Koning, Martina Diederika Wittop (1870-1963)

 
English | Nederlands

KONING, Martina Diederika WITTOP (geb. Goch, Duitsland 10-1-1870 – gest. Huizen 29-7-1963), lerares aan de Amsterdamse Huishoudschool en kookboekenschrijfster. Dochter van Dirk Arnold Wittop Koning (1845-1909), ingenieur, en Martina Susanna Everdina de Moulin (1846–1928). Martine Wittop Koning bleef ongehuwd. 

Martine Wittop Koning was de oudste van zeven kinderen in een vrijzinnig protestants ingenieursgezin. Ze werd geboren in Duitsland, waar haar vader betrokken was bij de aanleg van de spoorlijn tussen Boxtel en Kleef. Het grootste deel van haar jeugd bracht ze door in Rotterdam. In 1872 had haar vader daar de leiding gekregen over de bouw van de Willemsbrug. Op veertienjarige leeftijd verhuisde Martine met haar ouders en vier jongere broers naar Amsterdam. Ze woonde er achtereenvolgens in de Vondelstraat en op de Jacob van Lennepkade. In Amsterdam werden nog twee zussen geboren.

Carrière

Martine Wittop Koning legde studiezin en een brede culturele belangstelling aan de dag. Ze haalde de Middelbaar Onderwijsakte Frans, was geëngageerd en hield van muziek en kunst. Huishouden en koken vond zij nogal ‘domme’ bezigheden, tot ongenoegen van haar moeder, die meende dat Martine ‘haar handen eens moest leren gebruiken’ (gecit. Van Otterloo, ‘Voedzaam’, 532). Toen in 1891 een huishoudschool werd gevestigd op de Amsterdamse Prinsengracht, schreven haar ouders – die vrienden hadden in het schoolbestuur – haar meteen in. Tegen haar verwachting in beviel het Martine op de Huishoudschool. In juni 1893 legde ze als een van de eerste kandidaten het pas ingestelde examen voor kookschoollerares af. Aansluitend begon zij als inwonend ‘lerares koken en voedingsleer’. In 1895 verhuisde ze met de school mee naar de nieuwbouw aan het Zandpad.

Als beginnend lerares trad Wittop Koning toe tot een ‘keurbende’ (De Rooy) van bevlogen vrouwen, die bevordering van het volkswelzijn nastreefden door het propageren van goede en hygiënisch bereide voeding. In opdracht van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen schreef ze twee brochures over het huishoudonderwijs. Ook begon ze voordrachten en kookdemonstraties te geven. Als vertegenwoordigster van het huishoudonderwijs nam ze deel aan (inter)nationale tentoonstellingen en congressen. In 1900 werd ze secretaris van de Bond van Leraressen bij het Huishoudonderwijs.

Toen even na 1900 een conflict ontstond tussen het onderwijzend personeel van de huishoudscholen en hun bestuurders, mengde Wittop Koning zich als secretaris van de Bond in de strijd. Inzet was de eindverantwoordelijkheid bij examens: moest die bij het bestuur of bij de leraressen liggen? Vanwege haar rol in het conflict werd Wittop Koning in 1904 ontslagen. In haar kielzog vertrok het merendeel van de leraressen, inclusief directrice Suze Meyboom. De uittocht leidde tot de oprichting van de Nieuwe Huishoudschool, die in 1906 een pand aan de Gabriël Metsustraat betrok. Wittop Koning bleef er tot haar pensioen in 1935 werkzaam.

Vanaf 1910 woonde Wittop Koning buiten Amsterdam. In 1928 kocht ze een stuk grond in Huizen, waarop haar broer, de architect Adrianus Rudolphus Wittop Koning (1878-1961), voor haar een huis bouwde. Ook na haar pensioen bleef ze actief. Zo hielp ze het diëtistenonderwijs van de grond af opbouwen. Tot aan haar dood, op 93-jarige leeftijd, werkte ze dagelijks in haar moestuin en deed ze schrijf- en vertaalwerk.

Kookboeken

Martine Wittop Koning was niet alleen pionierster van het huishoudonderwijs. maar ook een van de meest productieve kookboekenschrijfsters uit de Nederlandse geschiedenis. Haar honderden publicaties betreffen zowel eigen werk als vertalingen. Kernwaarden van de kookstijl die zij propageerde waren zuinigheid, eenvoud en voedingswaarde. Haar recepten waren gericht op een zo voedzaam en smakelijk mogelijk resultaat met minimale inzet van tijd, geld en arbeid. Vooral voor de verbreiding van nieuwe wetenschappelijke inzichten over eiwitten, koolhydraten en vitamines heeft Wittop Koning veel betekend. Minder succesvol waren haar pogingen om de arbeidersklasse peulvruchten te laten omarmen als goedkoop, eiwitrijk alternatief voor vlees. Door haar aangeprezen gerechten als hutspot met rijst, savooiekool met witte bonen en boerenkool met spliterwten zijn nooit aangeslagen.  

