Court, Johanna de la (1620-1678)

 
English | Nederlands

COURT, Johanna de la (geb. Leiden 23-6-1620 – gest. Leiden ca. 20-10-1678), partij in een beruchte echtscheidingsaffaire. Dochter van Pieter de la Court (ca. 1593-1657), lakenreder, en Jeanne des Planques (1591-1663). Johanna de la Court trouwde op 27-11-1646 in Leiden met Adriaan Heereboord (1613-1661), hoogleraar in de filosofie. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren die kort na de geboorte overleed.

Johanna de la Court groeide op in een welvarend Leids immigrantenmilieu. Haar vader (Pieter de Oude) was rond 1613 uit Yperen naar Leiden gekomen met zijn broer Nicolaas (de vader van Petronella de la Court), en had carrière gemaakt in de Leidse lakenindustrie. Hij behoorde tot de rijke kooplieden van Leiden. Ook de broers van Johanna, Pieter (1618-1685) en Johan (1622-1660) waren zeer succesvolle lakenreders.

Huwelijk

Op 26-jarige leeftijd trouwde Johanna de la Court met de zeven jaar oudere Adrianus Heereboord. Het is niet bekend of zij als bruid en bruidegom enige affectie voor elkaar voelden. Wel werd het bruidspaar op de bruiloft toegedicht met onder andere de woorden: ‘Gelukkig is dan Heereboord,/Dien d’eed’le deugd en eerb’re zeden,/De geestigheid en frisse leden/Van zijn Joanna heeft bekoord’ (Bloemkrans, 197). Twee jaar eerder, in 1644, was Adriaan Heereboord aan de Leidse universiteit benoemd tot hoogleraar in de ‘redeneer- en zedekunde’.

Na de bruiloft betrokken Johanna en Adriaan de echtelijke woning in het Statencollege in Leiden, de latere ambtswoning van de Hortulanus in de huidige Clusiustuin bij de Hortus botanicus. Heereboord was van 1642 tot 1654 onderregent van het Statencollege en uit dien hoofde mocht hij dit huis bewonen. Toen het bruidspaar het pand betrok, bleken er meubels te ontbreken die er voor de bruiloft wel waren geweest. Een deel van het meubilair had Heerenboord van een vriend geleend en had hij terug moeten geven, een ander deel had hij moeten verkopen om er zijn schulden mee af te lossen. Ook de achtduizend gulden die Johanna in het huwelijk inbracht, gebruikte hij om zijn schuldeisers mee te betalen. Volgens Johanna’s broer Pieter had Heereboord lange tijd de schijnheilige en nederige vrijer gespeeld die Johanna het huwelijk in had gelokt door over de bijbel te spreken en ‘godzalige discoursen’ te voeren. Zodra het huwelijk was gesloten, hield zijn mooipraterij op.

Pamflettenstrijd

Vanaf het begin was het huwelijk een mislukking. Geregeld was Adriaan Heereboord dronken en dan beschimpte hij zijn vrouw en bevuilde hij zijn kleding en zijn bed. Johanna probeerde, samen met haar dienstmeiden, letterlijk de vuile was binnen te houden door het wasgoed op zolder te drogen te hangen. Het ging van kwaad tot erger en in april 1648 verliet Johanna de echtelijke woning, nadat zij door haar man van de trap was geduwd. Zij ging weer bij haar ouders op de Breestraat wonen.

De details over het slechte huwelijk van Johanna de la Court en Adriaan Heereboord zijn overgeleverd dankzij een pamflettenstrijd die in 1648 in Leiden losbarstte. Daarmee lag het schandaal van Adriaan en Johanna op straat. Broer Pieter opende de aanval met de publicatie van zijn Factum ofte Gherechticheyt, van de huysvrouwe van Adriaen Heereboord, voor ende door de selve Factum. In dit pamflet somt hij chronologisch alle misdragingen van Heereboord jegens Johanna op. Heereboord liet dit niet op zich zitten en schreef een weerwoord: Naackte ende Nodige Verdedigingh, Vande Eer ende het Leven, van Adrianvs Heereboord, Professor Philosophiae, ende Subregens Collegii Theologici, tot Leyden. Curieus genoeg gaf Heereboord hierin ondermeer ruiterlijk toe dat hij op zoek was geweest naar een bruid met geld. De kerkenraad werd ingeschakeld om Adriaan en Johanna tot verzoening te manen. Adriaan verklaarde dat hij wel genegen was tot verzoening en Johanna’s ouders verklaarden dat ook zij nog wel hoopten op een hereniging. Maar het was ijdele hoop, want Johanna weigerde terug te keren naar haar echtgenoot. De kerkenraad dreigde Johanna hierop met uitsluiting van het Heilig Avondmaal.

