Nooy, Beppie (1919-1979)

 
English | Nederlands

NOOY, Beppie (geb. Amsterdam 26-1-1919 – gest. Amsterdam 30-7-1979), toneelspeelster, regisseuse en toneelleidster. Dochter van Johannes Martinus Nooy (1888-1962), toneelspeler, en Elisabeth Blaaser (1893-1976), toneelspeelster. Beppie Nooy trouwde (1) op 25-10-1939 in Amsterdam met Gerhard Adelbert Hinrichs (1911-1985), piloot; (2) op 4-8-1956 in Amsterdam met Hubertus Johannes Silvester (1916-1967), zanger en toneelspeler. Uit huwelijk (1), op 8-10-1955 in Amsterdam ontbonden, werden 2 zoons geboren; uit (2), op 24-7-1963 in Amsterdam ontbonden, werd 1 voorhuwelijkse zoon geboren.

Beppie was het enige kind van Bep Blaaser en Jan Nooy (ook: Nooij). Ze had een halfzuster Mientje (geb. 1911) en een halfbroer Jan, beiden uit een eerder huwelijk van haar vader, en een halfzuster Riny (1920-2009), dochter van haar vader en haar tante Rina Blaaser. Toen Beppie een jaar of drie was, sprak haar moeder de hoop uit eens met haar dochtertje op de planken te zullen staan (personaliamap Theater Instituut). Aanvankelijk was Beppie echter niet van plan aan het toneel te gaan, al speelde ze op haar zevende een van de zeven dwergen in Sneeuwwitje, een productie van haar vader. Na de lagere school ging ze naar de Handelsschool. Toch kwam ze, op dezelfde manier als haar moeder, terecht bij het toneel: als invaller. Zo stond ze, zestien jaar oud, als lid van haar vaders troep – het Gezelschap Jan Nooy – in Kamertjeszonden, een nogal ingrijpende adaptatie (door haar vader) van Herman Heijermans’ roman. Voor zijn gezelschap speelde ze voornamelijk kinderrollen. Na dit optreden – in het seizoen 1935/36 – heeft Beppie Nooy het toneel nooit meer verlaten.

Theaterloopbaan

Beppie Nooy speelde bij de gezelschappen van Herman Bouber en van Berry Kievits en Gerard Walden, en bij Het Vrolijk Toneel. In 1939 trouwde ze met de piloot Ger Hinrichs. Het jaar daarna werd hun zoon Gerhard Adelbert Claassen Goudschaal (Ger) geboren en twee jaar later Martin Johan Adriaan (Marty). Na het uitbreken van de oorlog speelde ze nog éénmaal, in het kinderstuk Tijs Wijs (juli 1941). Haar volgende optreden vond plaats enkele maanden na de bevrijding (Telegraaf, 16-9-1988).

In het seizoen 1946/47 speelde Beppie Nooy bij het gezelschap van haar vader en in die tijd leerde ze zanger-toneelspeler Bert Silvester (ook: Sylvester) kennen. Ze kregen een zoon, Richard William (Dick, geb. 1948), die aanvankelijk als een Hinrichs door het leven ging. In 1956, niet lang na haar scheiding van Hinrichs, trouwde Nooy met Silvester. Zeven jaar later liep ook dit huwelijk uit op een scheiding. Silvester verliet het toneel en werd boekbinder.

In de eerste tien jaar na de Tweede Wereldoorlog trad Beppie Nooy op bij het gezelschap van haar vader, maar ook enige seizoenen bij die van Toon Hermans en van Wim Sonneveld. In 1955 nam ze de leiding van het Gezelschap Jan Nooy over van haar moeder, die als actrice aanbleef. Ze veranderde de naam in Het Amsterdams Toneel, en weer wat later in Het Amsterdams Volkstoneel. Met het leiden van een toneelgezelschap had ze geen enkele ervaring, maar ze had wel een ‘zakelijke inslag’ die ze naar eigen zeggen van haar vader had (Ter Braak, 38). Beppie Nooy deed trouwens meer dan leiding geven: ze acteerde en regisseerde ook.