Haar grootste succes bereikte Wittop Koning met Eenvoudige en berekende recepten (1901), een kookboek voor de burgerij en tevens basiskookboek van de Nieuwe Amsterdamse Huishoudschool. In een halve eeuw werden er 310.000 exemplaren van verkocht. Haar andere doelgroep, de arbeidersklasse, bediende Wittop Koning met Berekende volksmaaltijden (1905). Voor elke dag van het jaar gaf ze een recept voor een eenvoudig te bereiden, voedzaam middagmaal dat niet meer kostte dan tien tot vijftien cent per portie. Haar overtuiging dat voedzame maaltijden voor iedere beurs bereikbaar waren, mits men bereid was om nieuwe inzichten, bereidingswijzen en producten te accepteren, deed het vooral goed in tijden van schaarste (de twee wereldoorlogen en de crisis): ze leerde de huisvrouw omgaan met hoge voedsel- en energieprijzen en rantsoenering. Ook met haar recepten voor reclamebrochures van levensmiddelenfabrikanten kreeg ze bekendheid. Beroemd zijn de ‘zomer- en winterboekjes’ voor Delftsche Slaolie van Calvé en de brochure met chocoladerecepten voor Droste’s Verpleegster Cacao. 

Idealen

Zelf volgde Wittop Koning eveneens strenge voedingsvoorschriften. Ze was geheelonthoudster, en na een kennismaking met de anarchistische drankbestrijder en vegetariër Jacob van Rees en zijn Blaricumse kolonie werd ze in 1900 ook vegetariër. Haar positie in het huishoudonderwijs werd er hierdoor niet gemakkelijker op. Van het schoolbestuur moest ze voortaan afzonderlijk haar maaltijden gebruiken (Wittop Koning, ‘Ons menu’, 145). De tegenwerking weerhield Wittop Koning er niet van om in haar publicaties en voordrachten duidelijk te laten doorschemeren dat zij een vleesloze voeding voorstond. Anderzijds was ze ook in vegetarische kringen niet onomstreden. Omdat zij toch vleesrecepten bleef publiceren, moest ze in 1919 al na korte tijd aftreden als lid van het hoofdbestuur van de Vegetariërsbond. Haar ‘extremere opvattingen over gezondheid’ ontleende Wittop Koning mogelijk aan de theosofie. Vanaf 1913 was ze lid van de Theosofische Vereniging.

De Eerste Wereldoorlog gaf Wittop Koning de kans om veel van haar idealen in praktijk te brengen. Ze trad op als pleitbezorgster van de collectivisering van huishoudelijke taken en werd medeoprichtster en bestuurster van de Centrale Keuken die de gemeente Amsterdam in 1916 opende. Met voedselbereiding in gaarkeukens konden tijd, energie en grondstoffen worden bespaard, aldus Wittop Koning. In de volgende decennia werd ze een groot voorstandster van rationalisering van huishoudelijke arbeid, waardoor vrouwen meer tijd zouden overhouden voor hun ontplooiing. Haar banden met de levensmiddelenindustrie laten zich deels hierdoor verklaren: ook via industriële productie viel volgens haar veel tijd te besparen.

Reputatie

Tijdens haar leven was Wittop Koning een enigszins controversiële figuur. Als kooklerares behoorde zij tot de burgerlijke ‘mainstream’, maar door haar theosofische opvattingen en vegetarisme gold zij toch als zonderling. Ook haar ijveren voor betere volksvoeding werd wisselend gewaardeerd. Kritiek kwam vooral van arbeiders die bemoeienis met hun levensstijl niet waardeerden: tijdens lezingen bleek herhaaldelijk dat het publiek zich haar bevoogdende tips over hooikisten, theemutsen en stamppot met bonen niet zomaar lieten aanleunen. Helemaal slecht vielen haar pleidooien voor vegetarisme en geheelonthouding. Ook haar werkzaamheden voor de Centrale Keuken kwamen Wittop Koning op scheldpartijen en zelfs dreigbrieven te staan. Amsterdammers lieten zich de vrije keuze en bereiding van voedsel niet graag uit handen nemen.

