Mercier, Helena (1839-1910)

 
English | Nederlands

MERCIER, Helena (geb. Amsterdam 17-10-1839 – gest. Amsterdam 1-2-1910), feministe, publiciste, grondlegster maatschappelijk werk in Nederland. Dochter van Carel Eduard Mercier (1807-1858), assuradeur, en Francijntje Fonger (1807-1879). Helena Mercier bleef ongehuwd.

Helena Mercier, roepnaam Helene, werd geboren als zesde van acht kinderen in een welvarend, liberaal christelijk gezin in Amsterdam. Aan die voorspoed kwam een eind toen haar vader in 1854 ziek werd. De vijftienjarige Helene werd van school gehaald om mee te helpen in de huishouding. Daarmee brak een moeilijke periode aan voor de leergierige Mercier: het ziekbed van haar vader duurde vier jaar, een tijd waarin ze naar eigen zeggen werd gedwongen tot ‘niets doen’. Na zijn dood was ze te oud om naar school terug te keren. Bovendien had ze zelf ook last van een zwak gestel. Niettemin besloot ze in 1861 – inmiddels 22 jaar oud – een avondopleiding tot onderwijzeres te volgen. Omdat ze opnieuw ziek werd (ze leed aan ‘zenuwongesteldheid’) heeft ze de opleiding nooit afgemaakt.

Vrouwenemancipatie

In 1870 ontmoette Mercier de Amsterdamse HBS-leraar Willem Doorenbos, leermeester van een aantal Tachtigers en voorstander van vrouwenemancipatie. Mede dank zij hem kreeg ze belangstelling voor de maatschappelijke positie van vrouwen. Haar eerste artikelen publiceerde zij nog datzelfde jaar onder het pseudoniem Stella in Onze Roeping, het vrouwentijdschrift van Betsy Perk. Hierin hekelde zij het feit dat burgermeisjes werden opgevoed tot ‘beuzeling en tijdverspilling’ en dat vooral ongehuwde vrouwen waren veroordeeld tot een doelloos leven. In diverse bijdragen aan Vragen des Tijds en het Sociaal Weekblad pleitte zij voor een betere opleiding voor vrouwen. Aanvankelijk meende Mercier dat deze vooral moest dienen als voorbereiding op het huwelijk en dat betaald werk alleen verricht moest worden door ongehuwde vrouwen die onbemiddeld waren. Later herzag ze dit standpunt en achtte ze betaald werk voor alle vrouwen nuttig. Ze betoogde dat een versterking van het vrouwelijk element in de samenleving het zedelijk peil van de maatschappij ten goede zou komen en onderstreepte het belang van samenwerking tussen mannen en vrouwen. Mede daarom hield Mercier zich afzijdig van specifieke vrouwenorganisaties.

Voor vrouwen achtte Mercier in het bijzonder sociaal werk geschikt omdat daarin eigenschappen als inlevingsvermogen en zorgzaamheid het best tot hun recht zouden komen. Aangezien scholingsinstituten voor maatschappelijk werk ontbraken, verwees zij vrouwen naar de colleges staathuishoudkunde en ziel- en zedekunde aan de universiteit en naar het Leesmuseum voor Vrouwen, dat haar schoonzuster W.F. Mercier-Meder in 1877 in Amsterdam had opgericht. Wetenschap en universitaire studie zag zij in de eerste plaats als het terrein van mannen, waartoe slechts enkele vrouwen zich aangetrokken zouden voelen. In principe was zij voorstandster van vrouwenkiesrecht, maar vrouwen moesten volgens haar pas kiesrecht krijgen als ze voldoende inzicht hadden in de inrichting van de maatschappij. Tegelijk stond Mercier een principiële gelijkheid voor. Daarom verzette ze zich tegen de Arbeidswet van 1889, die vrouwen uitsloot van bepaalde vormen van gevaarlijke arbeid.

