Wolfsen, Aleijda (1648-1692)

 
English | Nederlands

WOLFSEN, Aleijda (geb. Zwolle 22-10-1648 – gest. Zwolle 25-8-1692), schilderes. Dochter van Hendrik Wolfsen (1615-1684), burgemeester van Zwolle, raadsheer in Raad van Brabant en secretaris van Generaliteitsrekenkamer, en Aleijda Verwers (1626-1665). Aleijda Wolfsen trouwde op 5-10-1667 in Rijswijk met Pieter Soury (1645-1695), burgemeester van Zwolle, later convooimeester voor het Noorderkwartier in Zwolle. Uit dit huwelijk werden 15 kinderen geboren, van wie er 10 de volwassen leeftijd bereikten.

Aleijda Wolfsen werd geboren op 22 oktober 1648 in Zwolle, in het huis aan de Grote Aa bij de Wal, dat later opging in het Vrouwenhuis (Melkmarkt 53) van Aleida Greve. Twee dagen later werd ze gedoopt in de Grote Kerk. Haar vader was lid van de magistraat van Zwolle. Als vertegenwoordiger van de stad bij de Staten-Generaal van de Republiek, en vanaf 1656 als raadsheer in de Raad van Brabant, verbleef hij regelmatig in Den Haag. In oktober 1657 verhuisde ook het gezin daarheen. In 1666 werd hij secretaris van de Generaliteitsrekenkamer. Aleijda’s moeder, een koopmans- en burgemeestersdochter uit Zwolle, overleed in 1665 in het kraambed van haar elfde kind. De vader hertrouwde in juli 1668. Van Aleijda’s broers werd Johan (1645-1709) diplomaat – hij was bijna twintig jaar resident aan het hof in Portugal –, de andere broers kregen hoge functies in Kampen en Zwolle. Zelf zou Aleijda Wolfsen naam maken als schilderes uit de omgeving van de Haagse Caspar Netscher.

Huwelijk

Op 5 oktober 1667 trouwde de bijna negentienjarige Aleijda met Pieter Soury. Zijn vader was in dienst geweest van de VOC. Jong wees geworden was Pieter opgevoed door zijn oom Andries Soury, burgemeester van Rotterdam. Het eerste jaar van hun huwelijk woonden Aleijda Wolfsen en Pieter Soury in Den Haag, daarna verhuisden zij naar Aleijda’s geboortehuis in Zwolle. Vlak voor vertrek ruilde het paar met haar vader bezittingen in Rotterdam voor bezit in Overijssel. Tussen 1668 en 1692 kreeg Aleijda vijftien kinderen, die allemaal in Zwolle ter wereld kwamen behalve het vierde kind. Zoals zovelen was het gezin in 1672 uit Zwolle gevlucht voor de Münsterse en Keulse bezetters. In mei 1673 was Aleijda Wolfsen in Den Haag – ze was er doopgetuige voor een kind van Netscher – maar daarna moet het gezin naar Amsterdam zijn getrokken, waar het vierde kind geboren werd.

Nadat de rust in het land was weergekeerd, verbleef het gezin weer regelmatig in Den Haag. In mei 1675 was Aleijda Wolfsen er bijvoorbeeld om afscheid te nemen van broer Johan, die naar Lissabon vertrok. Haar man vertrok rond die tijd naar Mechelen, waar het leger van de prins van Oranje zich ophield. Niet veel later kreeg hij het convooimeesterschap voor het Noorderkwartier in Zwolle. Ondertussen bleven de banden met Den Haag blijkbaar hecht. In 1678 is een ‘Juffr. Alida Wolfsen’ weer doopgetuige voor een kind van Netscher. In 1685 kwam een Aleijda Sourij (hun oudste,vijftienjarige dochter?) met attestatie uit Den Haag naar Zwolle. In juni 1692 volgde Aleijda Wolfsens stiefmoeder, inmiddels weduwe, met drie zussen, een broer en een zwager.

Werk

Waarschijnlijk heeft Aleijda Wolfsen in de jaren rond 1670 les gehad van Caspar Netscher. De schilderijen die met A(leijda) Wolfsen gesigneerd zijn, vertonen veel gelijkenis met diens werk. In zijn atelier waren naast zijn zoons ook leerlingen en collega’s aan het werk om aan de enorme vraag te voldoen. Het oudst bekende gesigneerde schilderij van Aleijda Wolfsen dateert uit 1670, het laatste uit 1691. Zij schilderde wel historiestukken, maar toch voornamelijk portretten van welgestelde mensen, vooral van vrouwen die, gekapt volgens de laatste mode, zitten in een tuin versierd met rotsen, zuilen, draperieën, fonteinen en beelden. Sommige zitters lieten zich afbeelden als Bathseba of Pomona. Ook schilderde zij kinderen, met een lammetje of de in die tijd populaire King Charles-spaniel. Alle afgebeelde personen van wie de identiteit bekend is, hebben een band met de familie Wolfsen, het stadhouderlijk hof of de Staten-Generaal.

