Jans, Lucretia (ca. 1602-na 1641)

 
English | Nederlands

JANS, Lucretia, ook bekend als Lucretia van der Mijlen (geb. Amsterdam ca. 1602 – gest. na 1641), koopmansvrouw, verdacht van medeplichtigheid aan de muiterij op de Batavia en de moordpartij onder opvarenden. Dochter van Jan (of Hans) Meynertsz., lakenkoopman, en Steffanie Joosten. Lucretia Jans trouwde (1) op 18-10-1620 in Amsterdam met Boudewijn van der Mijlen (ca. 1599-1629), diamantslijper; (2) op 12 oktober 1630 in Batavia met Jacob Cornelisz. Cuick, sergeant. Mogelijk hertrouwde zij na de dood van haar tweede man met ene Johannes Hilkes. Over kinderen uit deze huwelijken is niets bekend.

In oktober 1628 vertrok Lucretia Jans op het VOC-schip Batavia naar Oost-Indië, om zich daar bij haar echtgenoot te voegen die inmiddels VOC-koopman was geworden en al eerder naar Indië was vertrokken. Lucretia was een van de twintig vrouwen aan boord, en als koopmansvrouw onder hen de hoogste in rang. Zwaantje Hendriks vergezelde haar als dienstmeisje. De reis zou eindigen in een drama waarin Lucretia Jans een van de hoofdrollen speelde. Dankzij getuigenverslagen en enkele brieven zijn de gebeurtenissen redelijk goed gedocumenteerd, ook al blijft het gissen naar de ware toedracht.

Muiterij en schipbreuk

Anders dan de vrouwen van soldaten en ambachtslieden verkeerde Lucretia aan boord niet tussen het scheepsvolk, maar tussen de officieren. Zij had een goede verstandhouding met opperkoopman Fransisco Pelsaert, eerste man aan boord en waarschijnlijk een goede bekende van Lucretia’s echtgenoot. Minder goed was het contact met schipper Adriaan Jacobsz. Hij had zijn oog op Lucretia laten vallen, maar toen zij weigerde in te gaan op zijn avances, richtte de schipper zijn aandacht op haar dienstmeisje Zwaantje, die blijkbaar wél van zijn aandacht was gediend. Onderkoopman Jeronimus Cornelisz., een apotheker uit Haarlem stookte het vuurtje op, en zo ontstonden er op het schip verschillende kampen: Pelsaert en Lucretia enerzijds, en Adriaen Jacobsz. en Zwaantje Hendriks anderzijds, met Jeronimus Cornelisz. als intrigant op de achtergrond.

De ambities van Jeronimus Cornelisz. bepaalden de gebeurtenissen die volgden. Hij wist dat er mannen aan boord waren die wel te porren waren voor muiterij en had daarom het plan opgevat om de Batavia te overmeesteren, de bemanning terug te brengen tot een handvol ‘getrouwen’ en met het schip als piraat te gaan varen. Intussen zonnen schipper Adriaan Jacobsz. en Zwaantje Hendriks op middelen om de hooghartige Lucretia aan te pakken. Op een avond werd Lucretia vastgegrepen en ‘zwart gemaakt’: besmeurd met uitwerpselen en pek. Opperkoopman Pelsaert probeerde de orde te herstellen en begon een jacht op de daders, maar de mannen hielden elkaar de hand boven het hoofd. Bovendien werd Pelsaert ziek: hij moest de leiding aan schipper Jacobsz. en onderkoopman Cornelisz. overlaten. Zo leek het erop dat zij het schip vanzelf in handen kregen. Toen echter duidelijk werd dat Pelsaert aan zijn ziekte niet zou bezwijken, besloten de muiters het schip gewapenderhand over te nemen.

Op 4 juni 1629, vlak voordat het plan tot muiterij werd uitgevoerd, leed de Batavia schipbreuk op een rotsachtig eilandje, zestig kilometer voor de kust van Australië. Het schip was verloren, maar de meeste opvarenden wisten zich in veiligheid te brengen op een paar onbewoonde eilandjes. Opperkoopman Pelsaert vertrok vrijwel onmiddellijk met een sloep om drinkwater te zoeken en hulp te halen. Hij nam ruim veertig mensen met zich mee, onder wie zijn onbetrouwbaar gebleken schipper Jacobsz. en Zwaantje. Zij bleven veel langer weg dan verwacht, want toen zij in de directe omgeving geen drinkwater vonden, voeren zij door naar Java. Zij wisten de stad Batavia te bereiken, waar gouverneur-generaal Jan Pietersz. Coen direct een reddingsschip liet klaarmaken om de schipbreukelingen op te halen.

