Santen, Clara van (1740-1792)

 
English | Nederlands

SANTEN, Clara van (ged. Amsterdam 27-1-1740 – begr. Amsterdam 22-2-1792), danseres, blijspelactrice en figurante. Dochter van Anthony van Santen (1702–1745), wijnkoper, en Johanna Zomer (1701–1764). Clara van Santen trouwde in 1759 (otr. 9-2-1759) in Amsterdam met Johannes Benjaminsz. Phaff (1735-1774/1792). Kinderen uit dit huwelijk zijn niet bekend.

Clara van Santen moet al vroeg kind aan huis zijn geweest bij de Amsterdamse Schouwburg. Ze was nog maar klein toen haar moeder in 1746, een jaar na de dood van haar vader, hertrouwde met de toneelspeler Jan Fokke. Zelf danste Clara op de schouwburgplanken vanaf 1759; hetzelfde jaar waarin zij trouwde met de lutherse notariszoon Johannes Phaff. Zij bleef bij het toneel, waar zij optrad in tussenspelen, zoals het ballet De Hollandse matroos, en veel in pantomimes.

Vanaf 1762 zijn de eerste recensies bekend van toneelstukken waarin ‘juffrouw Phaff’ ook voorkomt als actrice. Zij speelde vooral bijrollen met weinig of geen tekst, zoals Ruffina in De listige vrijster of Verschalkte voogd, een blijspel van Molière in een bewerking van Nil Volentibus Arduum. Die eerste kritieken waren niet altijd even mals. Toch leken de recensenten iets in haar te zien. Zo noemt een van hen haar geen groot actrice, maar toch in het bezit van ‘een zekere natuurlijke zachtheid’ die haar bijzonder geschikt maakte voor de rol van Ruffina (Hollandsche Toneelbeschouwer, 126).

In De verwaande Hollandse Fransman, opnieuw een blijspel van Nil Volentibus Arduum, speelde Van Santen begin 1763 op redelijke wijze de rol van Constantia. Grotere faam verdiende zij in februari van dat jaar als Agneta in Het school der vrouwen, een vertaling van Molières blijspel l’Ecole des femmes. De recensent was in het bijzonder ingenomen met haar ‘houding’ tijdens de lange monoloog van haar tegenspeler in het derde bedrijf (Hollandsche Toneelbeschouwer, 226).

Gewaardeerd danseres

Vooral het lichte repertoire scheen Clara van Santen goed te liggen. Daarbij kwamen ook haar kwaliteiten als danseres van pas. Al in 1762 behoorde zij als 22-jarige tot de zes beste dansers en figuranten. Tenminste, zo meent de ‘Toneel-Beschouwer’, die rond deze tijd steen en been klaagt over de kwaliteit van het dansen op het Amsterdamse toneel. Behalve het selecte zestal waartoe hij ‘Phaff, geboren Van Santen’ rekent, zouden de dansers nauwelijks in de maat kunnen lopen, laat staan dansen (brief achterin de Hollandsche Toneelbeschouwer, 12).

Ook een recensent van het Schouwburg Nieuws schaart Van Santen onder de vaste kern van voornaamste acteurs en actrices. Op 12 november 1763 speelde ze in de klucht Blindemannetje. De recensent had geen hoge verwachtingen van dit ‘stukje’, maar was aangenaam verrast door Van Santen. Zij had de rol van Klaasje ‘met bevalligheid volvoerd’ (224). In december kreeg zij alle lof voor haar optreden in het Boeren en molenaars ballet. De vaste dansers Pietro Nieri en zijn vrouw Girolama Monti kregen een groot applaus, maar ook Clara van Santen zou die avond uitmuntend hebben gedanst volgens het Schouwburg Nieuws.

Wat dan precies de kwaliteiten van Clara van Santen op acteergebied waren, komt in de beschouwingen van de toneelrecensenten niet duidelijk naar voren. Een indicatie is te vinden in een bespreking van haar rol als Quiteria in Don Quichot op de bruiloft van Kamacho, blijspel van Pieter Langendijk. Volgens de recensent wilden veel toeschouwers Van Santen vaker op het toneel zien, omdat zij ‘iets aardigs en bevalligs in hare uitspraak’ had (Schouwburg Nieuws, 268). Ook moet zij geestig zijn geweest op het toneel, onder meer als Verkwisting in De mode, een zinnespel (allegorisch spel) van Pieter Bernagie.

Bij de nieuwe schouwburg

Rond 1768 verdiende Clara van Santen 5,25 gulden speelloon en een jaarinkomen van 277,50 gulden. Vergeleken met andere acteurs en dansers was dat geen overdreven hoog salaris. Dat ze hogerop wilde, blijkt uit de gebeurtenissen na de grote schouwburgbrand van 1772. Hierdoor hadden de acteurs, dansers en andere medewerkers van de Amsterdamse Schouwburg opeens geen inkomen meer. De schouwburgdirectie bood hun een tijdelijk traktement aan, maar een groep onder leiding van acteur Jan Punt weigerde en vertrok naar Rotterdam.

