Wilhelmina van Pruisen (1751-1820)

 
English | Nederlands

WILHELMINA van PRUISEN (geb. Berlijn 7-8-1751 – gest. ‘t Loo, Apeldoorn 9-6-1820), door haar huwelijk prinses van Oranje. Dochter van August Willem prins van Pruisen (1722-1758) en Louise Amalia van Brunswijk-Wolfenbüttel (1722-1780). Wilhelmina trouwde op 4-10-1767 in Berlijn met Willem V prins van Oranje (1748-1806), sinds 1766 erfstadhouder van de republiek. Uit dit huwelijk werden 5 kinderen geboren, van wie 1 dochter en 2 zoons de volwassen leeftijd bereikten.

Wilhelmina, voluit Frederika Sophia Wilhelmina van Hohenzollern, had een weinig gelukkige jeugd. Haar vader heeft ze nauwelijks gekend, en net als haar twee oudere broers werd ze als kleuter bij haar moeder weggehaald. Wilhelmina groeide op bij haar grootmoeder, koningin-moeder Sophia Dorothea van Hannover (1687-1757), en vanaf 1757 bij haar tante, koningin Elisabeth Christine (1715-1797). Feitelijk werd ze opgevoed door een gouvernante, in een eigen huishouden. Wilhelmina schrijft in haar memoires dat haar eerste gouvernante, freule von Redern, haar mishandelde en verwaarloosde, zonder dat de familie ingreep of het zelfs maar opmerkte. Daarentegen was haar opvolgster, Sophie von Danckelmann (1715-1789), als een tweede moeder voor haar. Ze zou haar hele leven bij Wilhelmina blijven.

Wilhelmina’s kindertijd werd ook overschaduwd door de Zevenjarige Oorlog (1756-1763): de koninklijke familie moest drie maal uit Berlijn vluchten en bracht die jaren deels door in Maagdenburg. Na de oorlog nam haar kinderloze oom, de Pruisische koning Frederik II (de Grote), haar aan als dochter. Het hofleven bloeide weer op, met bals, muziekuitvoeringen en toneelspelen, waaraan Wilhelmina volop deelnam – het hoorde bij haar opvoeding. Het formele onderwijs beperkte zich tot godsdienst, aardrijkskunde en geschiedenis; de taal aan het hof was Frans.

Wilhelmina ging vooral om met haar broer Hendrik (1747-1767) en met haar nicht Elisabeth van Brunswijk (1746-1840), de vrouw van haar oudste broer Frederik Willem (1744-1797). Met hen deelde zij enige tijd een huishouden, een periode die zij in haar memoires de gelukkigste tijd van haar leven noemde, maar die dramatisch eindigde. Hendrik stierf onverwacht, in mei 1767, en Elisabeth viel vanwege overspel in ongenade.

Wilhelmina heeft altijd contact met haar familie in Berlijn gehouden, vooral met Frederik de Grote. Deze was erg op haar gesteld en liet zijn ambassadeur in Nederland en de door hem betaalde Sophie von Danckelmann over haar persoon berichten en over haar belangen waken. Wilhelmina ontleende groot prestige aan de relatie met haar beroemde oom, met wie ze druk correspondeerde. Ze adoreerde hem en in de doortastendheid, werkkracht en roekeloosheid van haar latere politieke optreden, leek ze ook op hem.

Huwelijk en gezin

Op 4 oktober 1767, net zestien jaar oud, trouwde Wilhelmina in het stadsslot van Berlijn met de drie jaar oudere Willem V, erfstadhouder van de Republiek der Nederlanden. Hij had iets, zij niets over deze keuze te zeggen gehad, en ze zagen elkaar voor het eerst op de dag voor de huwelijkssluiting. Enkele dagen later vertrokken ze naar Nederland. Wilhelmina werd in die eerste jaren als stil en afstandelijk, zelfs lethargisch beschreven; ook was ze twee maal ernstig ziek. Haar eerste kind, een zoon, stierf bij de geboorte (1769). Er volgden een dochter, Louise (1770), een doodgeboren kind (1771), en twee zoons: Willem Frederik, de latere koning Willem I (1772-1843), en Willem George Frederik (1774-1799). In overeenstemming met de nieuwste opvattingen van haar tijd toonde Wilhelmina zich een betrokken moeder, die haar kinderen om zich heen had en wier opvoeding en onderwijs zij strikt leidde.

