Huygens, Cornélie Lydie (1848-1902)

 
English | Nederlands

HUYGENS, Cornélie Lydie (geb. Haarlemmerliede 13-6-1848 – gest. Amsterdam 31-10-1902), romanschrijfster, feministe, sociaal-democrate. Dochter van Gerard Willem Otto Huygens (1822-?), kalkfabrikant, en Cornelia Adelaïde Henriette Elias (1824-1848). Cornélie Huygens trouwde op 2-10-1902 in Amsterdam met Ignatius Bernardus Maria Bahlmann (1852-1934), zakenman. Dit huwelijk bleef kinderloos. 

Voor een meisje uit de hogere kringen kreeg Cornélie Huygens een uitzonderlijk vrije opvoeding, mogelijk omdat haar moeder kort na haar geboorte overleed en haar vader haar toevertrouwde aan zijn ongetrouwde jongere zus Jeanne Marie Huygens, een vriendin van de vrijgevochten feministische actrice Mina Kruseman.

‘De rode freule’

Op haar 22ste verhuisde Cornélie Huygens van Leiden naar Valkenburg, maar ’s winters logeerde ze in Brussel bij Kruseman. Ze wilde zangeres worden en Kruseman introduceerde haar bij een Brusselse zangleraar. Na anderhalf jaar moest ze bekennen dat haar muzikale aanleg te gering was. Intussen had Kruseman haar laten kennismaken met het werk van haar vriend Multatuli en haar tot het schrijven van feministische krantenartikelen aangezet. Kruseman zorgde er ook voor dat Huygens’ eerste roman, Hélène van Bentinck (1877), werd uitgegeven. Daarna volgden enkele literair zwakke maar goed verkopende romans over liefdesperikelen in de hoogste kringen, waarmee de principieel ongetrouwde Huygens zich de financiële onafhankelijkheid verwierf die ze voor alle vrouwen bepleitte.

In 1896 werd Huygens als een van de eerste vrouwen lid van de pas opgerichte Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Enthousiast nam ze aan het gewone partijwerk deel. Zij kon daarbij uitgelaten vrolijk zijn. Wibaut herinnerde zich dat zij op het SDAP-congres te Leeuwarden (1899) samen met Henry van Kol Indische dansen uitvoerde. Regelmatig kreeg zij het aan de stok met zowel de voormannen van de arbeidersbeweging als de strijdsters voor het vrouwenkiesrecht, die haars inziens geen oog hadden voor de belangen van de arbeiders. Ze probeerde beide emancipatiebewegingen met elkaar te verbinden, zoals blijkt uit haar redevoering voor de Vrije VrouwenVereniging (VVV), Een woord aan de Nederlandsche vrouwen (1896). Anders dan haar partijgenote Henriette Roland Holst werkte Huygens wel mee aan de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 in Den Haag. In de marge daarvan organiseerde zij een congres voor dienstboden en assisteerde ze bij de oprichting van de Haagse Dienstbodenbond Allen voor Elkaar. Kort daarna mengde ze zich met de brochure De liefde in het vrouwenleven voorheen en thans (1899) in de pennenstrijd over de in Haagse societykringen spelende feministische tendensroman Hilda van Suylenburg (1897) van Cécile Goekoop-de Jong van Beek en Donk. Ze vond het een belangrijk boek, maar cultuur-historisch onvoldoende onderbouwd. Huygens maakte een marxistische analyse van het vrouwenvraagstuk en wees er op dat economische factoren van invloed zijn op de maatschappelijke positie van vrouwen.

Zelf baarde Huygens minstens evenveel opzien als Goekoop met haar eveneens in 1897 verschenen roman Barthold Meryan, een sleutelroman over Nederlandse socialisten als Domela Nieuwenhuis, Pieter Jelles Troelstra en diens echtgenote Sjoukje Bokma de Boer, Franc van der Goes en de Delftse hoogleraar B.H. Pekelharing. Hoofdpersoon Barthold Meryan, zoon van een conservatieve Amsterdamse koopman uit de gouden bocht van de Herengracht, pleegt ‘klassenverraad’ door socialist te worden. Behalve een politieke ideeënroman is het een pleidooi voor gelijkberechtiging van vrouwen en voor het ‘vrije huwelijk’.

Huygens beschikte over een ruime kennis van de marxistische theorie, die ze etaleerde in artikelen en op socialistische propagandabijeenkomsten. In 1900 werd ‘de rode freule’, zoals ze vanwege haar adellijke moeder werd genoemd, als eerste vrouw gekozen in het partijbestuur van de SDAP.

