Koenen, Henrietta Louisa (1830-1881)

 
English | Nederlands

KOENEN, Henrietta Louisa (geb. Nieuwer-Amstel 25-6-1830 – gest. Amsterdam 6-3-1881), verzamelaarster van grafiek en tekeningen van vrouwelijke kunstenaars. Dochter van Cornelis Ariën Koenen (1806-1836), huisknecht, oppasser en kantoorbediende, en Maria Antoinette Hoogkamer (1813-1850). Henrietta Louisa Koenen trouwde op 20-3-1861 in Maarssen met Johan Philip van der Kellen (1831-1906), graveur bij de Rijksmunt, vanaf  1876 directeur van het Rijksprentenkabinet. Het huwelijk bleef kinderloos.

Henrietta Louisa Koenen werd geboren als oudste van drie dochters. Haar ouders waren bij haar geboorte nog niet getrouwd: de vader was een uit Den Bosch afkomstige onderwijzerszoon ‘zonder beroep’, de moeder was een meisje van zeventien van wie de ouders waren gescheiden. Getuige bij de geboorteaangifte was Johannes Cornelis Zurcher (1794-1882), graveur en een oom van de jonge moeder. De ouders trouwden een jaar later, en toen gaf Koenen ‘huisknecht’ op als beroep. Het paar woonde op dat moment in de Amsterdamse Huidenstraat (nr. 25). Er werden nog twee zusjes geboren: Antoinette Catharine Wilhelmina (1832-1905) en Cornelia Adrienne (1835-1914). Bij de geboorte van Antoinette was de vader ‘oppasser’ van beroep, bij de geboorte van Cornelia ‘kantoorloper’. Op 4 januari 1836, dus kort na de geboorte van de derde dochter, stierf ‘kantoorbediende’ Cornelis Ariën Koenen, woonachtig in het ‘sluishuis’ aan de Overtoom. Henrietta Louisa was toen 5 jaar oud, haar moeder was 22.

Via haar moeder moet Henrietta Louisa in aanraking zijn gekomen met een milieu van graveurs: de Zurchers waren een bekende graveursfamilie, maar ook de familie Hoogkamer telde verscheidene graveurs. Een oudtante van Henrietta Louisa, Elisabeth Philippina Zurcher (1792-1868), was bovendien getrouwd met Johannes Petrus Schouberg (1798-1864), sinds 1845 eerste stempelsnijder van de Rijksmunt in Utrecht (ook diens vader was stempelsnijder bij de Munt). Vermoedelijk zijn de banden met deze familie Schouberg hecht geweest. In 1830 was Henrietta Louisa’s grootmoeder bij hen in huis gestorven als ‘gesepareerde huisvrouw’ van Daniel Willem Hoogkamer. Het is goed mogelijk dat het kinderloze echtpaar Schouberg zich later ook over de drie minderjarige kleindochters heeft ontfermd: bij de dood van haar moeder in 1850 was Henrietta Louisa negentien jaar oud, haar jongste zusje was veertien. Het is hoe dan ook zeer waarschijnlijk dat Henrietta Louisa via deze familieconnecties in contact is gekomen met haar latere echtgenoot, die ook werkte bij de Rijksmunt. Haar oudoom Schouberg heeft bovendien in Maarssen gewoond en gewerkt, en dat is de plaats waar Henrietta Louisa Koenen in het huwelijk trad.

Henriëtta Louisa Koenen was 30 jaar oud toen zij trouwde met de 29-jarige Johan Philip van der Kellen, als stempelsnijder werkzaam bij de Rijksmunt in Utrecht en zoon van David van der Kellen (1804-1879), ook stempelsnijder bij de Munt. De endogamie in hun kringen was hoog. Nog datzelfde jaar trouwde haar jongere zus Antoinette met een broer van Johan Philip: Carel van der Kellen (1839-1917). Een broer van Henriette Frederica Menger (1808-1880), de moeder van Johan Philip en Carel van der Kellen, werkte ook als graveur bij de Munt. En een dochter van Antoinette Koenen trouwde weer met een Hendrik Carel Menger. Voor zover bekend bleef het huwelijk van Henrietta Louisa Koenen en Johan Philip van der Kellen kinderloos.

Het paar woonde in Utrecht, waar Johan Philip ook als kunstverzamelaar in de voetsporen van zijn vader was getreden: vanaf zijn vroegste jeugd verzamelde hij prenten, met een voorliefde voor het werk van Jan en Caspar Luyken. Ook legde Van der Kellen een ‘cabinet de travail’ aan met prenten van Hollandse en Vlaamse meesters. Daarvoor bezocht hij talloze prentenkabinetten en privéverzamelingen in binnen- en buitenland. Vaak vergezelde Henrietta Louisa Koenen hem op deze reizen. Volgens huisvriend F. Adama van Scheltema, werkzaam bij de firma Frederik Muller, hielp zij hem op die reizen met het overtrekken van originele prenten die zij onder andere in Wenen, Berlijn en Dresden onder ogen kregen. Inderdaad bevinden zich tal van deze ‘calques’ (overtrekjes) in de schriftelijke nalatenschap van Van der Kellen. De benoeming in 1876 van Van der Kellen tot eerste directeur van het Amsterdamse Rijksprentenkabinet veranderde veel in hun leven. Niet alleen verhuisde het paar naar Amsterdam, maar ook moest Van der Kellen zijn prentverzameling verkopen omdat het hem in die functie niet was toegestaan om in kunst te handelen.