Waarschijnlijk zijn alle werken van Aleijda Wolfsen in opdracht van en voor vrienden en bekenden tot stand gekomen, niet voor een markt. Door sommigen wordt getwijfeld aan haar kunstenaarschap: zij achten het onwaarschijnlijk dat een moeder van een groot Zwols gezin zoveel Hagenaars heeft kunnen schilderen. Daar komt nog bij dat Aleijda Wolfsen niet uit een artistiek milieu kwam. Dat er wel connecties waren met het schildersmilieu, blijkt uit een lofdicht dat haar vader in 1660 schreef in het plakboek van Gesina ter Borch. De predikant Arnold Moonen maakte zowel een gedicht op de dood van het zoontje van Soury en Wolfsen, als op de schilderijen van ‘juffrouw Aleide Wolfsen’: in 1674 zou zij zelfs het portret van stadhouder Willem III hebben geschilderd. Dit verder onbekende schilderij was mogelijk een kopie van het portret dat Netscher dat jaar van de jonge prins maakte. Ook bezingt Moonen een door haar geschilderde allegorische voorstelling en een zelfportret uit 1680. Daarin barsten de nimfjes van ’t Voorhout uit in geschater over domme bijen die zich laten bedriegen door zulke levensecht geschilderde blozende wangen. Op 5 november 1691 meldt de Opregte Leidse Courant dat bij een omvangrijke schilderijenroof ook twee werken van juffrouw Aleijda Wolfsen zijn gestolen: een Pomona en een mannenportret.

Aleijda Wolfsen stierf op 25 augustus 1692 in Zwolle na de geboorte van haar vijftiende kind; drie dagen later werd ze samen met het jongetje (Coenraad Willem, vernoemd naar zijn grootvader en naar Hans Willem Bentinck, vertrouweling van de prins van Oranje) in één kist begraven in de Grote Kerk. Zij liet tien kinderen achter in de leeftijd van bijna 2 tot 22 jaar.

Een tweede Aleijda Wolfsen?

Na haar dood raakte Aleijda Wolfsen in de vergetelheid. J.C. Weijerman noteerde in 1769 dat de prachtige portretten uit 1687 van een Alida Wolfsen lijken op die van Netscher, maar dat hij verder niets over deze ‘Penseel-Prinses’ kan vertellen. Pas in 1864 haalde Kramm haar als uitmuntend portretschilderes onder het stof vandaan, maar ook hij kon geen biografische details geven. Sinds 1867 wordt de schilderes gezien als de dochter van Hendrik Wolfsen en in 1899 wordt voor het eerst de gelijkenis tussen de handtekening van deze vrouw en de signatuur op de portretten opgemerkt. Haar sterfdatum en al haar kinderen zijn pas in 1994 achterhaald.

In het Bredius Archief komt echter nog een tweede Aleijda Wolfsen voor, die voor grote verwarring zorgt. Deze Aleijda Wolfsen (1645-1707) was de ongehuwde dochter van Gregorius Wolfsen (gest. 1666), voor de Staten-Generaal agent van de steden in Staats-Vlaanderen, en Swaantje ter Stege (1611-?). Via zowel haar vader als haar moeder was zij met haar naamgenoot verwant: ze waren achternichten en zullen elkaar dus gekend hebben. Haar moeder en haar oudste broer Steven waren ook bevriend met Netscher – in 1667 traden beiden op als doopgetuigen voor kinderen van de schilder. In 1692 woonde deze Aleijda Wolfsen aan de oostzijde van het Haagse Voorhout. Zij stierf op 30 oktober 1707 in het huis van haar ongehuwde broer Zeger Wolfsen, schout van Spaarndam, en werd op 6 november begraven in de kerk van Spaarnwoude. Het jaar daarvoor had zij in Haarlem nog haar testament laten opmaken waarin onder meer – helaas niet nader omschreven – schilderijen en prenten aan hem worden nagelaten.

Het valt tot nu toe niet met zekerheid te zeggen wie van de twee Aleijda’s Wolfsen een leerling van Netscher is geweest: voor beiden zijn argumenten te geven. De schilderijen, gesigneerd en toegeschreven, tonen bovendien nogal grote verschillen. Dat verklaart waarom schilderijen van Aleijda Wolfsen op veilingen aangezien worden voor werk van schilders die anders schilderden dan Caspar Netscher, zoals Constantijn Netscher of Frans en Willem van Mieris. Geen enkele bron, eigentijds of later, kan echter met zekerheid een direct verband leggen tussen de mysterieuze schilderes Aleijda Wolfsen en een van beide vrouwen van die naam. De handtekening van de Zwolse Aleijda Wolfsen vertoont vooralsnog de grootste gelijkenis met de signatuur op de portretten die in de stijl van Caspar Netscher zijn geschilderd.

Naslagwerken

Van der Aa; Bénézit; Bernt; Elck zijn waerom; Van Hall; Hofstede de Groot; Kramm; Lexicon Noord-Nederlandse schilderessen; Moes; Petersen; Petteys; Thieme; Tierney; Weijerman; Würzbach; Zwols biografisch woordenboek.

Archivalia

  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: Geslagt Register van mr. Jan van Heurn, 1704 (1712), GHS 02E22.
  • RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag: archief Bredius.
  • Regionaal Archief Leiden.