Aanvankelijk wees ook Clara van Santen het aanbod af, maar uiteindelijk koos zij toch voor het traktement. Tot maart 1773 kreeg zij haar salaris doorbetaald. Na enkele maanden onzekerheid werd haar en andere oudgedienden in oktober een nieuw contract aangeboden voor het seizoen 1774/75. Bij haar naam noteerden de schouwburgcommissarissen slechts: ‘speelt enige rollen in de kluchten, eerste figurante’.

Tijdens de openingsvoorstelling van de nieuwe schouwburg op het Leidseplein in september 1774 speelde Clara van Santen mee in het allegorische spel Inwijding van den Amsterdamsche Schouwburg. Zij had de rol van Vinding, gehuld in blauw satijn met zilver. In mei 1775 beklaagde Van Santen zich over de hoogte van haar salaris. Kennelijk was ze voor het volgende seizoen niet aangenomen als eerste danseuse of eerste figurante, waarvoor respectievelijk negenhonderd en achthonderd gulden werd uitbetaald. De commissarissen van de schouwburg hielden echter voet bij stuk en gaven haar de gevraagde salarisverhoging niet. Ten tijde van deze strubbelingen haalde echtgenoot Phaff meestal haar loon op.

Rond 1782 kreeg Clara van Santen problemen met één van haar benen: een bekende en vaak desastreuze kwaal voor dansers. Op 24 april 1782 gaven de commissarissen van de schouwburg haar een waarschuwing. Als ‘het ongemak aan haar been bleef voortduren’ en zij de schouwburg niet meer van dienst kon zijn, dan zouden de heren een besluit over haar aanblijven moeten nemen.

Of de gezondheidsproblemen van Clara van Santen tot haar ontslag hebben geleid, is niet meer te achterhalen, omdat de notulen van de schouwburg over deze laatste periode tot aan haar overlijden niet beschikbaar zijn. Wel ontbreekt haar naam in de recensies van de Toneelspelbeschouwer over de jaren 1783-1784. Clara van Santen overleed, als weduwe, in februari 1792 en werd begraven in de Nieuwe Kerk.

Naslagwerken

Coffeng; Worp.

Archivalia

Stadsarchief Amsterdam: toegang 267 (Archief Stadsschouwburg), inv. nr. 2 (notulen 10-8-1773 tot 25-11-1785); inv. nr. 24 (Betaalboek tractementen en andere onkosten, 4-10-1774 tot 5-5-1775). DTB, Trouwen 602, p. 311; 736, p. 346. DTB, Begraven 1060 (Nieuwe Kerk), 70v.

(Dans)rollen

Behalve in de bovengenoemde rollen danste en/of speelde Clara van Santen o.a. Calliope in De juichende schouwburg (1763), een gelegenheidsstuk van Lucas Pater naar aanleiding van 125 jaar Amsterdamse schouwburg; Leonore in De geschaakte bruid of de Verliefde reizigers (1763); Francyntje in Het groot vermoogen van juffers oogen (1763); de minnares in De dwarsdrijfster (1763); Izabelle in Krispyn, testateur en gelegateerde (1764); in Herders en herderinnen, ballet (1764, 1765); Magdaleentje in Den huwelyken staat (1764); Dianiere in Krispyn muzikant (1764); Het Parijsche gemaskerde bal, ballet (1765); De bedrogen voogd, ballet-pantomime (1766); De metselaarsvreugd, ballet-pantomime (1767) en het Tuiniersballet (1768).

Literatuur

  • Schouwburg Nieuws, 2 delen (Amsterdam 1764, 1765).
  • Hollandsche Toneelbeschouwer (z.p. 1763).
  • J.H. Rössing, Geschiedenis der stichting en feestelijke opening van den Schouwburg op het Leidsche Plein te Amsterdam (Utrecht 1874) 74-78.
  • S.A.C. Dudok van Heel, ‘Jan Pietersz Zomer (1641-1724). Makelaar in schilderijen (1690-1724)’, Jaarboek Amstelodamum 69 (1977) 89-106, aldaar 94.
  • S.A.C. Dudok van Heel, ‘Het buitenechtelijk kind of de blinde vlek bij de genealoog’, in: E.W.A. Elenbaas-Bunschoten e.a. red., Uw Amsterdam (z.p. z.j. [1988]) 165-186, aldaar 182.
  • Anna S. de Haas, Het repertoire van de Amsterdamse Schouwburg 1700-1772 (Maastricht 2001) 168, 256-257, 262-263, 265-267.

Auteur: Maarten Hell

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.