De verhouding tussen Wilhelmina en Willem was op zijn hoogst kameraadschappelijk. Hun karakters botsten. Willem door zijn voogd hertog Lodewijk van Brunswijk opgevoed met een sterk vooroordeel tegen regerende vrouwen was weifelachtig en jegens zijn energieke, wilskrachtige vrouw achterdochtig en jaloers. Wilhelmina kon zich aan haar echtgenoot ergeren, maar ze was altijd loyaal aan hem en hij ook aan haar; verhalen over zijn ontrouw zijn vermoedelijk onwaar.

De eerste tien huwelijksjaren bleef Wilhelmina binnen de kring van haar gezin en van het hof. Er waren veel feesten en ontvangsten met muziek, dans en toneel, kunsten die ze ook actief beoefende. Bovendien was Wilhelmina een niet onverdienstelijk schilderes. Zoals paste bij haar hoge positie, besteedde ze een deel van haar persoonlijk inkomen aan liefdadigheid en patronage. Zo betaalde ze persoonlijk de opleiding aan de militaire academie in Berlijn van Dirk en Gijsbert Karel van Hogendorp, zoons uit een verarmde regentenfamilie. In haar persoonlijke omgang bleef ze afstandelijk, wat als arrogant werd gezien. Met politiek bemoeide Wilhelmina zich niet in deze jaren, al probeerde ze wel Willem los te weken van de invloed van Brunswijk, die overigens haar oom was.

Toenemende politieke invloed

In de jaren tachtig stortte de Vierde Engelse Zeeoorlog (1780-1784) de Republiek in een financiële en politieke crisis. Het land raakte verdeeld in twee kampen, de patriotten en de prinsgezinden. De patriotten richtten hun kritiek aanvankelijk op de hertog van Brunswijk, en na diens gedwongen vertrek in 1782 vooral op de persoon van de stadhouder. Willem V op zijn beurt klampte zich vast aan zijn stadhouderlijke rechten en plichten; over verandering wilde hij niet praten. Wilhelmina, die steeds meer betrokken raakte bij de staatszaken, was beter opgewassen tegen de crisis, en werd om haar politieke inzicht en doortastendheid in brede kring gewaardeerd. Van verschillende kanten, ook van de gematigde patriotten, kwam het voorstel dat zij als regentes de positie van haar man zou overnemen. Daar voelde ze niets voor: zo’n constructie achtte ze desastreus voor het huis Oranje.

Wilhelmina, politiek inmiddels goed ingevoerd, bouwde haar eigen kring van vertrouwelingen op, onder wie Gijsbert Karel van Hogendorp en de Engelse ambassadeur James Harris (de latere lord Malmesbury) die, speciaal belast met de opdracht de Franse steun aan de patriotten te bestrijden, de zaak van de prins met Engels geld steunde. Ook voerde ze uitgebreide politieke correspondenties met onder anderen Frederik de Grote en de Pruisische minister Herzberg. Haar politieke analyses zette ze veelal op papier, in brieven dan wel in voor zichzelf bestemde ‘considérations’ (nota’s).

Goejanverwellesluis

Nadat het patriottische gewest Holland de prins een aantal bevoegdheden had ontnomen, vertrok het stadhouderlijk gezin in september 1785 naar het prinsgezinde Nijmegen. De situatie dreigde uit te lopen op een burgeroorlog. Het was Wilhelmina, binnenskamers nu beschouwd als feitelijk leidster der Oranjepartij, die de impasse doorbrak. Op 28 juni 1787 vertrok ze met klein gevolg onaangekondigd naar Den Haag, met de bedoeling om in de (nog in meerderheid prinsgezinde) Staten-Generaal de zaak van Willem te bepleiten. Deze tocht naar Den Haag getuigde van persoonlijke moed en zou grote gevolgen hebben voor het land en voor haarzelf. Enkele kilometers voorbij Schoonhoven werd het gezelschap door een patriottisch vrijcorps aangehouden en naar een boerderij bij de Goejanverwellesluis gebracht. Daar werd Wilhelmina ondervraagd en vervolgens terug naar Schoonhoven geëscorteerd. Meteen stuurde ze brieven aan onder meer de Staten van Holland met het verzoek haar reis te mogen voortzetten, maar na een dag vergeefs wachten op antwoord keerde ze naar Nijmegen terug.

