 6-2-1807 – gest. Den Haag 14-3-1879), filantrope, actief in het Réveil. Dochter van Abraham Johan van der Hoop (1775-1826), burgemeester, en Arnolda Aleida Maria Thomassen a Thuessink (1776-1859). Op 23 mei 1828 trouwde Elisabeth Maria van der Hoop in Groningen met Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876), politicus, historicus, advocaat. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Betsy van der Hoop groeide op als jongste dochter in een welgesteld orthodox-christelijk gezin met drie jongens en twee meisjes. Haar vader was burgemeester van Groningen. Vanaf haar vijftiende (1822) bezocht Betsy een kostschool in Den Haag. Daar maakte ze kennis met twee meisjes met wie ze een groot deel van haar leven contact zou blijven houden: Mimi Groen van Prinsterer (1806-1869) en Mariane van Hogendorp. In Vreugd en Rust, het buitenhuis van de familie Groen, leerde ze Mimi’s broer Guillaume kennen: een jongeman die in 1823 in Leiden was gepromoveerd tot doctor in de rechten én in de letteren. Toen Guillaume (Willem voor intimi) haar tegen het eind van een logeerpartij in 1827 een huwelijksaanzoek deed, vroeg ze bedenktijd. Nog diezelfde zomer reisde Guillaume naar De Bult, het buiten van Betsy’s familie in de buurt van Steenwijk, om aan haar moeder een brief met de aanbeveling van zijn vader te overhandigen. Moeder en dochter namen het aanzoek aan en in september 1827 werd de verloving bekend gemaakt. Aan haar aanstaande schoonouders schreef Betsy op 8 augustus 1827: ‘ik kon hem mijn wezenlijke hoogachting niet weigeren, noch aan mijzelve verzwijgen, dat ik hem lievenswaardiger vond dan enige andere man’ (Groen, Briefwisseling 1, 82). Op 23 mei 1828 werd het huwelijk voltrokken.

Actief in het Réveil

Het jonge echtpaar Groen van Prinsterer-Van der Hoop ging wonen in Brussel, waar Guillaume als referendaris van het kabinet des konings geregeld diende te zijn. Aan de feestelijkheden van het hofleven probeerde het paar zich echter zo veel mogelijk te onttrekken en toen Betsy daarop werd aangesproken, deelde ze mede: ‘ik hou van de omgang met mensen, waaraan of ’t hart of ’t verstand voedsel heeft, anders acht ik de tijd geheel verloren’ (gecit. Gewin, 41).

Voedsel voor het hart vonden zij – ook in Brussel – in de kerk. Daar kwam het echtpaar ondermeer in contact met Jean Henri Merle d’Aubigné, een predikant uit de Zwitserse Réveilbeweging die veel indruk op hen maakte. In zijn memoires sprak de anti-revolutionair Groen van Prinsterer van een overgang van ‘de overtuiging van het verstand’ naar ‘de geloofszekerheid van het hart’, waarvoor ‘vooral mijn huwelijk’ de voedingsbodem was geweest. Allard Pierson jr. bevestigde dit: ‘Groen is gekomen waar hij is gekomen aan een vrouwelijke hand’, waarmee hij wilde aangeven dat Betsy ervoor had gezorgd dat Willem zich bij het Réveil aansloot en een meer bevindelijke geloofsbeleving ontwikkelde (gecit. Kluit, 204).

In 1829 keerde het paar terug naar Den Haag. Eerst betrokken zij een woning aan het Lange Voorhout, in 1832 een woning aan het Plein en na de dood van Willems vader in 1837 het grote ouderlijk huis aan de Korte Vijverberg. Een gevelsteen in het gebouw getuigt daar nog van. Vanaf 1837 zou de zeer bemiddelde Groen geen bezoldigde functies meer bekleden.

Betsy Groen van Prinsterer-Van der Hoop was vanaf 1831 een van de drijvende krachten achter de Réveilbeweging in Nederland. In het kader van het Réveil kon zij zowel haar religieuze overtuiging als haar maatschappelijke betrokkenheid vormgeven, al dan niet samen met haar man. Zo namen Willem en Betsy in 1831 gezamenlijk het initiatief tot de oprichting van de Rusthof voor armlastige oude vrouwen in Den Haag. Tot 1852 waren beiden regent van het weeshuis van de Waalse gemeente in Den Haag. Betsy was als lid van het damescomité ook nauw betrokken bij de dagelijkse zorg en het onderwijs binnen het weeshuis. Toen een onderwijzer van het weeshuis zich schuldig maakte aan ongewenste intimiteiten met meisjes van het tehuis, ontsloeg de kerkeraad met hem ook alle regenten. De Groens waren het niet eens met dit besluit en hun contact met de Waalse kerkeraad is daarna dan ook bekoeld. Vooral voor Betsy moet het gedwongen eind aan een dierbaar stuk werk hard zijn aangekomen (Kuiper, 141).