Voor de eerste Aleijda Wolfsen (1648-1692):

  • Stadsarchief Amsterdam: DTB Dopen, archiefnr. 5001, inv.nr. 10, p. 202.
  • Nationaal Archief, Den Haag: DTB Rijswijk, 1. IV, fol. 167.
  • Haags Gemeentearchief: Notarieel Archief, inv. nr. 280 (not. M. Beeckman), fol. 313 [handtekening]; inv. nr. 1020, fol. 117.
  • Collectie Overijssel, locatie Zwolle: DTB-boeken Zwolle, toegang 0709, inv.nr. 699, p. 19. N.H. gemeente Zwolle, toeg. 1140, inv.nr. 139, p. 176.

Voor de tweede Aleijda Wolfsen (1645-1707):

  • Haags Gemeentearchief: DTB, Dopen 171, fol.  213. Notarieel Archief, inv. nr. 426 (not. Van Rijn), fol. 211; inv. nr. 466 (not. J. Groenesteijn), fol. 713 [handtekening]; inv. nr. 739, fol. 103.
  • Noord-Hollands Archief, Haarlem: DTB Haarlemmerliede, inv. nr. 12, begrafenisrechten NH-kerk Spaarnwoude, 7 en 15-11-1707. Notarieel Archief (Haarlem), inv. nr. 649, fol. 190.

Werken

Portretten bevinden zich in musea van Arnhem, Den Haag, Zwolle, in Sint-Petersburg (Rusland), Lodz (Polen) en in vele particuliere collecties in Europa en de Verenigde Staten

Literatuur

  • A. Moonen, Poezy (Amsterdam/Utrecht 1700) 585, 667, 688.
  • A. van der Willigen, ‘Aleijda Wolfsen’, De Nederlandsche Spectator 20 (1867) 159.
  • A. Bredius, ‘Een en ander over Caspar Netscher’, Oud-Holland 5 (1887) 263-275.
  • Catalogus van de Nationale tentoonstelling van vrouwenarbeid (Den Haag 1898), Historische afdeling, nr. 1075.
  • M.E. Houck, ‘Mededelingen betreffende […] Wolfsen’, Verslagen en Mededelingen  van de Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis 20 (1899) 320-345.
  • C. Hofstede de Groot, ‘Caspar Netscher’, in: Beschreibendes und kritisches Verzeichnis der Werke der holländischen Maler des XVII. Jahrhunderts, dl. 18 (Esslingen 1912) 322.
  • S.J. Gudlaugsson, Gerard ter Borch, deel 2 (Den Haag 1960) 29.
  • G. Greer, The obstacle race. The fortunes of women painters and their work (Londen 1979) 149, 254 .
  • G. Leonhardt, Het huis Bartolotti en zijn bewoners (Amsterdam 1979).
  • M.E. Wieseman, Caspar Netscher and late seventeenth century Dutch painting (diss. Columbia University, 1991).
  • E.J. Wolleswinkel, ‘De familieportretten van mr. Jan van Heurn in 1704 (1712)’, Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 45 (1991) 133-162 [deze auteur vond ca. 1991 meer gegevens over de Haagse Aleijda Wolfsen].
  • J. ten Hove, Het Vrouwenhuis te Zwolle (Zwolle 1994) 10-15, 64-71.
  • L. van Dijk en J. Streng, Zwolle in de Gouden Eeuw. Cultuur en schilderkunst (Zwolle 1997) 14-17.
  • E. Buijsen e.a., Haagse schilders in de Gouden Eeuw. Het Hoogsteder lexicon van alle schilders werkzaam in Den Haag 1600-1700 (Den Haag/Zwolle 1998) 361.
  • L. de Jong, ‘“Mijn vermaak en kroone”. Schilderessen in het Vrouwenhuis in Zwolle’, in: E. Kloek, E. Peters Sengers en E. Thobé, Vrouwen en kunst in de Republiek (Utrecht 1998) 55-65, 174.
  • S. Zwiers, ‘“Pro memoria”. De aantekeningen van Hendrik Wolfsen (1615-1684)’, Overijsselse Historische Bijdragen 114 (1999) 38-51.
  • M.E. Wieseman, Caspar Netscher and late seventeenth century Dutch painting (Doornspijk 2004) 29, 118, 121/122.
  • Fünf Jahrhunderte europäische Malerei aus den Sammlungen des Muzeum Sztuki in Lodz. Tentoonstellingscatalogus (Lodz 2005) 106-107, 130.
  • Egbert Wolleswinkel, ‘Er was eens een penseelprinses... en zij heette Aleijda Wolfsen,’ Jaarboek Die Haghe (2015) 72-96.

Illustratie

  • Portret van een jonge vrouw, door Aleijda Wolfsen, 1691 (Zwolle, het Vrouwenhuis).
  • Twee handtekeningen uit manuscripten. Links het document uit 1668 [Zwolse Aleijda Wolfsen], rechts het document uit 1683 [Haagse Aleijda Wolfsen].

Auteur: Saskia Zwiers

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 341

laatst gewijzigd: 11/12/2022

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.