Er volgden nog diverse verzoeningspogingen, maar het mocht allemaal niet baten. Johanna bleef bij haar ouders en beviel daar op 10 juli 1648 van een zoontje. Adriaan ging op in zijn slachtofferrol en eiste dat het kind alleen dan gedoopt mocht worden wanneer hij ook aanwezig was. De schoonfamilie ging akkoord onder voorwaarde dat Johanna de naam koos en de grootouders Pieter de la Court en Jeanne des Planques de getuigen zouden zijn. Hij stemde in, mits het jongetje niet de naam Pieter kreeg. Het zwakke kindje werd op 12 juli 1648 in de Hooglandse Kerk gedoopt met de naam Isaac. Het jongetje overleed en werd op 16 juli in dezelfde kerk begraven. Adriaan Heereboord heeft zijn zoon nooit gezien: hij was noch bij de doop, noch bij het overlijden van Isaac aanwezig, en toen hij voor de begrafenis naar het huis aan de Breestraat kwam, was het kistje al gesloten. Volgens het Factum gedroeg Heereboord zich tijdens de begrafenis in de kerk zeer onbeleefd tegen zijn schoonvader en liet hij er ook nog eens drukwerk verspreiden waarin zijn vrouw en schoonfamilie werden bespot. In Leiden was de onderlinge rust tussen de burgers er danig door verstoord. Daarom vaardigde het Leidse stadsbestuur op 30 juli 1648 een verbod uit op het meewerken aan het drukken en verspreiden van lasterlijke en opruiende teksten. Desondanks woedde de pamflettenstrijd tussen Pieter de la Court de Jongere en Adriaan Heereboord voort. De pamfletten uit het kamp van Heereboord bespotten de familie De la Court. Zij werden onder andere de ‘Vorsten van het laken’ en de ‘Baronnen van Schietspoel’ genoemd.

Scheiding van tafel en bed

Na de dood van Isaac ondernamen Johanna de la Court en haar familie stappen tot een gerechtelijke scheiding. Het zeventiende-eeuwse huwelijksrecht kende echter officieel geen scheiding dan die wegens overspel. Bij misdragingen door de echtgenoot kon wel een boete opgelegd worden. Toch kon het gerecht bepalen dat bij langdurige ‘onlusten’ een scheiding van bijwoning werd toegestaan. De echtverbintenis bleef wel bestaan en de echtelieden moesten (blijven) streven naar verzoening (Thijssen-Schoute, 119). Op 20 augustus 1648 ontving De la Court zijn schoonzoon in zijn tuin. Adriaan stelde dat Johanna was opgehitst door haar familie. Vooral haar broers waren kwade raadgevers, want op hun advies had Johanna in een journaal de misdragingen van Adriaan bijgehouden (helaas niet bewaard gebleven), en hierover was hij zeer verbolgen. Daags erna schreef hij Johanna een uitvoerige brief waarin hij haar indringend verzocht om terug te komen. Aan het einde van de brief wijst hij Johanna op haar christelijke plichten en besluit hij met de woorden: ‘Ende om met een woord alles te zeggen, [be]denkt dat gij zijt: de Vrouw.’ Johanna liet zich hierdoor niet overtuigen, want zij keerde niet terug naar Adriaan. In september 1648 volgde de uitspraak van de Hoge Raad waarmee de scheiding van tafel en bed een feit was. Diezelfde maand kwam het tussen de familie De la Court en Adriaan Heereboord tot een financieel akkoord.

Tot aan haar dood bleef Johanna de la Court wonen in het ouderlijk huis aan de Breestraat te Leiden. In 1674 moest zij bij de inning van de tweehonderdste penning bijna tweehonderd gulden betalen, hetgeen betekent dat haar vermogen werd geschat op veertigduizend gulden. In haar laatste levensjaar woonde haar neef Pieter – zoon van Pieter de la Court en Catharina van der Voort – bij haar in. Op 6 april 1678 schreef haar broer Pieter haar vanuit Amsterdam een brief met het verzoek om toe te zien dat zijn zoon zijn huiswerk maakte. In dezelfde brief schrijft Pieter over een obligatie die hij voor Johanna had moeten verkopen. Zo lijkt het alsof zij haar broer hielp met de opvoeding, hij haar met de financiën. Johanna de la Court werd op 22 oktober 1678 begraven in de Pieterskerk. Adriaan Heereboord, die in 1661 overleden was, lag daar eveneens begraven.

Archivalia

Zie de bronvermelding bij Van der Vlist (2003).

Zie ook www.janvanhout.nl [Leidse lasten 1674, 200e penning].

Literatuur

  • Bloemkrans van verscheide gedichten door eenige Liefhebbers der Poëzij bij een verzamelt (Amsterdam 1659) 194-197.
  • Proeve uit een onuitgegeven Staathoudkundig geschrift Het Welvaren der Stad Leyden opgesteld in den jare 1659, door Mr. Pieter de la Court. Portret, levensberigt des schrijvers en aanteekeningen voorzien en uitgegeven door: B.W. Wttewaal (Leiden 1845) [Bijlage Geslachtstafel].
  • Knuttel Pflt. 5808 tot en met 5808i [o.a. 5808x: Factum ofte Gherechticheyt, van de huysvrouwe van Adriaen Heereboord, voor ende door de selve en 5808a: Naackte ende Nodige Verdedigingh, Vande Eer ende het Leven, van Adrianvs Heereboord.
  • I.W. Wildenberg, Johan & Pieter de la Court (1622-1660 & 1618-1685) Bibliografie en receptiegeschiedenis gids tot de studie van een oeuvre (Amsterdam/Maarssen 1986) [twee brieven van Pieter de la Court aan Johanna de la Court] 171-172.
  • C.L. Thijssen-Schoute, Nederlands Cartesanisme (Utrecht 1989) 96-105, 114-120.
  • E. van der Vlist, ‘Het eerewoord van Heereboord’, Nieuw Letterkundig Magazijn 21 (2003) 40-48 [met vermelding van andere publicaties over het schandaal].

Illustratie

Tekening door Pieter Cornelisz. van Slingelandt, 1675. Uit: Van der Vlist, ‘het Eerewoord…’ (huidige verblijfplaats onbekend).

Auteur: Marja Volbeda

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 272

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.