Sociaal engagement

Omstreeks 1880 maakte Mercier kennis met de sociaal-liberaal Arnold Kerdijk. Het was het begin van een levenslange vriendschap die van grote invloed was op haar denken. In 1884 schreef zij dat ze in de ‘sociale quaestie’ een terrein had gevonden waaraan ze zich de rest van haar leven wilde wijden. Ze verwierp echter het idee van klassenstrijd. In plaats daarvan bepleitte zij een geleidelijke omvorming van de maatschappij door arbeiders tot zelfhulp te stimuleren. Ook meende ze dat socialisten te gemakkelijk aannamen dat met de ‘bevrijding’ van het proletariaat ook vrouwen zouden emanciperen. In Eigen Haard en in het door Kerdijk in 1887 opgerichte Sociaal Weekblad schreef ze artikelen over onderwerpen als voedingsgewoonten onder arbeiders, het woningvraagstuk in binnen- en buitenland, fabrieksarbeid, arbeidstersclubs in Amerika, produktiecoöperaties in Frankrijk, de arbeidsenquête van 1890 en het onderzoek naar arbeidersbudgets van het Statistisch Instituut. De meeste artikelen werden later gebundeld in onder meer Verbonden schakels (1889), Uitvoerbaar socialisme. Studiën over sociale hervorming (1890) en Sociale dromen en daden (1893). Verdere inkomsten verkreeg ze uit vertaalwerk en correctiewerkzaamheden voor De Werkmansbode van het Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond. Bovendien werden zij en haar zuster Elise, met wie ze haar hele leven samenwoonde, financieel gesteund door hun broers – iets wat zij als een misstand voelde.

Ook raakte Helene Mercier betrokken bij diverse sociale initiatieven in Amsterdam. Om te beginnen nam zij in 1887 het initiatief tot oprichting van de eerste volkskeuken in de Amsterdamse Jordaan. Doel was werklieden een voedzame maaltijd te verstrekken tegen een betaalbare prijs die niettemin kostendekkend moest zijn, want elke schijn van liefdadigheid moest worden vermeden. In 1890 volgden een tweede en derde keuken en werd de N.V. Maatschappij voor Volkskeukens opgericht. De volkskeukens waren aanvankelijk een succes, maar vanaf 1893 nam het bezoek af door concurrentie van keukens op liefdadige grondslag. Bovendien bleven arbeiders de voorkeur geven aan hun eigen maaltijden thuis. In 1899 werden de keukens gesloten en de Maatschappij opgeheven, tot groot verdriet van Mercier.

Initiatieven

Helene Mercier heeft vooral naam gemaakt als degene die het publiek de ogen heeft geopend voor de krot- en kelderwoningen. Na een rondtocht met Aletta Jacobs in de Amsterdamse Jordaan en andere volksbuurten schreef zij een serie artikelen over deze misstanden in Eigen Haard, gebundeld tot Over arbeiderswoningen (1887). Enthousiast beschrijft ze het initiatief van de Engelse Octavia Hill tot wat hier het ‘woningwerk’ is gaan heten: het beheer van arbeiderswoningen door woningopzichteressen. Dat Mercier groot belang hechtte aan goede woningen ter verbetering van de toestand van de arbeidende klasse blijkt uit haar aandeel in de oprichting van de N.V. Bouwonderneming Jordaan in 1896. Met geld van de directeur van de Deli Maatschappij, P.W. Janssen, werden in de Jordaan 131 krotten opgekocht, verbouwd tot goede arbeiderswoningen en onder toezicht gesteld van Louise Went.

Een ander initiatief van Mercier was de introductie van het Toynbeewerk, bedoeld om via volksopvoeding de verschillen tussen arm en rijk te verkleinen. Mercier wijdde geestdriftige beschouwingen aan dit Engelse project en was betrokken bij de opening in 1892 van Ons Huis in de Rozenstraat, waar lessen, cursussen, voordrachten en clubs werden georganiseerd voor kinderen, vrouwen en mannen uit de Jordaan.

Een bindende figuur in de vrouwenbeweging is Helene Mercier nooit geworden – ze was te veel een doener en een eenling om de zin van organisatie en belangenbehartiging in te zien. Dit was ook de reden waarom de 'Nationale tentoonstelling van vrouwenarbeid' van 1898 aanvankelijk niet op haar sympathie kon rekenen. Haar aarzeling liet zij echter varen toen zij hoorde van het tijdens de tentoonstelling gehouden congres over maatschappelijk werk en de besprekingen over vakopleidingen voor vrouwen onder voorzitterschap van Emilie Knappert. De tijd was duidelijk rijp voor een beroepsopleiding voor sociaal werk. In 1899 was Mercier betrokken bij de oprichting van de Opleidingsinrichting voor Sociale Arbeid, de latere School voor Maatschappelijk Werk. Het initiatief daartoe ging uit van mevrouw M.G. Muller-Lulofs, die zich had laten inspireren door Merciers artikelenreeks ‘Op den drempel van het maatschappelijk leven’ in Vragen des Tijds (1885). Mercier had daarin betoogd dat vrouwen zich alleen met een degelijke kennis van de maatschappij aan sociaal werk moesten wijden. Een verzoek om directrice van de school te worden wees zij om gezondheidsredenen en vanwege haar leeftijd af. Wel bleef zij nauw betrokken bij de voortgang van de school. Vanwege haar verdiensten op sociaal gebied werd ze in 1896 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Helene Mercier stierf op 1 februari 1910 in Amsterdam, in de leeftijd van zeventig jaar.