Voor haar aanhouding en gevangenneming eiste Wilhelmina bij de Staten van Holland genoegdoening (satisfactie). In brieven naar Pruisen benadrukte ze het geweld en de belediging haar aangedaan, en haar broer Frederik Willem II, sinds een jaar koning van Pruisen, ondersteunde die eis. De Staten van Holland reageerden afwijzend, en Frederik Willem, die niet verder betrokken wilde raken, bood nu zijn bemiddeling aan. Wilhelmina bleef echter aandringen, en bleef herhalen dat ze niet conform haar rang van prinses van Pruisen was behandeld.

Aangespoord door Harris drong nu ook Engeland bij Pruisen aan op actie. Een internationaal conflict dreigde, want Frankrijk beloofde de patriotten te steunen. Frederik Willem ging overstag. De formulering van de voorwaarden van de satisfactie liet hij aan Wilhelmina over en deze was zodanig dat er onmogelijk aan kon worden voldaan. Op 13 september trokken Pruisische troepen de Republiek binnen. In twee weken was het hele land onder de voet gelopen; alleen Amsterdam capituleerde pas op 9 oktober. Frankrijk hield zich afzijdig.

Herstel van het stadhouderlijk bewind

Op 13 september 1787 keerde Willem V terug naar Den Haag, Wilhelmina volgde enkele dagen later. Een orangistische contrarevolutie, waarbij veel vernield en geplunderd werd, deed duizenden patriotten het land ontvluchten. Wilhelmina liet alle bij haar aanhouding betrokken personen streng straffen. Met hulp van haar protegé, de nieuwe raadpensionaris van Holland Laurens Pieter van de Spiegel, nam zij het heft in handen. Zij regelde bijvoorbeeld op eigen houtje de Acte van Garantie (1788), waarbij Pruisen en Engeland zich gezamenlijk garant stelden voor het stadhouderlijk stelsel.

Na verloop van tijd nam Wilhelmina’s macht af. Alles liep als vanouds weer via de stadhouder zelf, die jaloerser en wantrouwiger was dan ooit. Met haar harde optreden had Wilhelmina zich impopulair gemaakt, zelfs bij veel Oranjegezinden. ‘In het algemeen heeft men zelfs aan het hof een hekel aan haar. Haar hooghartigheid, haar strengheid en de heftigheid van haar karakter maken haar niet geliefd’, schreef een Haagse dame in 1792 in haar dagboek (Dagboek van Magdalena van Schinne, 114). Er circuleerden smaadschriften en beledigende prenten en liedjes over haar, vaak afkomstig van gevluchte patriotten. Drie beschuldigingen komen telkens terug. Ten eerste was Wilhelmina een buitenlandse die vreemde troepen het land had binnengebracht. Ten tweede was ze een vrouw die tegen de natuurlijke orde in de macht had overgenomen van haar echtgenoot. Ten derde was ze buiten proportie wraakzuchtig tegenover haar vijanden. Een goede vorst, berispte Belle van Zuylen haar, is na de overwinning juist vergevingsgezind (Réflexions sur la générosité et sur les princes, 1787).

Aan het hof werd het oude leven hervat, maar er volgden woelige jaren: in 1789 brak in Frankrijk de revolutie uit, in 1793 stierf het Franse koningspaar onder de guillotine, en werd Wilhelmina’s volle neef, koning Gustaaf III van Zweden vermoord. Wilhelmina ontving in die tijd anonieme moorddreigingen en verliet enige tijd het land. Op 1 februari 1793 verklaarde de revolutionaire regering van Frankrijk de oorlog aan de stadhouder. In de winter van 1794 vielen de Fransen het land binnen en op 18 januari 1795 vluchtte de stadhouderlijke familie vanaf Scheveningen per schip naar Engeland.

Ballingschap

Bijna twintig jaar duurde de ballingschap van de Oranjes. De Engelse koning, een neef van Willem, verschafte hun onderdak op Hampton Court. Later verstrekte de Engelse regering de toen praktisch berooide Oranjes een toelage. De erfprins ging zo snel mogelijk naar Berlijn, prins Frederik stierf in Oostenrijkse krijgsdienst, Louise, getrouwd met Karel van Brunswijk, woonde in Brunswijk. In 1801 vertrok Willem V naar zijn erflanden in Duitsland. Wilhelmina volgde hem in juni 1802.