Samen met andere vrouwen van het Réveil – vrijwel allen afkomstig uit de hogere kringen – nam Betsy Groen van Prinsterer-van der Hoop ook verschillende initiatieven. In 1831 richtte zij samen met Caroline de Clercq-Boissevain een bewaarschool en een naaischool voor meisjes op, die zij tot haar dood zou leiden. In deze instellingen werd door vrouwen bijbelonderwijs gegeven, ook al werd daar door sommige predikanten bezwaar tegen gemaakt. Toen in 1840 de Engelse maatschappijhervormster Elisabeth Fry naar Nederland kwam, begeleidde Betsy Groen haar bij een bezoek aan de Haagse vrouwengevangenis. Samen met Marianne van Hogendorp-van Hogendorp ging ze op armenbezoek en stond ze aan de wieg van de Vereniging Vrienden der Armen (1847). In 1865 stelde zij een huis in de Kazernestraat ter beschikking aan mevrouw S.K. de Bronovo om er een kliniek voor weduwen en ongehuwde vrouwen te vestigen. Het was de start van het huidige ziekenhuis Bronovo. De opening werd verricht door koningin Sophie, met wie ze persoonlijk bevriend was. Koningin Sophie bezocht de Groens in de jaren 1870 op hun buitenverblijf; toen Groen stierf legde de koningin persoonlijk een krans op zijn kist en een jaar later betuigde ze de weduwe haar medeleven. Betsy bleef haar hele leven maatschappelijk actief. In 1876 richtte ze de Vereeniging Opstanding en Leven op die evangelisatiewerk verrichtte in achterbuurten; als evangelisatiegebouw werd een berucht danshuis opgekocht.

Het Réveil bood vrouwen de gelegenheid niet alleen sociale, maar ook intellectuele vaardigheden te ontplooien. In die context kan de oprichting van de leesbibliotheek voor vrouwen in 1835 gezien worden, waarbij Betsy Groen volgens Anna van Hogendorp betrokken was; doel was het lezen van ‘goede Franse en Hollandse boeken’. De belezenheid van de Réveilvrouwen maakte hen tot serieuze gesprekspartners. Zo is bekend dat Betsy Groen persoonlijk kritiek oefende op de preken van de Haagse predikant Jean Charles Israel Secretan. Jarenlang had zij haar vriendin Caroline de Clercq uittreksels van diens preken gestuurd en enthousiast bericht over zijn bijbellezing voor kinderen, maar toen ze in 1842 constateerde dat de kwaliteit van zijn preken achteruitging – volgens haar als gevolg van de onrust in het jonge domineesgezin – sprak ze hem daar persoonlijk op aan, zo blijkt uit een brief van haar aan de familie De Clercq (Groen, Briefwisseling 5, 121).

Met vrouwen als Marianne van Hogendorp en Caroline de Clercq heeft Betsy Groen ook buiten het sociale werk veel contact gehad. Toen Marianne als jonge weduwe alleen de zorg voor haar zeven kinderen op zich moest nemen, konden die – zo herinnert Anna van Hogendorp zich – rekenen op de steun van Willem en Betsy, die ‘huis, hart en beurs’ voor hen openden. Zelf zouden Willem en Betsy geen kinderen krijgen; al vroeg in de jaren 1830 had Betsy daarover in een brief aan Marianne haar hart gelucht: ‘Of kinderen het geluk des levens vermeerderen, zal ik niet beslissen, dat behoef ik niet te weten wanneer Gods liefde mij genoeg is, maar indien het bezit van kinderen waarlijk een zo groot geluk is, dan zou ik het daarom niet menen te mogen wensen wijl ik reeds zo veel heb, en te groot geluk dikwijls een zeer grote verzoeking is’ (gecit. Gewin, 57-58).

Reputatie

Betsy Groen van Prinsterer-van der Hoop wordt vaak beschreven als de vrouw achter de politicus, de grondlegger van het antirevolutionaire gedachtegoed: belangrijk, maar bescheiden op de achtergrond. Dat beeld is voor een deel ontstaan doordat zij in periodes dat haar man ziek was – onder andere in 1832 – zijn correspondentie voerde. In die brieven komt zij naar voren als de vrouw die slechts namens haar man spreekt. Haar persoonlijke briefwisseling met Willem en Caroline de Clercq-Boissevain laat een andere kant van haar persoonlijkheid zien. Daar schrijft een zelfbewuste vrouw die initiatieven nam. Haar financiële mogelijkheden en het feit dat ze niet de zorg voor kinderen had, stelden haar in de gelegenheid veel werk op zich te nemen en in filantropische activiteiten het voortouw te nemen. In een ‘in memoriam’ typeert Elise van Calcar haar treffend als ‘Een eerwaarde moeder’, die ‘macht en invloed op veel en in velen’ had (gecit. Sikemeier, 470-472).