Reputatie

Helene Mercier is bekend geworden als de grondlegster van het maatschappelijk werk in Nederland. Met een stortvloed aan geschriften over diverse sociale misstanden heeft zij de geesten wakker geschud. Niettemin is er – voor zover bekend – niet één school, instelling of straat naar haar genoemd.

Naslagwerken

BWN; BWSA.

Archivalia

  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: familieadvertenties Mercier.
  • Stadsarchief Amsterdam: knipselcollectie H. Mercier.
  • Bibliotheek Universiteit van Amsterdam: brieven H. Mercier aan A. Verwey.
Publicaties

Behalve bovengenoemde werken schreef Helene Mercier:

  • ‘Octavia Hill’, Mannen en Vrouwen van Beteekenis in Onzer Dagen 26 (1895) 273-320.
  • Voor een compleet overzicht zie: Inge de Wilde, Bibliografie Helene Mercier 1839-1910 (Groningen 1985) [ex. aanwezig in Aletta. Instituut voor Vrouwengeschiedenis, Amsterdam].

Literatuur

  • M.W.F. Treub, ‘Helene Mercier’, Mannen en Vrouwen van Beteekenis in Onze Dagen 41 (1911) nr. 2.
  • G. Kapteijn-Muijsken, ‘Helene Mercier. Eene heilige van den nieuwe tijd’, De Nieuwe Gids 26 (1911) 204-221.
  • J. ter Meulen, ‘Helene Mercier. 17 oct. 1839 – 1 Febr. 1910’, Leven en Werken. Maandblad voor Meisjes en Jonge Vrouwen 1 (1916) 336-354.
  • A. Verwey, ‘Helene Mercier: verbonden schakels’, in: Idem, Proza, deel 2 (Amsterdam 1921) 84-94.
  • C. Louwerse, Idee en ontmoeting. De betekenis van Helene Mercier voor de volksontwikkeling in Nederland (Driebergen 1959).
  • H.C.M. Michielse, De burger als andragoog (Meppel 1977).
  • H. Nijenhuis, Volksopvoeding tussen elite en massa (Meppel 1981).
  • C. Willems Bierlaagh, Literatuurrecherche over Helene Mercier, 1839-1910 (Amsterdam 1982).
  • A. de Regt, Arbeidersgezinnen en beschavingsarbeid. Ontwikkelingen in Nederland 1870-1940 (Meppel 1984).
  • I. de Wilde, ‘Er is een heilig moéten, waartegen geen bezwaar is bestand. De betekenis van Hélène Mercier voor de vrouwenbeweging’, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 6 (1985) 59-77.
  • A. Simons, ‘Helene Mercier: een burgeres als andragoge’ (doctoraalscriptie Universiteit Leiden 1985).
  • J. Slangen, ‘Sociale vernieuwing anno 1890: Arnold Kerdijk en Hélène Mercier en de Leidse arbeidersenquête’, Jaarboek Sociale en Economische Geschiedenis van Leiden en Omstreken (1990) 49-102.
  • S. Dudink, Deugdzaam liberalisme. Sociaal-liberalisme in Nederland 1870-1901 (Amsterdam 1997).
  • M. Grever en B. Waaldijk, Feministische openbaarheid. De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 (Amsterdam 1998).
  • S. Dudink, ‘Een heilige van de moderne tijd. Hélène Mercier en de morele grondslagen van het maatschappelijk werk in Nederland’, in: B. Waaldijk, J. van der Sel en G. van der Laan red., Honderd jaar sociale arbeid. Portretten en praktijken uit de geschiedenis van het maatschappelijk werk (Assen 1999).

Illustratie

Portretfoto, door onbekende fotograaf, ca. 1880 (Collectie IAV - Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis).

 

Auteurs: Ali de Regt en Inge de Wilde

 

 

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 758

laatst gewijzigd: 12/07/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.