Aleid van Kleef (?-na 1238)

 
English | Nederlands

ALEID gravin van KLEEF, ook bekend als Adelheid (gest. na 1238), door haar huwelijk gravin van Holland. Dochter van Dirk II/III, graaf van Kleef (gest. 1172) en Adelheid van Sulzbach (gest. 1189). Aleid van Kleef trouwde in 1186 in Loosduinen met Dirk VII, graaf van Holland (reg. 1190-1203). Uit dit huwelijk werden 3 dochters geboren.

Over Aleids jeugd en opvoeding is niets bekend. Ze had twee broers: Dirk (III/IV, gestorven vóór 1202) en Arnold (gestorven in 1200), en een zuster, Margaretha (gestorven omstreeks 1184). Aleids vader wordt in de Egmondse Annalen een vermogend man genoemd (Fontes, 181). De graven van Kleef stonden op goede voet met de graven van Holland, die net als zij belang hadden bij een inperking van de macht van de graven van Gelre, hoewel er tussen al deze gewesten onderling regelmatig huwelijken plaatsvonden. De goede verstandhouding tussen Holland en Kleef werd bezegeld met twee huwelijken tussen beide gravenhuizen: in 1182 trouwde Dirk III van Kleef met Margaretha, dochter van graaf Floris III van Holland, en in 1186 vond de verbintenis tussen Aleid en Dirk van Holland plaats. Het paar zou drie dochters krijgen: Aleydis en Petronilla (beiden gestorven vóór 1203) en Ada (ca. 1188-na 1234). In 1190 volgde Dirk zijn vader op als graaf Dirk VII van Holland.

Gravin van Holland

Als echtgenote van Dirk VII speelde Aleid een prominente rol bij het bestuur van het graafschap. Opvallend is dat zij als eerste Hollandse gravin consequent als comitissa (gravin) in plaats van – zoals tot die tijd gebruikelijk uxor of coniunx (echtgenote) werd aangeduid. Zij was bovendien de eerste die de titel ‘gravin van Holland’ droeg. Verder trad zij opvallend vaak op als mede-oorkonder naast haar man. In alle oorkonden die tussen 1198 en 1203 door de Hollandse kanselarij zijn uitgevaardigd staan graaf en gravin samen vermeld. Speelde Aleids sterke persoonlijkheid hierbij een rol, of was er sprake van een doelbewuste politiek? De mogelijkheid bestaat dat Dirk zijn onderdanen alvast wilde voorbereiden op een eventueel regentschap van Aleid, ingeval hij jong zou komen te overlijden. Het regentschap van een gravin-weduwe voor haar minderjarige kinderen was in Holland geen ongewoon verschijnsel, maar de minderjarige kinderen waren in alle tot dusverre voorkomende gevallen van het mannelijk geslacht geweest, terwijl Dirk en Aleid alleen dochters hadden. Een regentschap van Aleid voor haar dochter zou op weerstand kunnen stuiten omdat nergens was vastgelegd dat in het graafschap Holland een vrouw kon opvolgen. Door Aleid alvast op de voorgrond te plaatsen lijkt Dirk problemen bij een eventueel regentschap te hebben willen voorkomen.

Optreden

In 1195 moest Aleid daadwerkelijk de leiding op zich nemen. Het graafschap werd door Dirks jongere broer Willem vanuit het noorden aangevallen terwijl hijzelf in Zeeland verwikkeld was in een oorlog tegen de Vlaamse graaf. Aleid trok met een leger naar Egmond en nam gedurende twee maanden haar intrek in het klooster, om van daaruit de tegenaanval te leiden. De annalist van het klooster – die niet op Aleids hand was – klaagt over de drukte die dat met zich mee bracht. Iedere dag was er een heen en weer geloop van dienaressen en andere vrouwelijke volgelingen van de gravin. Haar komst was bovendien ‘tot groot nadeel van het klooster en tot ongemak van de hele kloostergemeenschap omdat de kerk haar onkosten moest betalen zowel voor voedsel als voor veel andere zaken, ten behoeve van de ridders en de anderen’ (gecit. Burgers, 123-125). Maar de schrijver moest ook toegeven dat Aleid bekwaam en doortastend de strijd tegen Willem voorbereidde. Haar leger slaagde er in de troepen van Willem terug te dringen.

In 1203 werd Dirk VII ernstig ziek. In een poging de erfopvolging veilig te stellen, regelde Aleid in allerijl een huwelijk tussen haar enig overgebleven dochter Ada en graaf Lodewijk van Loon. Zij hoopte hiermee Dirks broer Willem als mogelijk opvolger de wind uit de zeilen te nemen. Volgens de Egmondse annalist zou Dirk de zorg voor Ada aan Willem hebben willen toevertrouwen, maar zou Aleid dit verijdeld hebben. Zij zorgde er direct na het overlijden van Dirk voor dat op 4 november, nog vóórdat Dirk in Egmond werd begraven, het huwelijk tussen de vijftienjarige Ada en Lodewijk werd voltrokken. Een opvolgingsstrijd tussen de aanhangers van Aleid en die van Willem was het gevolg. Aleid zou volgens de annalist ook hierin een actieve rol spelen: ‘…alles werd afgehandeld naar de wil, de bevelen en de aanwijzingen van gravin Aleid’ (gecit. Burgers, 133). Zij kon echter niet voorkomen dat Willem uiteindelijk de overhand kreeg. Ada werd gevangengenomen nadat zij haar toevlucht had gezocht in de burcht van Leiden, en werd vervolgens naar Willems bondgenoot Jan zonder Land in Londen gestuurd. In 1210 nam Willem definitief de titel ‘graaf van Holland’ aan. Aleid moest zich bij de feiten neerleggen, maar zij zou zich nog jarenlang ‘gravin van Holland’ noemen.

