Dutilh, Adriana Catharina (1876-1959)

 
English | Nederlands

DUTILH, Adriana Catharina (geb. Rotterdam 7-6-1876 – gest. Utrecht 11-10-1959), textielkunstenares, schilderes, tekenares, grafisch kunstenares. Dochter van François Dutilh (1849-1924), zakenman, en Catharina Adriana Jonkheijm (1851-1928). Adriana Dutilh trouwde op 6-4-1909 in Courbevoie (Frankrijk) met Otto van Rees (1884-1957), schilder. Uit dit huwelijk werden 2 dochters en 1 zoon geboren.

Adriana (Adya) Dutilh werd geboren als tweede van zeven kinderen in een welvarende Rotterdamse patriciërsfamilie. Twee zusjes en een broer stierven als kind. Het gezin verhuisde diverse malen. Tussen 1886 en 1890 kreeg Adya tekenles van Barbara van Houten in Den Haag en tussen 1896 en 1900 van Ernest Blanc-Garin in Brussel. Hier perfectioneerde zij haar tekenstijl en leerde zij veel over het gebruik van technieken. In Brussel verkeerde Adya in links-libertijnse kringen en ontwikkelde zij antiburgerlijke en antikapitalistische ideeën.

Alternatieve levensstijl

Omstreeks 1900 vestigde Adya Dutilh zich in het Gooi. Rond deze tijd toonde zij op verschillende tentoonstellingen haar realistische, deels sociaal geëngageerde werk, waaronder veel portretten. Ook exposeerde ze toegepaste kunst. De kritieken waren over het algemeen gunstig. Rond 1902 verbleef Dutilh een jaar in Italië met haar vriendin Christine Verbrugghe, die zij kende uit haar tijd bij Blanc-Garin. Bij terugkeer ging ze in Blaricum wonen en zocht daar aansluiting bij de Landbouwkolonie van de Internationale Broederschap. Met de schilder Otto van Rees, zoon van de oprichter van deze alternatieve leefgemeenschap, kreeg ze een relatie en ging ze, tegen de zin van haar familie, samenwonen. De zomer van 1904 brachten Dutilh en Van Rees door in Domburg, waar ze veel contact hadden met Jan Toorop. Eind december voegde Dutilh zich bij Van Rees in diens atelierwoning in Le Bateau-Lavoir, een ateliercomplex in Montmartre. In Parijs leerden ze kunstenaars als Picasso, Kees van Dongen en Juan Gris kennen. Begin 1905 kondigden zij in het blad Vrede hun vrije huwelijk (in december 1904) aan.

In het voorjaar van 1905 gingen Dutilh en Van Rees naar Fleury-en-Bière, een dorpje in de buurt van schildersdorp Barbizon. Tijdens een verblijf in Italië werd begin 1906 hun dochter Aditya (Sanskriet voor ‘zonnekind’) geboren. Hierna begon een leven van winters in Parijs en zomers in Fleury, waar ze vele kunstenaarsvrienden ontvingen. Op 6 april 1909 trouwden Dutilh en Van Rees in Courbevoie alsnog voor de wet. Het echtpaar kreeg nog twee kinderen: Magda (1910) en Jean-Luc (1917). Vanaf 1912 verbleven ze regelmatig in Ascona (Zwitserland). Daar was, op de Monte Veritá, een kolonie van de Internationale Broederschap gevestigd, een ontmoetingsplaats voor kunstenaars, schrijvers en andere vrijdenkers.

Avant-garde

Na de geboorte van Aditya in 1906 stopte Dutilh met schilderen en ging zich toeleggen op het maken van broderies en wandkleden. Zij werkte naar eigen ontwerp, maar ook naar dat van anderen, onder wie bevriend kunstenaar Otto Freundlich. In 1913 begon ze weer te tekenen en enige jaren later ook weer te schilderen. Zij exposeerde haar abstraherende en soms kubistisch aandoende werk onder meer in Rotterdam (1910), Amsterdam (1912) en Berlijn (1913). Ook in de Verenigde Staten werd haar werk getoond en verkocht. Haar tekening Fantômas (1914) werd gepubliceerd op de omslag van het avant-gardistische Duitse tijdschrift Die Aktion.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog woonde het gezin in Zwitserland en Frankrijk. Dutilh en haar man lieten zichzelf en hun kinderen in deze periode rooms-katholiek dopen, waarschijnlijk in navolging van het bevriende echtpaar Van der Meer de Walcheren-Verbrugghe. Vaak verbleven ze in Zürich waar zij samenwerkten met de kunstenaar Hans Arp. Met hem hadden zij in 1915 bij Galerie Tanner in Zürich een tentoonstelling die over het algemeen wordt gezien als het begin van dada. Dutilhs wandkleden en broderies werden positief ontvangen: ‘Was da von farbiger Schönheit erreicht ist, darf unserer Bewunderung sicher sein’ (Neue Zürcher Zeitung, 1915). In deze tijd namen Dutilh en haar man ook deel aan de discussies en soirees van dada en leverden ze bijdragen aan dadaïstische tijdschriften als het Receuil Littéraire et Artistique Dada. In 1918 behoorden ze tot de ondertekenaars van het eerste Berlijnse dada-manifest. In de jaren twintig ontwierp Dutilh een aantal dada-achtige affiches in collagetechniek.