Het Amsterdams Volkstoneel moest zichzelf bedruipen, zodat Beppie Nooy genoodzaakt was acteurs bijeen te zoeken die financieel geen hoge eisen stelden. Topacteurs kwamen dus niet in aanmerking. Het gezelschap leefde vooral van zogeheten ‘uitkoop’-voorstellingen: bestelde voorstellingen. Wel had het in de jaren 1950-1970 enkele zeer succesvolle stukken op het repertoire, met name De Jantjes van Herman Bouber en Rooie Sien van Marius Spree, dat eind 1965 zijn 1250ste voorstelling beleefde. Uit de recettes werden de acteurs betaald, maar bijvoorbeeld ook, als het meezat, een nieuw decor en een eigen bus voor het vervoer. Naast de aloude successtukken van haar vaders troep zette Beppie Nooy ook modernere stukken op het repertoire en moderniseerde ze de oude.

In 1964 opende Beppie Nooy een restaurant aan de Brouwersgracht in Amsterdam en noemde het Harap Berkat (vrij vertaald: Op hoop van zegen – natuurlijk ook een verwijzing naar het stuk waarin haar moeder furore maakte). Het was bedoeld als belegging (Ter Braak, 45). De zegen kwam echter niet, wel dreigend instortingsgevaar van het pand, zodat ze het restaurant weer moest sluiten.

Het jubileum ‘ter viering van het tienjarig bestaan van het niet gesubsidieerde Amsterdams Volkstoneel’ vond plaats in 1966 met – overigens weinig succesvolle – uitvoeringen van Blanke ballast, bewerkt naar White cargo van Leon Gordon (Utrechtsch Nieuwsblad, 28-9-1966). Beppie Nooy vond het onrechtvaardig dat haar gezelschap nooit in aanmerking kwam voor subsidie: die ging naar de ‘grote’ gezelschappen die moderne stukken brachten met een problematiek waar veel mensen niets van begrepen. Ze vond – en ze kon het niet vaak genoeg zeggen – dat die mensen ook recht op toneel hadden. Pas in 1970 kwam de eerste, bescheiden subsidie los van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. In de jaren daarop brachten Beppie Nooy en haar Amsterdams Volkstoneel onder meer Liefde is ... had je me maar (revue door Beppie Nooy en zoon Dick), de klassieker Op hoop van zegen (Herman Heijermans), Het kind van de buurvrouw (Bouber, liedjes: Jos Brink) en Als je lacht dan ben je rijk (Bouber, liedjes: Louis Davids en Margie Morris).

In 1976 – het jaar dat haar moeder overleed – trad Beppie Nooy op in de musical Gypsy,  maar ze speelde de tournee niet uit en droeg haar rol over. De productie ter gelegenheid van haar geplande afscheid van het toneel, Een vrouw als Beppie (1976), werd een flop. Ze stortte in en trok zich terug in haar huis (toen Biesboschstraat 65) (Van der Weg).

Beppie Nooy bleek zich echter niet definitief uit het toneel te hebben teruggetrokken. Ze kwam terug, niet meer als actrice, maar als regisseuse en toneelleidster. In 1978 werd het 25-jarig bestaan van Het Amsterdams Volkstoneel gevierd met voorstellingen van Rooie Sien. De première vond plaats in de Stadsschouwburg Haarlem, met in de hoofdrol haar schoondochter Carry Tefsen, de vrouw van zoon Ger. In die periode kreeg Nooy last van pijnaanvallen, maar desondanks bleef ze doorwerken. In 1979 werd bij haar kanker geconstateerd. Haar benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau – drie jaar na haar moeder – maakte ze nog mee, maar de haar toegekende Johan Kaartprijs kon ze niet meer in ontvangst nemen. Beppie Nooy overleed op 30 juli 1979 en werd onder grote belangstelling bijgezet in het graf van haar ouders op Zorgvlied in Amsterdam.

