Porreij, Jacoba Maria Petronella (1851-1930)

 
English | Nederlands

PORREIJ, Jacoba Maria Petronella, vooral bekend als Nellie van Kol, ook bekend onder pseudoniem Nellie (geb. Den Bosch 12-12-1851 – gest. Utrecht 24-2-1930), schrijfster en feministe.  Dochter van David Porreij (1818-1864), belastingcommies, en Sophia Frederika Juliana Wilhelmina Neirinckx (1828-1909). Marie Porreij trouwde op 27-7-1883 in Panaroekan (Nederlands-Indië) met Hendrikus Hubertus van Kol (1852-1925), ingenieur en politicus. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 1 dochter geboren.

Marie Porreij was de oudste van zes kinderen, van wie er drie zeer jong stierven. In 1866 kreeg ze nog een stiefzusje. Met haar akten voor onderwijzeres, handwerken, Frans, Engels en Duits werd ze in 1872 onderwijzeres in Baarn en in 1874 op een meisjeskostschool van de Hernhutters in  Gnadau (Duitsland). Vanaf 1875 werkte ze als gouvernante in Nederlands-Indië. Vlak voor haar vertrek maakte ze kennis met prof. G.J. Mulder, een conservatief protestants politicus die haar tot verdere studie aanspoorde. Met deze mentor bleef ze corresponderen tot zijn dood (1880). Hij vond ook dat ze moest gaan schijven, maar pas wanneer haar ideeën meer gerijpt waren. Vanaf 1881 publiceerde ze onder de naam ‘Nellie’ haar ‘Brieven aan Minette’ in het Soerabaiasch-Handelsblad: over haar ervaringen in het Euraziatische milieu, over man-vrouw verhoudingen en kinderopvoeding. Ook werd ze redactrice van de Indische Kindercourant. In 1883 werden haar ‘Brieven’ gebundeld en trouwde ze met ir. Henri van Kol, met wie ze ging wonen in Sitoboendi (Java). Daar werd in 1884 hun eerste zoontje levenloos geboren.

Socialisme en feminisme

Op Europees verlof van 1884 tot 1886 maakte Nellie van Kol – zoals ze zich sinds haar huwelijk noemde – via haar echtgenoot kennis met socialisten in Europa. In Zwitserland, waar in 1886 hun dochter Lili werd geboren, kwam ze via hem ook in contact met socialistische vrouwen uit Rusland. Onder deze invloeden geraakt, keerde Nellie van Kol naar Indië terug als agnoste en socialiste; voortaan publiceerde ze in verschillende Nederlandse en  Belgische socialistische bladen over de rol van de vrouw in de socialistische beweging. In het begin van de jaren 1890 vond ze nog dat de deelname van vrouwen aan de socialistische beweging hun emancipatie zou brengen. Vanaf omstreeks 1896 nam ze meer afstand omdat de beweging volgens haar te veel verwachtte van materiële veranderingen. Ze is naar eigen zeggen nooit lid van een partij geweest. In haar vooral op moeders gerichte ideeën over opvoeding en karaktervorming valt haar pleidooi voor openheid in seksuele voorlichting op.

Van Kol en haar man woonden in die jaren onder meer in Bandoeng, waar ze in 1888 een jong gestorven zoontje kreeg, en Cheribon, waar in 1891 opnieuw een zoontje werd geboren. Deze Ferdi, genoemd naar Domela Nieuwenhuis, bleef in leven. Met een lening van ‘peetvader’ Domela kon het echtpaar zoveel aandelen in koffieplantages kopen dat ze in Europa konden gaan rentenieren.

In 1892 vestigde het gezin Van Kol zich in Aywaille bij Luik, waar Nellie van Kol actief werd als socialistisch feministe. Ze vertaalde voor haar man en verzorgde  zijn correspondentie. Zelf werd ze dat jaar voorzitster van de Union pour la Solidarité des Femmes in Brussel. Ze richtte een jaar later met de Gentse socialiste Emily Claeys de Hollandsch-Vlaamsche Vrouwenbond op en redigeerde het tijdschrift De Vrouw. In tal van redevoeringen in Nederland en België pleitte ze voor geboorteregeling (waardoor De Vrouw op de katholieke ‘index’ kwam), voor gelijke beroepsmogelijkheden voor vrouwen en mannen en voor gelijke beloning bij gelijke arbeid. In 1893 was ze een van de oprichtsters van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, in 1897 medeoprichtster van de Vereeniging Onderlinge Vrouwenbescherming en vanaf 1898 lid van de Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding. Ook bleef ze actief in de socialistische beweging: ze bezocht met haar man enkele congressen van de Socialistische Internationale en verzamelde in 1897 handtekeningen tegen de oorlog in Atjeh. Vanaf 1895 gaf ze Ons Blaadje uit met ontspannende en opvoedende lectuur voor (arbeiders) kinderen. In haar reeks  Bibliotheek voor Jongens en Meisjes (1898-1900) gaf ze nog negen deeltjes kinderlectuur uit.

Theosofie, spiritisme en Leger des Heils

Nadat de man van Nellie van Kol in 1897 in Nederland Tweede-Kamerlid was geworden, verhuisde het gezin naar Princenhage bij Breda. Henri van Kol was veel van huis: naast zijn werk in den Haag maakte hij propagandatournees in Nederland en in 1901/1902 in Indië. Ze kreeg zelf belangstelling voor het religieus-socialisme, voor de Rein-Leven-Beweging, voor theosofie en voor spiritisme. Op spiritistische seances kreeg ze onder meer boodschappen door van haar oude leermeester Mulder (Dieteren, 86).  In deze tijd werd ze ook vegetariër. Rond de eeuwwisseling trok ze zich terug uit het openbare leven. Ze legde haar meeste redactie- en bestuursfuncties neer. Met een artikel onder de dramatische titel ‘Exeo’ (‘ik vertrek’, ook: ‘ik sterf’), nam ze afscheid van de redactie van De Vrouw (idem, 75-76).  Wel bleef ze corresponderen met feministen, onder wie de Indische Kartini. Ze wijdde zich aan de opvoeding  van haar twee kinderen en trad daarnaast op als uitgeefster van 88 kinderboekjes in de reeks Volkskinderbibliotheek (1900-1913).