Intussen bevonden de achtergebleven muiters zich in een benarde positie. Zij wisten dat op het beramen van muiterij de doodstraf stond. Bovendien waren voedsel en drinkwater uiterst schaars. Jeronimus Cornelisz., volgens de scheepshiërarchie na het vertrek van Pelsaert en Adriaan Jacobsz. de hoogste in rang, had een drastische oplossing. Hij verzamelde een groep vertrouwelingen – onder wie de oorspronkelijke muiters – en gaf hun opdracht de overige mannen, vrouwen en kinderen om te brengen. In wilde moordpartijen vonden 96 mannen, 12 vrouwen en 7 kinderen de dood. De muiters lieten zeven vrouwen in leven. Vijf van hen waren bestemd voor ‘algemeen gebruik’ door de hele groep muiters. Lucretia Jans en een andere jonge vrouw (de dochter van de predikant) kregen een voorkeursbehandeling; zij hoefden met slechts één man het bed te delen. Lucretia werd uitverkoren om Jeronimus Cornelisz. in zijn tent gezelschap te houden. Later zou hij toegeven haar verschillende keren verkracht te hebben.

Toen Pelsaert na zes weken uit Batavia terugkeerde om de gezonken lading op te duiken en de schipbreukelingen te redden, werd hij gewaarschuwd door een van de soldaten die aan de moordpartij had weten te ontkomen. Pelsaert deed er alles aan om de orde te herstellen: getuigen werden gehoord en muiters werden gearresteerd, ondervraagd, gepijnigd en veroordeeld. De grootste misdadigers, onder wie Jeronimus Cornelisz., liet hij ter plekke ophangen. Met alle andere overlevenden arriveerde hij in december op de rede van Batavia. De muiters werden gevangengezet en streng gestraft.

Een verdachte reputatie

De Raad van Justitie van Batavia verzamelde getuigenverklaringen en kwam tot de conclusie dat Lucretia Jans medeplichtig was aan de misdrijven. Het aantal belastende verklaringen tegen haar was enorm. Jeronimus Cornelisz. had haar steeds afgezonderd van de andere mensen en contact tussen Lucretia en haar lotgenoten was er niet geweest. Zij verkeerde bovendien in de bevoorrechte positie dat ze aan één man was toegewezen, hetgeen bij de andere vrouwen jaloezie had gewekt. De aanklacht luidde dat zij schuldig was aan ‘ophitsing, stijving tot boze feiten en het vermoorden van het geborgen en het gesalveerde [:geredde] volk [...] waardoor enigen door haar vals ingeven om het leven zijn gekomen’. Omdat zij niet wilde bekennen, vroeg de advocaat-fiscaal toestemming om haar te mogen pijnigen. Of hij die ook kreeg, is niet bekend. Wel zeker is dat Lucretia volhardde in haar ontkenning en vrij snel hierna werd vrijgelaten.

Inmiddels was Boudewijn van der Mijlen, de echtgenoot die Lucretia Jans in Batavia weer zou ontmoeten, een jaar eerder overleden. Over haar leven in Batavia is weinig bekend. Wel bekend is dat zij in oktober 1630 hertrouwde met de sergeant Jacob Cornelisz. Cuick. Het was een huwelijk beneden haar stand, maar als vrouw alleen in een voor haar onbekende gemeenschap en als vrouw wier reputatie ten zeerste was geschaad, zal zij waarschijnlijk weinig keus hebben gehad. Met haar nieuwe echtgenoot keerde zij omstreeks 1635 naar Nederland terug; over deze laatste jaren van haar leven is ons niets bekend.

Ruim tien jaar later, in 1647, werd de herinnering aan de rampzalige reis van de Batavia weer actueel door de publicatie van het boekje Ongeluckige voyagie van ’t schip Batavia, dat op basis van officiële VOC-stukken de ramp navertelde. Het werd in korte tijd zeer populair. De bewindhebbers van de VOC besloten rond diezelfde tijd een eind te maken aan het ongelimiteerd meesturen van vrouwen op schepen van de compagnie, omdat dit de verhoudingen aan boord verstoorde. De bewindhebbers verwezen naar de reis van de Batavia als hét voorbeeld van een ramp die was veroorzaakt door de aanwezigheid van vrouwen.

Archivalia

De belangrijkste archiefbronnen over de schipbreuk van de Batavia en de nasleep daarvan zijn gepubliceerd in Roeper, De schipbreuk van de Batavia (1993). Deze publicatie bevat de volledige verhoren en bekentenissen, stukken scheepsjournaal, brieven van betrokkenen en lijsten van geborgen goederen en dergelijke.

Literatuur

  • H. Drake-Brockman, Voyage to disaster. The Batavia mutiny (Sydney/Londen 1963).
  • V.D. Roeper, De schipbreuk van de Batavia, 1629 (Zutphen 1993).
  • Vibeke Roeper, ‘Schipbreuk, moord en muiterij. De reis van de Batavia in 1628-1629’, in: Robert Parthesius, Vibeke Roeper en Lodewijk Wagenaar red., De Batavia te water (Amsterdam 1996).
  • Mike Dash, Batavia’s graveyard. The true story of the mad heretic who led history’s bloodiest mutiny (Londen 2002).

Illustratie

Titelpagina van Ongeluckige Voyagie (uitg. 1648).

Auteur: Vibeke Roeper

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 238

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.