Naeff, Anthonetta (1878-1953)

 
English | Nederlands

NAEFF, Anthonetta (geb. Dordrecht 24-3-1878 – gest. Dordrecht 22-4-1953), schrijfster. Dochter van Johan Reinhard Naeff (1844-1897), beroepsofficier, en Anna Cornelia Vriesendorp (1856-1943). Anthonetta Naeff trouwde op 23-11-1904 in Dordrecht met Huibert Willem van Rhijn (1875-1956), arts. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Anthonetta (Top) Naeff groeide op als enig kind in een conservatief Dordts gezin. Haar vader was een militair uit Gelderland, haar moeder stamde uit een deftig Dordts koopmansgeslacht. Top werd streng opgevoed en revolteerde hevig tegen wat zij later zou noemen ‘het schijnheilig tijdperk waarin ik ben geboren en getogen’ (Zo was het ongeveer). Later zou zij in Letje (1926) ironisch afrekenen met de verstikkende conventies van het patricische milieu waaruit ze stamde, maar waaraan ze door haar schrijverschap was ontsnapt.

Op school presteerde Top weinig, maar ze las daar wel stiekem romans van onder anderen Bosboom-Toussaint. Ze begon al jong met schrijven en debuteerde in 1896 met een kort verhaal in Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift. In 1897, een jaar nadat ze naar een Franse kostschool in Brussel was gestuurd, overleed haar vader. Top ging bij haar moeder in Dordrecht wonen; het verlies van haar vader en de langdurige rouwperiode hebben haar sterk beïnvloed.

Schrijverschap

Drie jaar na haar debuut verscheen Top Naeffs dramatische schets De genadeslag (1899), die een overwegend positief onthaal vond, ook in België. In 1900 kwam haar bestseller School-idyllen uit. Ze had deze vernieuwende bakvissenroman, die zowel humoristische als tragisch-sentimentele elementen bevat, in één ruk geschreven en in keurige schoolschriften naar een uitgever gestuurd. Naast drie andere jeugdromans in de stijl van School-idyllen publiceerde ze vanaf 1902 korte verhalen en novellen voor volwassenen – aanvankelijk weinig opvallende verhalen in de traditie van de naturalistisch-realistische school over mensen met een treurig levenslot.

In 1904 trouwde Top Naeff met de arts Huibert Willem van Rhijn en vanaf dat jaar bestierde ze als doktersvrouw haar eigen huishouden. ‘Mijn man zet heel aardig armen en benen maar van zakendoen heeft hij geen notie’, schreef ze in een brief (BWN). Na de matige ontvangst van Aan flarden (1901) schreef ze niet meer voor toneel, maar ‘theater’ bleef een levenslange passie voor haar. Vanaf 1903 schreef ze toneelrecensies voor de Dordrechtsche Courant en vanaf 1916 voor De Groene Amsterdammer. Voor toneelbezoek reisde ze veelvuldig op en neer naar Amsterdam en kon ze het provinciestadje Dordrecht met genoegen ontvluchten. Een deel van haar kritieken, waarmee ze naar eigen zeggen hoopte in Nederland ‘voorwaarden voor een echte toneeltraditie te scheppen’, werd vanaf 1919 gebundeld in vier delen Dramatische kroniek.

Het lidmaatschap van de Vereniging van Letterkundigen en de PEN-club bracht Top Naeff collegiale erkenning. Herman Robbers, Arij Prins en Johan de Meester werden haar vrienden en mentoren. Na Robbers’ dood in 1937 zou ze hem (tot 1940) vervangen als hoofdredacteur van Elsevier’s.

‘Autobiografie van de ziel’

In 1907 was Top Naeff nauw betrokken bij de experimentele ‘Zomerspelen’ van Eduard Verkade en Willem Royaards, die een revolutie betekenden in het Nederlandse toneel. Op (de eveneens getrouwde) Royaards werd zij zeer verliefd – hij kreeg ook een sterke band met haar, maar beschouwde haar vooral als steun en geestverwant. Haar onderdrukte gevoelens vonden een uitweg in haar romans en verhalen. Wie haar oeuvre uit de jaren 1912-1935 leest, ontdekt de ontwikkeling die zij ten aanzien van Royaards heeft doorgemaakt. Voor de poort (1912) is de roman van een wanhopige, sensuele verliefdheid. Het essay Charlotte von Stein (1921) is het relaas van een heftige, onvervulde liefde, van machteloosheid en eenzaamheid en van de kloof tussen man en vrouw, die liefde en leven fundamenteel anders beleven. In 1929 pleegde Royaards zelfmoord; tot aan zijn dood had Naeff contact met hem gehouden, zij het van een afstand. Na zijn dood begon ze aan een biografie van hem, maar deze zou pas in 1947 uitkomen. Haar verhouding met Royaards laat zij hierin onbesproken.