Vier jaar lang leidden Willem en Wilhelmina een teruggetrokken leven in Nassau, dicht bij Louise. Inmiddels was door compensatieverdragen hun financiële situatie verbeterd: Wilhelmina liet Oranienstein verbouwen, stichtte een school en een ambachtsopleiding en kon weer aan haar verplichtingen van toelagen aan ondergeschikten voldoen. Na de dood van Willem V (9 april 1806) trok Wilhelmina in bij Louise, die ook net weduwe geworden was. Al snel echter raakten ze verstrikt in Napoleons Duitse expansie. Nassau werd onteigend, Brunswijk geplunderd. Voor de Franse troepen uit vluchtten Wilhelmina en Louise naar Schwerin, en van daar naar Sleeswijk in Denemarken, waar ze de winter doorbrachten. Daarna reisden ze via Weimar, waar ze familie bezochten en met Wieland en Goethe spraken, naar Berlijn. Daar arriveerden zij eind 1807. Wilhelmina’s familie bood hun er onderdak, ’s winters in het Niederländisches Palais in de stad, ’s zomers op het slot Oranienburg daarbuiten. De twee vrouwen bleven in Berlijn, ook in de periodes dat de stad door Franse troepen bezet was en de Pruisische koninklijke familie naar Koningsbergen uitweek.

Wilhelmina onderhield een drukke correspondentie met haar familie, maar ook hield zij via brieven, deels in een door haar zelf ontworpen geheimschrift, haar netwerken van Oranjegezinden in stand. Ze volgde de politieke ontwikkelingen op de voet, las en becommentarieerde wat er aan recente geschiedschrijving verscheen en werkte aan haar memoires. Haar geschriften waren niet bestemd voor publicatie, alleen een korte biografie van Gijsbert Karel van Hogendorp verscheen in druk, zij het in een bewerking door en onder de naam van J. Arnoldi (Leipzig 1818).

Terug in Nederland

De val van Napoleon in 1813 gaf hoop op terugkeer naar Nederland, waar plannen werden gemaakt om Willem Frederik als souverein vorst binnen te halen. Wilhelmina was daarbij zeer betrokken: ze overlegde met haar zoon hoe hij het beste de soevereiniteit kon aanvaarden en organiseerde in Berlijn de werving van gedeserteerde en krijgsgevangen Nederlanders uit Napoleons leger voor het zogenoemde Hollandse Legioen hun papieren controleerde ze persoonlijk. In november 1813 keerde Willem Frederik terug naar Nederland, Wilhelmina en Louise volgden op 10 januari 1814. Op 14 maart werd haar zoon uitgeroepen tot koning Willem I der Nederlanden.

In haar laatste levensjaren woonde Wilhelmina met Louise afwisselend in Haarlem, in Den Haag en op ’t Loo. Op 9 juni 1820 overleed Wilhelmina op ’t Loo, nog geen jaar na de dood van Louise. Ze vond een tijdelijk graf in Apeldoorn, tot ze kon worden bijgezet in de grafkelder van de Oranjes in Delft. Dat gebeurde op 7 november 1822.

Waardering

Tijdens haar leven werd Wilhelmina door sommigen om haar daadkracht bewonderd, zoals blijkt uit de Diaries and correspondence van James Harris (gepubliceerd 1844-1845) en het ‘Journal’ van Gijsbert van Hogendorp (uitgegeven door H. de Peyster in Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap 1906). Door anderen, en niet alleen door politieke tegenstanders, werd ze gewantrouwd en zelfs gehaat als heerszuchtige buitenlandse vrouw. De negentiende- en vroegtwintigste-eeuwse geschiedschrijving, die overwegend orangistisch en op personen gericht was, onderstreepte de rol van Wilhelmina in de strijd tussen patriotten en orangisten. Exemplarisch zijn Colenbranders standaardwerk Patriottentijd (1897-1899), de schoolplaat ‘Goejanverwellesluis’ (1911) van J.J.R. de Wetstein Pflister, en de in 1909 verschenen biografie van Johanna Naber.

Latere historici toonden vooral belangstelling voor de patriotten en voor grote lijnen en structuren in de ‘Nederlandse Revolutie’. Simon Schama noemt Wilhelmina bijvoorbeeld nauwelijks in zijn Patriots and liberators (1976), en dat geldt ook voor de algemene overzichten die rond het herdenkingsjaar 1987 verschenen. De laatste jaren is er opnieuw belangstelling voor de rol van het individu, zoals in Willem V en Wilhelmina van Pruisen (2009), de dubbelbiografie door Edwin van Meerkerk, waarin Willem V niet meer als sukkel en Wilhelmina niet als heldin dan wel furie wordt beschreven. Lotte van de Pol plaatst Wilhelmina binnen de context van de publieke mogelijkheden voor vorstinnen in de late achttiende eeuw.