Reputatie

In de toneelgeschiedenis leeft Beppy Nooy voort als gedreven voorvechtster van het volkstoneel. Ze kwam uit een toneelfamilie ‘pur sang’. Niet alleen haar ouders maar ook haar halfzusters en -broer waren verbonden aan het toneel. Haar drie zoons zijn intensief betrokken geweest bij het Amsterdams Volkstoneel: Marty als decorontwerper, Ger als technicus, Dick als tekstschrijver. Beppie Nooy bepaalde het repertoire van het gezelschap. Dat moest volgens haar bestaan uit eerlijke, oprechte stukken zonder vals sentiment maar met een lichte sociale boodschap, stukken met een lach en een traan waarin het publiek zich kon herkennen. In Rooie Sien, het grote kassucces van de troep, speelde ze meer dan 1350 keer de dubbelrol van de jonge en de oude Sien. De Jantjes en Op hoop van zegen bleven eveneens publiek trekken en werden beide begin jaren zestig op de televisie uitgezonden door de VARA.

Na de dood van Beppie Nooy kwam de leiding van haar gezelschap in handen van Jules Croiset. Dit gebeurde op initiatief van het stichtingsbestuur (in 1962 was het gezelschap omgezet in een stichting om het aanvragen van subsidies te vergemakkelijken). Uit onvrede over deze beslissing richtten haar zoons Ger en Marty Hinrichs en Dick Nooy een nieuw gezelschap op: Nooy’s Volkstheater. Het oude gezelschap ging onder Croiset al na enkele seizoenen ter ziele, Nooy’s Volkstheater bestaat tot op de dag van vandaag.

In onder meer Leiden, Hengelo, Haarlem en Pijnacker zijn straten naar Beppie Nooy genoemd, al is onduidelijk of de naamgevers de moeder of de dochter bedoelden. In 1988 weigerde de gemeente Zaanstad een straat in Zaandam naar Beppie Nooy jr. te noemen, in de – onjuiste – mening dat ze tijdens de oorlog aangesloten was bij de Kultuurkamer (Telegraaf, 16-9-1988). De vergissing is, ondanks protest van Dick Nooy, nooit rechtgezet. In 1999 wijdde Marcella van der Weg, in de Parool-artikelenreeks ‘De grote Amsterdammers van deze eeuw’, een bijdrage aan Beppie Nooy.

Naslagwerken

Coffeng; Honig; wiki.theaterencyclopedie.nl.

Archivalia

  • Theater Instituut Nederland, Amsterdam: personaliamap Beppie Nooy sr. [bij enkele knipsels ontbreekt de datum en/of de naam van de bron (krant, weekblad)].
  • Stadsarchief Amsterdam: persoonskaart G.A. Hinrichs.

Rollen

  • Voor door Beppie Nooy vertolkte toneelrollen en de gezelschappen waarbij zij gespeeld heeft, zie Honig. In 1975 speelde ze de moeder van Sien in de verfilming van Rooie Sien door Frans Weisz (met Willeke Alberti als Sien). Enkele producties waar Beppie Nooy een rol in speelde (anders dan bovengenoemde):
  • De voddenraper van Parijs (Felix Pyat; seizoen 1955/56; met Beppie Nooy jr. en sr., Bert Silvester en Alex Faassen, die ook de regie voerde).
  • Irma la Douce (musical; Breffort en Monnot; 1962; met Beppie Nooy jr. in de titelrol, Maxim Hamel en Johnny Kraaijkamp).
  • Spelletjes met vuur (musical; seizoen 1968/69; regie: Beppie Nooy, decor: Marty Hinrichs en Dick de Wit; met o.a. Beppie Nooy jr. en sr., John Kraaijkamp sr., en Richard Nooy).

Literatuur

  • Citaten uit kranten en bladen zijn afkomstig uit de personaliamap Nooy (zie onder Archivalia).
  • M. Nooij en A. Nooij-Dekker, Genealogie Nooij van Monnickendam (gereformeerd) met voor- en nageslacht van Beppie Nooij (Edam r.k.) (Hilversum 1994) [ex. Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag].
  • Marcella van der Weg, ‘Beppy Nooy’, Het Parool, 28-7-1999.
  • Bertjan ter Braak, ’t Is Nooy geweest. Kroniek van een theaterfamilie (z.p. [Alkmaar] 2011).
  • nooy.weblog.nl [geraadpleegd januari 2012].

Illustraties

  • Portretfoto, door onbekende fotograaf, 1965 (Nationaal Archief / Spaarnestad Photo).
  • Als Rooie Sien in 1965, met Ab Hofstee. Uit: www.rooiesien.nl/fotogalerij.

Auteur: Anna de Haas

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 963

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.