Slicher, Anna Catharina (1739-1827)

 
English | Nederlands

SLICHER, Anna Catharina (geb. Den Haag 13-2-1739 – gest. Den Haag 12-1-1827), dichteres. Dochter van Wigbold Slicher (1714-1790), raadsman van het Hof van Holland, en Hester Erckenraet Roseboom (1715-1749). Anna Catharina Slicher bleef ongehuwd.

Anna Catharina Slicher was het oudste van de zeven kinderen – van wie er drie (zeer) jong overleden – in het gezin Slicher. Zij was tien toen haar moeder overleed. Haar vader hertrouwde twee jaar later met Dina Henriette Backer (1723-1801). Van de zeven stiefbroertjes en -zusjes die vervolgens ter wereld kwamen overleden er eveneens drie op jonge of zeer jonge leeftijd. Zo groeide zij op in een gezin met acht kinderen in een deftig en intellectueel milieu. Anna Catharina bleef haar hele leven in Den Haag wonen.

Al vóór 1782 moet Anna Catharina Slicher enige bekendheid als dichteres genoten hebben. In dat jaar werd ze namelijk uitgenodigd door het Haagse genootschap Kunstliefde Spaart Geen Vlijt (KSGV) om als honorair lid de plaats in te nemen van de dichteres Juliana Cornelia de Lannoy, die zojuist overleden was. Slichers vroegst bekende werk is echter haar dankdicht aan het bestuur van dit genootschap. Wellicht heeft haar broer Jan (1745-1815), sinds 1778 KSGV-lid, de hand gehad in de voordracht. In ieder geval lijkt het lovend oordeel van de heren van KSGV over haar – ‘een tweede Lannoy’ (Van Oostrum, 212) – voornamelijk gebaseerd te zijn geweest op haar eerder, uitsluitend als privé-uitgave voor ‘bijzondere vrienden en kunstgenoten’ gedrukte leerdicht Weegschaal (voorwoord, *2r). Pas in 1786 zou dit in een uitgave voor het grote publiek verschijnen, overigens buiten KSGV om. Wel leverde Slicher in de jaren van haar lidmaatschap nog enkele gedichten voor de periodieke genootschapsbundels, de Proeven van Poëtische Mengelstoffen.

Haar Weegschaal van het waare en schijn-vermaak (1786) is Slichers bekendste werk. In dit leerdicht in samenspraken voert zij de verstandige en leergierige Elise op als gesprekspartner van de wufte Lucinde. Anders dan Lucinde, die graag naar feesten en partijen gaat, gaat Elise ‘vaak ter feest’ bij de poëzie van ‘onsterfelijke namen’ als Arnold Hoogvliet en Pieter Boddaert, maar ook Jacoba Petronella Winckelman en Lucretia Wilhelmina van Merken (Lauwerkrans, 642). De gewoonlijk niet als ‘onsterfelijk’ beschouwde namen van de piëtistische dichters Boddaert en vooral Winckelman wijzen erop dat Slicher neigde tot een bevindelijk geloof. Haar tweede dichtwerk van enige omvang was De vriendschap (1787), een leerdicht in vijf zangen dat in essentie christelijke verdraagzaamheid als boodschap heeft.

De vriendschap is het laatste grote dichtwerk van Anna Catharina Slicher. In 1788 zei ze, zonder opgaaf van redenen, het lidmaatschap van KSGV op. Voor zover bekend heeft ze daarna alleen nog een rouwdicht bij de dood van haar vader in 1790 geschreven, Aan mijne maagschap. Over haar lange verdere leven is niets bekend. Anna Catharina Slicher overleed in Den Haag op 12 januari 1827, bijna 88 jaar oud.

Naslagwerken

Van der Aa; Frederiks/Van den Branden; Lauwerkrans; Witsen Geysbeek.

Publicaties

Anna Catharina Slicher publiceerde als A.C.S. in de genootschapsbundels en verder als Jongvrouwe A.C. Slicher.

  • Aan de heeren bestuurderen der maatschappije van dichtkunde, onder de spreuk: Kunstliefde Spaart Geen Vlijt [...] bij gelegenheid mijner verkiezing tot honorair lid (z.p. z.j. [1782]).
  • ‘Voorjaarszang’ en ‘Het gerust geweten’, Proeven van Poëtische Mengelstoffen 9 (1783) 118-128, 140-147.
  • ‘Het vaarwel van Mentor aan Telemachus’, Proeven van Poëtische Mengelstoffen 10 (1785) 67-74.
  • Weegschaal van het waare en schijn-vermaak (Amsterdam 1786; 2de dr. 1786) [er is ook een uitgave z.p., z.j. en zonder auteursnaam; mogelijk is dit de privé-uitgave].
  • Aan den welëerwaardigen zeer geleerden heer Joännes van Spaan [...] bedienaar des H. Euangeliums in ’sGraavenhaage (z.p. z.j. [in of na 1786]).
  • ‘Het onbezonnen oordeel’, Proeven van Poëtische Mengelstoffen 11 (1787) 155-166.
  • De vriendschap. In vyf zangen (Amsterdam 1787).
  • Aan mijne maagschap (1790).

Literatuur

  • Nederland’s Patriciaat 13 (1923) 335, 338.
  • C.B.F. Singeling, Gezellige schrijvers. Aspecten van letterkundige genootschappelijkheid in Nederland, 1750-1800 (Amsterdam 1991) 316.
  • M. Everard, Ziel en zinnen. Over liefde en lust tussen vrouwen in de tweede helft van de achttiende eeuw (Groningen 1994) 61 n. 76.
  • L. van Gemert, ‘“Onwederstanelijken drang”: het vrouwelijk schrijverschap in achttiende-eeuws Nederland’, De Achttiende Eeuw 27 (1995) 127-140, aldaar 137-138.
  • W.R.D. van Oostrum, Juliana Cornelia de Lannoy (1738-1782), ambitieus,vrijmoedig en gevat (Hilversum 1999) 211, 212, 239, 290.

Redactie

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 523

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.