Henrietta Louisa Koenen was, voor zover bekend, de eerste in Nederland die een collectie van door vrouwen gemaakte tekeningen en grafiek aanlegde. Daarmee was zij haar tijd ver vooruit. Blijkens de catalogus die Frederik Muller in 1884, dus drie jaar na haar dood publiceerde, bestond de collectie ‘Femmes artistes’ uit werk van 827 kunstenaressen uit tal van landen, en 85 portretten van kunstenaressen. Niet duidelijk is wanneer ze met het aanleggen van haar verzameling is begonnen. Toen in 1901, dus lang na haar dood, een deel van haar collectie werd tentoongesteld in de New-Yorkse Grolier Club, schreven de makers van die expositie dat ze vanaf 1848 had verzameld, dus al ver vóór haar huwelijk. Deze informatie was gebaseerd op een mededeling van de firma Muller aan Samuel P. Avery dat ze in 1861 was gestorven en dat Van der Kellen de verzameling tot 1881 had voortgezet. Dit is onjuist, en daarom is er reden om ook de mededeling over het jaar 1848 niet te vertrouwen, al is het uiteraard mogelijk dat ze, net als haar latere echtgenoot, jong was begonnen met haar verzameling.

De persoon van Henrietta Louisa Koenen blijft in de schaduw van haar beroemde echtgenoot. Zo blijft onduidelijk of zij op hun studiereizen ook werkten aan haar verzameling van door vrouwen gemaakte grafiek – het lijkt onwaarschijnlijk dat ze dat niet deden – en al evenmin is duidelijk of Koenen haar collectie na haar mans benoeming in 1876 tot directeur van het Rijksprentenkabinet voortzette. Met andere woorden: mocht zij nog wel in kunst handelen nu haar man dat niet meer mocht? In ieder geval heeft ze toen haar collectie niet verkocht. Haar man deed zijn zeer rijke kunstverzameling wel meteen van de hand: van 7 tot 10 januari 1878 werd alles geveild bij Frederik Muller.

Henrietta Louisa Koenen stierf op 6 maart 1881 in Amsterdam, in hun woonhuis aan de Oudezijds Achterburgwal, vijftig jaar oud. Drie jaar na haar dood verkocht Van der Kellen, inmiddels hertrouwd met Helène Gerritsen (1843-1921), haar collectie aan de firma Muller. De firma bood de collectie in haar geheel te koop aan voor tienduizend gulden; voor de bijbehorende, rijk versierde zeventiende-eeuwse kast vroeg hij vierhonderd gulden. Dit aanbod gold tot 1 januari 1885. Wie de collectie had aangelegd, vermeldt de catalogus niet, en kennelijk heeft zich ook geen koper gemeld, want toen in 1898 de 'Nationale tentoonstelling van vrouwenarbeid' in Amsterdam werd gehouden, gaf de Firma Muller heel wat werk uit de collectie in bruikleen aan de Afdeling Geschiedenis van die tentoonstelling. Twee jaar later werd een deel van de collectie – alleen de prenten – verkocht aan Samuel P. Avery, grondlegger van de prentenverzameling van de New York Public Library (NYPL). Zodoende bevindt een groot deel van de collectie Koenen zich momenteel in New York. De NYPL organiseerd in 2015 een tentoonstelling rond de verzameling van Henrietta Louisa Koenen, onder de titel Printing Women: Three Centuries of Female Printmakers.

Archivalia

  • Stadsarchief Amsterdam: BS Nieuwer-Amstel en Amsterdam [Koenen en Hoogkamer; informatie over ouders van Cornelis Ariën Koenen in huwelijksbijlagen].
  • Het Utrechts Archief: BS Maarssen, Veenendaal en Utrecht [Van der Kellen, Koenen, Zurcher, Hoogkamer, Schouberg; informatie over de ouders van Henrietta Louisa Koenen in huwelijksbijlagen].
  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: familieadvertenties Koenen, Van der Kellen, Hoogkamer, Schouberg.
  • New York Public Library: brief van Firma Frederik Muller aan S.P. Avery,  22-8-1900 [ingeplakt in ex. Catalogue d’une collection unique].

Literatuur

  • Catalogue d’une collection unique de dessins, gravures et eaux-fortes, composés ou executés par des femmes (Amsterdam 1884) [verkoopcatalogus Frederik Muller & Co. De titel ‘Femmes artistes’ staat alleen op het omslag, niet op de titelpagina].
  • F. Adama van Scheltema, ‘Johan Philip van der Kellen’, De Kroniek 4 (1898) 18-19.
  • Catalogue of a collection of engravings, etchings and lithographs by women exhibited at the Grolier Club (New York 1901).
  • Els Kloek, Catherine Peters Sengers en Esther Tobé, Toelichting op ‘Lexicon van Noord-Nederlandse kunstenaressen, circa 1550-1800’, in: Idem red., Vrouwen en kunst in de Republiek. Een overzicht (Hilversum 1998) 123-128, aldaar 125.
  • Everhard Korthals Altes, ‘Johan Philip van der Kellen (1831-1906), de eerste directeur van het Rijksprentenkabinet’, Bulletin van het Rijksmuseum 46 (1998) 207-263, aldaar 213, 246.

Illustratie

Omslag van Les femmes artistes (Universiteit van Amsterdam; Bijzondere Collecties).

Auteur: Els Kloek

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 737

laatst gewijzigd: 13/08/2019

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.