Naslagwerken

Van der Aa; Van Ditzhuyzen; Kobus/De Rivecourt; Kramm; Lexicon Noord-Nederlandse kunstenaressen; NNBW; Oranje van A tot Z; Verwoert; Wurzbach.

Archivalia

  • Koninklijk Huisarchief, Den Haag: A 32 [hierin o.a. haar correspondentie, politieke beschouwingen, en verschillende versies van haar memoires]. Zie: C.J.M. Eymaal, Inventaris van het archief van prinses Wilhelmina van Pruisen 1751-1820 (1821) (Den Haag 1994).
  • Preussisches Geheimes Staatsarchiv, Berlijn: hierin Wilhelmina’s brieven aan Frederik II [deels verloren gegaan in de Tweede Wereldoorlog, maar passages hieruit in: H.Th. Colenbrander, De patriottentijd, 3 delen (Den Haag 1897-1899)].

Literatuur en gedrukte bronnen

  • Behalve de in de tekst genoemde publicaties zijn ook de volgende van belang:
  • De prinses Wilhelmina van Oranje en Gijsbert Karel van Hogendorp in 1787 en volgende jaren. Brieven en gedenkschriften, H. van Hogendorp ed. (Den Haag 1887).
  • Erinnerungen der Prinzessin Wilhelmine von Oranien an den Hof Friedrichs des Groszen (1751-1767), G.B. Volz ed. (Berlijn 1903).
  • J.W.A. Naber, Prinses Wilhelmina, gemalin van Willem V, prins van Oranje (Amsterdam 1908).
  • Correspondentie van de stadhouderlijke familie 1777-1820, 5 delen, J.W.A. Naber ed. (Den Haag 1931-1935).
  • G.W. Schutte, ‘Wilhelmina van Pruissen’, in: C.A. Tamse, Vrouwen in het landsbestuur (Den Haag 1982) 169-202 [ook in: Idem, Oranje in de achttiende eeuw (Amsterdam 1999) 87-112].
  • W.A. Knoops en F.C. Meijer, Goejanverwellesluis. De aanhouding van de prinses van Oranje op 28 juni 1787 door het vrijkorps van Gouda (Amsterdam 1987).
  • A. Meddens-van Borselen, ‘Ik zal dit in uwe ogen doen druipen. De aanhouding van Wilhelmina van Pruisen door de Commissie van Defensie te Woerden in 1787’, Holland 19 (1987) 197-206.
  • A.J. Koogje, ‘Willem V en zijn gezin, liefhebbers van muziek en toneel’ en ‘Willem en Wilhelmina, acteur en actrice’, Jaarboek Oranje-Nassau Museum (1990) 31-42 en 43-47.
  • Het dagboek van Magdalena van Schinne (1786-1795), Anje Dik ed. (Hilversum 1990).
  • Karl de Leeuw, ‘Een lexicaal geheimschrift van Wilhelmina van Pruisen op Hampton Court’, De Achttiende Eeuw (1995) 97-126.
  • Wantje Fritschy, ‘De financiën van de Oranjes tussen revolutie en restauratie’, Jaarboek Oranje-Nassau Museum (1996) 34-65.
  • Arie Wilschut, Goejanverwellesluis. De strijd tussen patriotten en prinsgezinden. 1780-1787 (Hilversum 2000).
  • Lotte van de Pol, ‘Het autobiografisch geheugen onder constructie. De herinneringen van Wilhelmina van Pruisen aan haar Berlijnse kinderjaren’, Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis 1 (2004) 106-125 [herdr. in: Pieter Stokvis red., Geschiedenis van het privéleven. Bronnen en benaderingen (Amsterdam 2007) 69-84].
  • Lotte van de Pol, ‘A public reprimand: Isabelle de Charrière’s pamflet adressed to Wilhelmina of Prussia’, Cahiers Isabelle de Charrière / Belle de Zuylen Papers (2006) nr. 1, 44-57.
  • Lotte van de Pol, ‘From doorstep to table. Negotiating space in ceremonies at the Dutch court of the second half of the 18th century’, in: Andreas Bähr e.a. red, Räume des Selbst. Selbstzeugnisforschung transkulturell (Keulen 2007) 77-94.
Illustratie

Portret, door Johann Friedrich August Tischbein, 1789 (Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis, Den Haag).

Auteur: Lotte van de Pol

 

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 561

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.