Leven en werk van Betsy Groen van Prinsterer-van der Hoop waren onlosmakelijk verbonden met die van haar man: hun hechte band was gebaseerd op een gemeenschappelijke belangstelling voor en betrokkenheid bij maatschappelijke, politieke en religieuze vraagstukken. Daarvan getuigt ook de rouwkaart die zij opstelde toen Willem na een kort ziekbed in 1876 overleed: ‘De scheiding ener echtverbintenis van 48 jaren met zulk een man, vervult mijn ziel met diepe rouw’. Betsy overleed op 14 maart 1879, een paar weken voor de oprichting van de Anti-Revolutionaire Partij, waarop Abraham Kuyper haar recente overlijden herdacht. Een belangrijk deel van de nalatenschap van het echtpaar werd vermaakt aan de vereniging voor de instandhouding van de Rusthof en de Naaischool.

Archivalia

  • Nationaal Archief Den Haag: Archief G. Groen van Prinsterer.
  • Universiteitsbibliotheek Amsterdam (UvA), Handschriftencollectie: Réveilarchief Amsterdam.
  • IIAV, Amsterdam: Biografische map 576, Elisabeth Maria Magdalena Groen van Prinsterer geboren Van der Hoop [vooral – deels ongedateerde – krantenknipels].
  • Gemeentearchief Den Haag: Archief Vereniging Rusthof.
  • Koninklijk Huisarchief, Den Haag: Brieven van koningin Sophie.

Literatuur en bronnenuitgaven

  • Elise van Calcar-Schiotling, ‘Eene eerwaarde moeder’, Dagblad voor Zuid-Holland en ’s-Gravenhage 18-3-1879.
  • Everard Gewin, ‘Mevrouw Groen van Prinsterer’, in: Idem, In den Réveilkring (Baarn 1920) 32-62.
  • J.H. Sikemeier, Elise van Calcar-Schiotling. Haar leven en omgeving. Haar arbeid. Haar geestesrichting (Haarlem 1921) 470-472.
  • Froukje Oosterbaan, Brieven van mevrouw E.M.M. Groen van Prinsterer-van der Hoop (Baarn z.j. [1939]).
  • K. Groen, ‘Bij de portretten van mr. Guillaume Groen van Prinsterer en van mevrouw Elisabeth Maria Magdalena Groen van Prinsterer geboren Van der Hoop’, Anti-Revolutionaire Staatkunde. Maandelijks Orgaan van de Dr. Abraham Kuyperstichting 21 (1951) 258-259, 313.
  • M. Elisabeth Kluit, Het protestantse Réveil in Nederland en daarbuiten 1815-1865 (Amsterdam 1970).
  • M. Elisabeth Kluit, ‘De diaconessen in het Réveil’, in: Idem, Nader over het Réveil (Kampen z.j. [1977]) 108-133.
  • Tineke de Bie en Wantje Fritschy, ‘De “wereld” van Réveilvrouwen, hun liefdadige activiteiten en het ontstaan van het feminisme in Nederland’, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 6 (1985) 30-58.
  • G. Groen van Prinsterer, Schriftelijke nalatenschap Groen van Prinsterer. Briefwisseling, 6 delen, C. Gerretson, J.L. van Essen en H.J. Smit ed. (Den Haag 1925-1992).
  • Th. Haasdijk, ‘Wat zou ik zijn zonder mijn vrouw? Betsy Groen van Prinsterer-van der Hoop’, Ons Burgerschap 49 (1996) 2, 6-8.
  • Annemiek van Drenth en Francisca de Haan, The rise of caring power. Elisabeth Fry and Josephine Butler in Britain and the Netherlands (Amsterdam 1999).
  • Roel Kuiper, ‘Tot een voorbeeld zult gij blijven’. Mr. G. Groen van Prinsterer 1801-1876 (Amsterdam 2001).
  • Tineke Goudriaan ‘Een vrouw van karakter’, Reformatorisch Dagblad 26-5-2001.
  • ‘Vrouwen in het Réveil’, Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis na 1800 26 (2003) december, 1-46.
  • Vilan van de Loo, ‘Schatten uit het archief – Filantropie of kans op autonomie? – Betsy Groen van Prinsterer-van der Hoop (1807-1879)’, Lover 33 (2006) 36-37.

Illustratie

Portret, anoniem, ca. 1860. Uit: Roel Kuiper, ‘Tot een voorbeeld zult gij blijven’ (Amsterdam 2001).

Auteur: Fia Dieteren

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 673

laatst gewijzigd: 11/09/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.