Veelzeggend genoeg kijkt zij in haar roman Offers...(1932) terug op een liefde die verborgen moest blijven en vraagt ze zich af of het inperken van gevoelens omwille van conventie en compassie verstandig is. Een huis in de rij (1935) biedt de acceptatie van het onvervulde en daarmee van het onvolkomene; het lijkt Naeffs invulling van een van de grote thema’s van de door haar bewonderde Luigi Pirandello: berusting uit onmacht. Haar hele oeuvre is doortrokken van het besef van ‘de voortdurende ontgoocheling van het leven’ (BWN). Nooit vinden haar personages een vervulling van hun wensen. Zij leiden een bestaan waarin zij aan de essentie van hun leven voorbijgaan en zijn fundamenteel eenzaam. In haar latere werk beziet Top Naeff haar roman- en verhaalfiguren met het inzicht dat alles in het leven relatief is en wordt haar houding ironisch, soms bijtend spottend. Voor Naeff was literatuur, in haar eigen woorden, ‘autobiografie van de ziel’, ofwel ‘het eigene in vervreemde staat’: iedere schrijver verraadt zich in zijn werk.

In de Tweede Wereldoorlog tekende Top Naeff principieel niet voor de Kultuurkamer. Het leed dat de bezetting teweegbracht, inspireerde haar tot verzetspoëzie, in 1947 gebundeld in Klein witboek. Meer indruk maakten haar – met fijne ironie geschreven – herinneringen, Zo was het ongeveer (1950). Aan de hongerwinter 1944-1945 hield ze spierreumatiek over, maar ze bleef allerlei literaire bijeenkomsten, zoals boekenbals, bezoeken. ‘Feesten zijn de beste grondslagen voor de literatuur’, vond ze. In 1948 werd Naeff benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau en Officier in de Kroonorde van België, in 1952 tot erelid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en in 1953 tot ereburger van Dordrecht. Enkele weken na laatstgenoemde huldiging overleed Top Naeff onverwacht. In de gevel van haar geboortehuis in Dordrecht (Nieuwe Haven 38) is in 1960 een gedenkteken onthuld.

Waardering

In het algemeen werd Top Naeffs werk tot in de jaren 20 positief beoordeeld. De grote verschuivingen in de Nederlandse literatuur in die tijd hadden echter invloed op haar reputatie. Jongere critici, die zich kantten tegen het (huiskamer)realisme dat zo lang de toon bepaald had, deden haar proza af als weinig diepgaand realisme. Annie Romein-Verschoor (Vrouwenspiegel 1935) verweet Naeff bovendien dat zij door haar gegoede afkomst geen oog had voor andere lagen in de maatschappij. Het werk van Naeff werd in die tijd vaak op één hoop gegooid met dat van de – inderdaad vaak door vrouwen geschreven – ‘damesroman’. Menno ter Braak moest van de meeste schrijvende vrouwen niets hebben, maar maakte een uitzondering voor Carry van Bruggen én voor Top Naeff. Zo sprak hij naar aanleiding van haar laatste – en sterkste – novellenbundel, Juffrouw Stolk en andere verhalen (1936), zijn bewondering uit voor haar intelligentie en haar ‘superieure ironie’. In 1985 merkte A. Lammers op dat het werk van Top Naeff ‘te tijdsgebonden, te conventioneel van stijlopvattingen en te beperkt in milieuschildering’ werd bevonden, maar dat de tragiek en de onbevangenheid van School-idyllen en de wrange humor van Letje toch steeds nieuwe generaties lezers aanspreken. Voorts zouden ‘haar boeken van waarde kunnen zijn bij de bestudering van de sociale stratificatie van Nederland in het eerste kwart van de twintigste eeuw’ (BWN). Daarmee wordt geen recht gedaan aan deze bijzondere schrijfster, als ‘dame’, maar ook als ‘rebel’. Met name haar intelligente en met kennis van zaken geschreven toneelkritieken worden door kenners nog steeds bewonderd.

Naslagwerken

Van Bork/Verkruijsse; BWN; Ter Laan; Levensberichten; Schrijvende vrouwen.

Archivalia

  • Letterkundig Museum, Den Haag: collectie Naeff.
  • Theater Instituut Nederland: collectie Top Naeff.

Publicaties

Zie de bibliografie in Vaartjes, Rebel en dame.

Literatuur

  • A. Romein-Verschoor, De Nederlandsche romanschrijfster na 1880 (Utrecht 1935).
  • G. Vaartjes, Rebel en dame. Biografie van Top Naeff (Amsterdam 2010).
  • Zie voorts de primaire en secundaire bibliografie in Vaartjes, Rebel en dame.

Illustratie

Foto, door onbekende fotograaf, ca. 1900 (collectie auteur).

Auteur: Gé Vaartjes

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 838

laatst gewijzigd: 15/04/2015

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.