Eind november 1919 raakte het gezin Van Rees betrokken bij een treinongeluk bij Sens (Frankrijk), dat dochter Aditya het leven kostte. Otto raakte zwaar gewond. Hierna vestigde de familie zich in Noord-Brabant. Daar vond Adya troost in de St. Paulusabdij in Oosterhout. In 1923 verhuisden ze naar het Klein Kasteel in Deurne. Net als bij hun eerdere plattelandswoningen hadden ze er kippen, een moestuin en fruitbomen. Dit was hard nodig omdat er steeds geldzorgen waren. In Deurne organiseerden ze muziekavonden en ontvingen ze hun vele (Parijse) vrienden, zoals de kunstenaar Ossip Zadkine en de schrijver Charles-Albert Cingria. Ze hadden ook contact met de Deurnese arts-schilder-verzamelaar Hendrik Wiegersma en met de katholieke avant-garde van die tijd. Voor het katholieke tijdschrift De Gemeenschap leverden zij illustraties.

Omdat Nederland naar Dutilhs smaak te burgerlijk was, verhuisde het gezin begin 1927 naar Brasschaat, vanwaaruit ze deelnamen aan het culturele leven van Antwerpen. Vervolgens verhuisden ze naar het Zwitserse Losone (bij Ascona), waar ze van de erfenis van Otto’s vader een huis lieten bouwen. Aanvankelijk bleven ze echter, apart of samen, veel heen en weer reizen tussen Zwitserland en Parijs. Ze bleven regelmatig open huis houden voor al hun vrienden. In Parijs kwamen ze in contact met Cercle et Carré, een constructivistische kunstenaarsbeweging.

Ondertussen verslechterde de verhouding tussen Dutilh en Van Rees. Hij was vaak in Nederland, kreeg daar een nieuwe relatie en brak begin 1938 met Dutilh, die echter niet wilde scheiden. De financiële problemen bleven groot, vooral toen zij en haar zoon de Tweede Wereldoorlog afgescheiden van familie en vrienden in Zwitserland moesten doorbrengen. In die jaren maakte Dutilh weer broderies, die nu veelal figuratief waren en een religieus of historisch onderwerp hadden.

Na de oorlog kwam Adya Dutilh terug naar Nederland waar ze op verschillende adressen woonde. Vanaf 1951, toen er een einde kwam aan Van Rees’ relatie, woonde Dutilh in Utrecht bij haar man die zelf het ateliergedeelte van zijn huis betrok. Van Rees stierf in 1957. De laatste jaren van haar leven woonde Dutilh bij familie en vrienden. Haar gezichtsvermogen was achteruitgegaan en zij was gestopt met werken. Adya Dutilh stierf op 11 oktober 1959 in Utrecht. Tegenwoordig is zij vooral bekend als een van de eerste Nederlandse kunstenaars die abstracte kunst maakten en om haar rol bij het ontstaan van dada.

Naslagwerken

Elck zijn waerom; Groot; Petteys; Saur; Scheen; Waller.

Archivalia

  • Gemeentearchief Rotterdam: BS 1876 b176v, akte nr. 2404 [geboorte Adya Dutilh].
  • Van Rees Stichting, Weesp: Archief Otto van Rees; Archief Magda van Rees [brieven, dagboeken etc.].
  • Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag: Archief Otto van Rees [brieven etc.]; Collectie Persdocumentatie [recensies].

  • Zie ook: Van Faassen e.a., 350; Kattouw 1991 [brieven aan Torres-García].

Werken

  • Werk van Adya Dutilh bevindt zich o.a. in: Centraal Museum (Utrecht), Gemeentemuseum (Den Haag) en Kunstmuseum (Bazel, Zwitserland). Verder in de Collectie Kuitenbrouwer-van Rees en andere privé-collecties.
  • Zie ook de Collectie Beelddocumentatie van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD, Den Haag).

Literatuur

  • Vrede. Weekblad tegen Leugen en Geweld 8 (1905) nr. 11, 88 [aankondiging vrij huwelijk A. Dutilh en O. van Rees].
  • Moderne Wandteppiche, Stickereien, Malereien, Zeichnungen. Otto van Rees, Paris, Hans Arp, A.C. van Rees-Dutilh, Paris, tentoonstellingscatalogus, Galerie Tanner, Zürich (Zürich 1915).
  • ‘Feuilleton. Zürcher Kunstchronik‘, Neue Zürcher Zeitung, 19-11-1915.
  • F.M. Huebner, Die neue Malerei in Holland (Leipzig/Arnhem 1921) 72.
  • A.B.Terpstra, Moderne kunst in Nederland (Utrecht 1958) 172-174, 204-205.
  • W. Enzinck e.a., Otto en Adya van Rees: leven en werk tot 1934, tentoonstellingscatalogus Centraal Museum, Utrecht/Haags Gemeentemuseum (Wijchen 1975).
  • L. Vergine, L’autre moitié de l'avant-garde 1910-1940. Femmes peintres et femmes sculpteurs dans les mouvements d’avant-garde historiques (Paris 1982) 155-156.
  • Nederland’s Patriciaat 68 (1984) 119-120.
  • N. Hermes red., Met verve. Biografische schetsen van Charley Toorop, Lizzy Ansingh, Jacoba van Heemskerck, Lou Loeber, Sorella en Adya van Rees-Dutilh (Amsterdam 1991).
  • R. Kattouw red., The antagonistic link, Joaquín Torres-García, Theo van Doesburg (Amsterdam 1991) 162-163.
  • K. Schippers, Holland Dada (Amsterdam 2000) 15-21.
  • E. van Faassen e.a., Otto van Rees (Zwolle/De Bilt 2005).

Illustratie

  • Portretfoto, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Portret uit Van Rees-Archief, RKD Den Haag).
  • Adya van Rees-Dutilh, Sanduhr, wandtapijt, 1914 (Coll. Kunstmuseum, Bazel) (Foto: RKD).

Auteur: Marloes Huiskamp

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 834

laatst gewijzigd: 04/09/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.