Hoewel ze zich in religieus opzicht als non-conformist beschouwde, trad ze in 1908 toe tot het Leger des Heils. Ze schreef daarna regelmatig voor De Strijdkreet. De verwijdering met haar man werd definitief toen hij in 1919 in Aywaille ging samenwonen met de Japanse weduwe Otawa Tomi. Zelf woonde ze vanaf 1925 achtereenvolgens in De Bilt, Amerongen en Doorn (bij haar zoon Ferdi). Op 24 februari 1930 overleed Nellie van Kol op 79-jarige leeftijd in Utrecht.

Reputatie

Nellie van Kol-Porreij was een idealiste. Met haar man leverde ze duidelijke bijdragen aan de socialistische beweging in Nederland en België, maar hun heimelijke rijkeluisbestaan (ze leefden van hun aandelen) stond in schrille tegenstelling tot de idealen van die beweging. Helemaal slecht viel in socialistische kring haar ‘bekering’ tot heilsoldate in 1908. In zijn autobiografie uit 1932 noemt Joan Nieuwenhuis haar een ‘verdwaald schaap’. Het BWSA ziet haar optreden na 1900 als dat van een ‘spijtoptante’, maar ook als een ‘vertegenwoordigster van een damessocialisme, met zorgen voor vakantie aan zee en […] gescheiden slaapkamers voor echtgenoten’. Hier valt wel iets op af te dingen: Nellie van Kol ruilde in 1900 niet het ene geloof in voor het andere, maar combineerde oude levenslessen met nieuwe inzichten. De rode draad door haar leven was de morele verheffing van de mens. Dit was de kern van haar ‘gevoelssocialisme’ en van haar overgang naar het Leger, dat zich evenzeer als zijzelf  inzette voor kwetsbare groepen als daklozen en ongehuwde moeders. Ze is de grootmoeder van Drs. P.

Naslagwerken

Atria; BWN; BWSA; PDC; Regeerings-almanak.

Archivalia

Atria, Amsterdam: archief Nellie van Kol (vgl. Overzicht van de archieven, 114-116).

Publicaties

Bibliografie in De Bibliotheekgids 9 (1930) 69-76.

Literatuur

Afgezien van diverse necrologieën:

  • F. Netscher, ‘Karakterschets Nellie van Kol’, De Hollandsche Revue (1898) 541-558.
  • I. Heijermans, 'Nellie van Kol', Christelijk Vrouwenleven 14 (1930) 108-110.
  • J.A. Nieuwenhuis, Een halve eeuw onder socialisten (Zeist 1933).
  • M. de Sablonière, ‘Nellie van Kol, 1851/1951’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 8-12-1951.
  • A. de Groot, ‘De weg tot de kuisheid voert door de nuchterheid’. De Rein Leven Beweging in Nederland, 1901-1930 (scriptie MO-B geschiedenis Noordelijke Leergangen, Groningen 1983).
  • M. Everard, ‘Kol-Porrey’, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 6 (Nijmegen 1985) 132.
  • F. Dieteren, ‘Een eigen tehuis in het land der vreemdelingschap. Privé en openbaar in het leven van Nellie van Kol’, Tijdschrift voor Vrouwenstudies  9 (1988) 262-275.
  • B.M.H. Roemaat, Vijf feministen in Nederlands-Indië. Een aanzet tot verder onderzoek naar de banden tussen het Nederlandse feminisme en de vrouwenbeweging in Nederlands-Indië (1870-1913) (Nijmegen 1993).
  • Nelleke Bakker, Kind en karakter. Nederlandse pedagogen over opvoeding in het gezin 1845-1925 (Amsterdam 1995).
  • F. Dieteren, ‘De lesbrieven van Gerrit Jan Mulder aan Marie Porreij (1875-1879)’, Gewina. Tijdschrift voor de Geschiedenis der Geneeskunde, Natuurwetenschappen, Wiskunde en Techniek 20 (1997) 211-226.
  • Heleen Bakker, ‘Strijdster, opvoedster, geloovige’. Breuken en continuïteit in het leven van Nellie van Kol (1851-1930) 
  • (masterscriptie theologie, Rijksuniversiteit Groningen 2010).
  • Fia Dieteren, ‘Nellie van Kol: van socialistisch feministe tot heilsoldate’, in: Mirjam de Baar, Yme Kuiper en Hans Renders red., Biografie en religie. De religieuze factor in de biografie (Amsterdam 2011) 74-92.
  • Fia Dieteren, Het Poésie-album van Marie Porreij – de ontbrekende schakel tussen religie en vrouwenbeweging in het leven van Nellie van Kol, Historica 38 (2015) nr. 2, 23-27 [verschenen na publicatie van dit lemma].
  • Jaap van den Born, Heinz Polzer en zijn voorgeslacht, de opmerkelijke familiegeschiedenis van Drs. P, De Parelduiker 20 (2015) nr.5, 2-14, aldaar 6-7 [verschenen na publicatie van dit lemma].
Illustratie

Portretfoto, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Collectie IAV - Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis).

Auteur: Redactie (met dank aan Fia Dieteren) 

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 785

laatst gewijzigd: 22/06/2018

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.