Latere jaren

Na deze roerige periode wordt het stil rond Aleid. De Egmondse Annalen gaan niet verder dan 1205 en ook het oorkondenmateriaal bevat weinig informatie. Wel is er nog een brief van Aleid uit 1207 aan koning Jan van Engeland, waarin zij hem smeekt haar dochter Ada, die daar op last van Willem gevangen wordt gehouden, terug te laten keren naar Holland. Waar Aleid de rest van haar relatief lange leven doorbracht, is niet bekend. In 1237 schonk zij twee Hollandse ponden aan het klooster Rijnsburg, waar ze begraven wilde worden. Daar lagen meer prominente leden van de grafelijke familie, onder wie haar dochter Aleydis, haar zwager Willem I en diens eerste vrouw Aleid van Gelre. De grafelijke familie koesterde blijkbaar geen wrok tegen Aleid, want na haar overlijden omstreeks 1238 (een jaar of datum is niet bekend) werd zij inderdaad in Rijnsburg begraven. Haar langstlevende dochter Ada was toen waarschijnlijk zo'n vier jaar dood.

Bij contemporaine, maar ook bij latere geschiedschrijvers, heeft Aleid een overwegend slechte pers. Het overhaaste huwelijk dat ze arrangeerde tussen de jonge Ada en Lodewijk van Loon en haar actieve rol in de Loonse Successieoorlog worden met afkeuring vermeld. De mening overheerst dat ze vooral handelde uit eigenbelang.

Naslagwerken

Van der Aa; Cordfunke; Dek Holl.; NNBW.

Literatuur en bronnenuitgaven

  • Fontes Egmundenses, O. Oppermann ed. (Utrecht 1933).
  •  Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299 1, A.C.F. Koch ed. (Den Haag 1970) en 2, J.G. Kruisheer ed. (Assen/Maastricht 1986).
  • J.G. Kruisheer, De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299 (Den Haag/Haarlem 1971).
  • Th.R. Kraus, ‘Studien zur Frühgeschichte der Grafen von Kleve und der Entstehung der klevischen Landesherrschaft’, Rheinische Vierteljahrsblätter 46 (1982) 1-47.
  • F.W.J. Koorn, ‘Van coniunx naar comitissa. Een onderzoek naar de positie van de gravinnen van het Hollandse huis’, in: C.M. Cappon e.a. red., Ad fontes. Opstellen aangeboden aan prof. Dr. C. van de Kieft ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar in de middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam (Hilversum 1984) 153-167.
  • A. Glezerman en M. Harsgor, ‘Cleve - ein unerfülltes Schicksal. Aufstieg, Rückzieg und Verfall eines Territorialstaates’, Historische Forschungen 26 (Berlijn 1985).
  • C.J.C. Broer, ‘Echtgenote, deelgenote, lotgenote. Over oorkonden als bron voor vrouwengeschiedenis’, in: M. Mostert e.a. red., Vrouw, familie en macht. Bronnen over vrouwen in Middeleeuwen (Hilversum 1990) 147-167. 
  • B.K.S. Dijkstra, Een stamboom in been: vier eeuwen graven en gravinnen van het Hollandse Huis: onderzoek van de stoffelijke resten opgegraven op het terrein van de voormalige abdijkerk te Rijnsburg in 1949 en 1951 en te Egmond in 1979 en 1980 en aangetroffen in de tombe van de abdij te Middelburg in 1980 (Amsterdam 1991).
  • J.W.J. Burgers, ‘Allinus, grafelijke kapelaan en Egmondse geschiedschrijver’, in: G.N.M. Vis red., In het spoor van Egbert. Aartsbisschop Egbert van Trier, de bibliotheek en geschiedschrijving van het klooster Egmond (Hilversum 1997) 116-151 [met editie en vertaling van de door Allinus opgestelde tekst van de Egmondse Annalen].
  • J.P. Gumbert, ‘De Egmondse boekenlijst’, in: G.N.M. Vis red., In het spoor van Egbert. Aartsbisschop Egbert van Trier, de bibliotheek en geschiedschrijving van het klooster Egmond (Hilversum 1997) 151-181.

Illustratie

Zegel van Aleid op valkenjacht, oorkonde van 20-2-1201, uit: Corpus Sigillorum Neerlandicorum. De Nederlandsche zegels tot 1300 (Den Haag 1937-1940), nr. 506.

Auteur: Marion van Bussel.

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 10

laatst gewijzigd: 11/01/2019

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.