Na haar dood hield Wittop Koning een omstreden reputatie. Culinair journaliste Wina Born, die haar persoonlijk heeft gekend, omschrijft Wittop Koning als een autoriteit met groot aanzien onder vakgenoten. Haar zuinigheid en banden met de levensmiddelenindustrie maakten haar echter ook tot mikpunt van spot. Als aanvoerster van een rij ‘zuinige’, ‘strenge’ of zelfs ‘misleide’ kookleraressen zou zij alle plezier uit het koken hebben verdreven en en passant medeverantwoordelijk zijn voor de teloorgang van de goede Nederlandse burgerkeuken (Gnirrep, ‘Schillen’; Van Dam, 207). In 2008 deed historica en schrijfster Ileen Montijn een poging de veel beschimpte kookleraressen te rehabiliteren. Zij noemt Wittop Koning een ‘zuinigheidsfanate’, maar tegelijk ook de ‘grote profetes van de volkspot’ (Montijn, 98-101). 

Archivalia

  • Nationaal Archief, Den Haag: toegang 2.21.281.42, inv. nr. 3, collectie 608 (Leven en werken van de zeven kinderen van ir. Dirk Arnold Wittop Koning’).
  • Koninklijke Bibliotheek, Den Haag: sign. 77 K 42 (‘Recepten door Martine Wittop Koning’). 

Publicaties

Voor een volledig overzicht van het werk van Wittop Koning zie: Joop Witteveen en Bart Cuperus, Bibliotheca gastronomica. Eten en drinken in Nederland en België (1474-1960) (Amsterdam 1998). Enkele van haar sleutelpublicaties zijn:

  • Huishoudonderwijs (Ouderkerk 1893).
  • met E.S. Bienfait, Onze volkskeuken. Proeve van een leiddraad voor volkscursussen in koken en huishouden (Amsterdam 1900).
  • Eenvoudige en berekende recepten (Almelo 1901).
  • Berekende volksmaaltijden (Almelo 1905).
  • Hoe voeden wij ons ’t goedkoopst en toch goed? Raadgevingen en inlichtingen betreffende de keus, de bereiding en de inmaak van deugdelijk en smakelijk goedkoop voedsel (Amsterdam 1914).
  • Op rantsoen. Wenken voor de huisvrouw (Zaltbommel 1917).
  • ‘Ons menu: een van onze beste propagandamiddelen’, De Vegetarische Bode 57 (1954) 145-147.

Literatuur

  • J. Groen, ‘Martine Wittop Koning zeventig jaar’, De Groene Amsterdammer 6-1-1940 (nr. 3266) 12.
  • J.J. Groen en C. de Wit, ‘Martine Wittop Koning and Jeannette Polak-Kiek, 2 pioneers in dietetic education in The Netherlands’, Voeding 25 (1964) 244-247.
  • Piet de Rooy, ‘Het zwaarste beroep. Succes en falen van het huishoudonderwijs in Nederland, 1875-1940’, Sociologisch Tijdschrift 12 (1985) nr. 2, 207-246.
  • Anneke van Otterloo, ‘Voedzaam, smakelijk en gezond. Kookleraressen en pogingen tot verbetering van eetgewoonten tussen 1880 en 1940’, Sociologisch Tijdschrift 12 (1985) nr. 3, 495-542.
  • Hannie Gerritsen, ‘Eten uit overtuiging. Een biografische schets van Martine Wittop Koning’, Tijdschrift voor Huishoudkunde 10 (1989) nr. 4, 105-110.
  • Anneke van Otterloo, Eten en eetlust in Nederland (1840-1990) (Amsterdam 1990).
  • Wina Born, ‘Het twaalfuurtje’ en ‘De vliegenkast’, in: Wina Born’s culinaire memoires (Warnsveld 2001) 105-106.
  • Yvonne Gnirrep, ‘Schillen in de soep’, De Volkskrant, 15-2-2001.
  • Diny Schouten, ‘Diny Schouten herleest “Eenvoudige en berekende recepten’’’, Trouw, 13-12-2003.
  • Johannes van Dam, DeDikkeVanDam (Amsterdam 2005).
  • Johannes van Dam en Joop Witteveen, Koks & keukenmeiden. Amsterdamse kookboeken uit de Gastronomische Bibliotheek en de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam (Amsterdam 2006).
  • Ileen Montijn, ‘Geen misleide dames. De pionierstijd van de Hollandse Huishoudschool’, De Gids 171 (2008) nr. 2, 89-101.
  • Dirk-Jan Verdonk, Het dierloze gerecht. Een vegetarische geschiedenis van Nederland (Amsterdam 2009). 

Illustratie

Portretfoto, door de firma Foto Perfecta te Huizen, ongedateerd (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, sign. 77 K 42).

Auteur: Floor Meijer

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 819

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.