Zelfmoord

Twee jaar later verbaasde Cornélie Huygens vriend en vijand door ondanks haar publiekelijk beleden afkeer van het huwelijk op 54-jarige leeftijd alsnog te trouwen met de in Duitsland wonende zakenman Ignazius Bahlmann, die Barthold Meryan in het Duits had vertaald. In het najaar van 1901 zocht ze hem op in Weimar. Daarvandaan schreef ze haar SDAP-vriend A.H. Gerhard dat de ongelukkig getrouwde Bahlmann en zij elkaar al vier jaar kenden en verliefd waren geworden. ‘Dat een man zo’n diep en rijk zieleleven kan hebben, wist ik tot dusverre niet. Nog minder kon ik denken dat zo’n geluk als ik thans leer kennen nog op mijn leeftijd voor mij weggelegd was’. Bahlmanns vrouw was na veel tegenstand bereid te scheiden, maar was dat niet gebeurd dan zou ze, net als een personage uit Barthold Meryan een ‘vrij huwelijk’ met hem zijn aangegaan, schreef ze Gerhard.

Cornélie Huygens trouwde op 2 oktober 1902 in Amsterdam, maar het huwelijk moet op een bittere teleurstelling zijn uitgedraaid. Op 31 oktober verdronk ze zich in de vijver van het Vondelpark, tegenover haar huis in de Van Eeghenstraat. ‘Mijn Ignaz zonder eenige haat ben ik uit het leven gegaan, vaarwel lieveling ik ga naar het Vondelpark’, schreef ze ten afscheid. De begrafenis werd bijgewoond door de top van de SDAP, in de partijkrant Het Volk verscheen een liefdevol in memoriam.

Betekenis

Cornélie Huygens was een van de weinige vrouwen van de eerste feministische golf die een verband legden tussen de emancipatiestrijd van arbeiders en die van vrouwen zonder het ‘feminisme’ van dames uit de hogere kringen af te wijzen. Ze was actief in zowel de socialistische als de feministische beweging. Als literator is haar betekenis klein. Wel zijn haar romans uitstekend onderzoeksmateriaal voor vrouwenlevens in de negentiende eeuw; interessant is haar rigoureuze, goed onderbouwde afwijzing van het traditionele huwelijk. Enigszins macaber is dat ze haar eigen teleurstelling in de liefde met profetische blik heeft beschreven in de roman Hoogenoord (1892). Hoofdpersoon Louize pleegt na de mislukking van haar gearrangeerde huwelijk zelfmoord door zich te verdrinken in een vijver bij haar huis.

Naslagwerken

Van Bork/Verkruijsse; BWN; BWSA; Frederiks/Van den Branden; NNBW; Ter Laan.

Archivalia

Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam: archief SDAP, A.H. Gerhard, K.A. van Langeraad.

Publicaties

  • Uit den strijd des levens (z.p. 1878).
  •  Arabesken (Amsterdam 1884).
  • Regina (Amsterdam 1884).
  • Ellen (Amsterdam 1889).
  • Een huwelijk (Amsterdam 1892).
  • Hoogenoord, 2 delen (Amsterdam 1892).
  • Zomer (Amsterdam 1895).
  • Socialisme en ‘féminisme’ (Amsterdam 1898) [brochure].
  • Darwin-Marx. Bernstein als bestrijder van eene natuur-philosophische leer (Amsterdam 1901).

Literatuur

  • Mina Kruseman, Mijn leven (Dordrecht 1877).
  • S.M.D. Troelstra-Bokma de Boer, in: Het Volk, 9-11-1902.
  • Annie Romein-Verschoor, Vrouwenspiegel, Een literair-sociologische studie over de Nederlandse romanschrijfster na 1880 (Utrecht 1935) 66-69.
  • Josine Meyer, ‘Cornelie Huygens’, Mededelingenblad Sociaal-Historische Studiekring  12 (1957) dec., 2-8.
  • M. van der Wey, Cornélie Huygens, vanonder de parasol de barrikade op (Amsterdam 1977).
  • Aukje  Holtrop, ‘De freule’, in: Idem red., Vrouwen rond de eeuwwisseling (Amsterdam 1979) 99-113.
  • Jeroen Brouwers, ‘Cornelie Huygens, 1848-1902’, in: Idem, De laatste deur. Essays over zelfmoord in de Nederlandse letteren (Amsterdam 1983).
  • Marianne Braun, De prijs van liefde. De eerste feministische golf, het huwelijksrecht en de vaderlandse geschiedenis (Amsterdam 1992).
  • Fia Dieteren: ‘Wie was Barthold Meryan?’, in: www.onvoltooidverleden.nl, editie 16 (2002).

Illustratie

Portretfoto, door Richard Kameke (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam).

Auteur: Elsbeth Etty

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 777

laatst gewijzigd: 18/07/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.