Elisabeth van de Palts (1618-1680)

 
English | Nederlands

ELISABETH prinses van de PALTS (geb. Heidelberg 26-12-1618 – gest. Herford 11-2-1680), beroemd om haar geleerde correspondentie, o.a. met Descartes. Dochter van Frederik V, keurvorst van de Palts (1596-1632), en Elizabeth Stuart (1596-1662). Elisabeth van de Palts bleef ongehuwd.

Achtergrond en jonge jaren

Prinses Elisabeth was het derde kind en de oudste dochter van Frederik V en Elisabeth Stuart, op dat moment het keurvorstelijk paar van de Palts, dat resideerde in Heidelberg. Zij was één jaar oud toen haar ouders het koninkrijk Bohemen aangeboden kregen en naar Praag verhuisden. Na één winter werden Frederik V en Elisabeth Stuart smadelijk uit Bohemen verjaagd en de rest van hun leven zouden ze spottend ‘Winterkoning’ en ‘Winterkoningin’ worden genoemd. Zonder kroon, zonder land en zonder geld raakten ze verzeild in Den Haag, waar ze de hulp inriepen van hun verwant prins Maurits. Ze mochten hun intrek nemen in twee voorname Haagse huizen en kregen van de Staten-Generaal een financiële toelage. Het was genadebrood voor het zich almaar uitbreidende gezin; in totaal kreeg het vorstelijk paar dertien kinderen, van wie er vier op jeugdige leeftijd stierven.

De jonge prinses Elisabeth bleef aanvankelijk nog enige tijd bij haar grootmoeder en tante in Brandenburg en ontving daar een sobere, streng calvinistische opvoeding. In 1628 voegde ze zich bij haar omvangrijke familie in Holland. Daar kreeg ze vier jaar lang uitstekend onderwijs in het Prinsenhof in Leiden. Het onderricht omvatte exacte vakken, oude en levende talen, aristocratische omgangsvormen. Evenals haar broers en zusters heeft ze ongetwijfeld lessen gekregen van de hofschilder Gerard van Honthorst, maar haar artistieke talenten waren minder groot dan haar wetenschappelijke belangstelling. In haar Leidse tijd moet Elisabeth bevriend zijn geraakt met de wat oudere Anna Maria van Schurman (1607-1678), die vanuit Utrecht ook wel de universiteit van Leiden bezocht. Ze schreven elkaar een aantal brieven.

In 1632, het jaar waarin haar vader stierf, verhuisde prinses Elisabeth naar het hof van haar moeder aan de Haagse Kneuterdijk. Daarmee kwam een einde aan haar reguliere studie. In Den Haag moet zij zich minder goed op haar plaats hebben gevoeld. Ze was te stil voor zo'n drukke familie en te serieus voor een mondaine moeder die, omringd door aanbidders, alles op alles zette om de verloren macht te heroveren en een hofleven in stand te houden. Bovendien zag Elisabeths toekomst er onzeker uit: welke Europese aristocraat zou willen dingen naar de hand van een prinses zonder bruidsschat?

De briefwisseling met Descartes

Rond 1640 ontmoette prinses Elisabeth aan het hof van haar moeder de Franse filosoof René Descartes (1596-1650), die zijn geboorteland had verlaten om zich in Holland in alle rust aan de uitwerking van zijn wijsgerig systeem te kunnen wijden. In mei 1643 begonnen de prinses en de filosoof elkaar te schrijven. De correspondentie eindigde met de dood van Descartes in 1650. Nu eens schreven ze met ruime tussenpozen, dan weer raakte de correspondentie in een stroomversnelling en wachtte de een niet eens het antwoord van de ander af.

Descartes schreef liever brieven dan boeken. Hij had zich steeds meer afgekeerd van de academische wereld, die hem conflicten en teleurstellingen had gebracht, en hij zocht een ander publiek. Elisabeth had geen banden met welke universiteit dan ook. Wel was ze leergierig en tegelijk kritisch. Gedurende een aantal jaren vormden ze dan ook een ideale combinatie; in hun brieven dreven ze elkaar voort naar helderder inzichten, naar fijnere nuanceringen. Thema's waren onder meer de verbinding tussen lichaam en ziel, de relatie tussen verstand en gevoel, Gods almacht en de keuzemogelijkheden die de mens resteerden. Steeds wist Elisabeth de vinger te leggen op een of ander onderdeel van Descartes’ filosofie dat nadere verduidelijking behoefde. Ze hulde haar scherpzinnige vragen in een omslachtig vertoon van nederigheid, maar Descartes voelde zich uitgedaagd en verlegde zijn denken tot voorbij het punt waar hij eerder was gebleven. In 1644 publiceerde Descartes zijn Principia Philosophiae, een werk dat hij opdroeg aan `de doorluchtige prinses Elisabeth, oudste dochter van Frederik, koning van Bohemen, graaf van de Palts en keurvorst van het Keizerrijk’. In de tekst van die opdracht zingt de auteur uitvoerig de lof van zijn prinses. Hij noemt haar jong en mooi, bedreven in de metafysica, in de wiskunde, en bovendien grootmoedig en mild, ondanks de slagen die ze van het lot te verduren had gekregen.

De brieven gingen intussen al niet meer uitsluitend over filosofische problemen, maar ook over de melancholie waaraan prinses Elisabeth nu en dan ten prooi viel en die haar ziek maakte. Descartes probeerde haar te troosten en haar raad te geven. Elisabeth bleef indringende vragen stellen: hoe kunnen we het kwaad verdragen dat anderen ons aandoen? Hoe kunnen we niet naar de dood verlangen? Hoe vinden we een goed evenwicht tussen wat we aan een groter geheel ─ familie, staat ─ verschuldigd zijn en de zorg die we voor onszelf moeten opbrengen? Dit deel van de correspondentie vormt een belangrijke bouwsteen voor de Traité des passions, door Descartes in 1649 gepubliceerd.

In 1646 kreeg Elisabeth een ernstig conflict met haar moeder: ze nam het op voor haar broer Filip, die in een duel een Franse edelman had gedood om de eer van zijn moeder en zusters te verdedigen, maar daarmee het Boheemse hof in Den Haag in een moeilijk parket had gebracht. De prinses werd teruggestuurd naar Brandenburg, waar haar neef Frederik Willem keurvorst was. Samen met de keurvorstelijke familie verbleef ze afwisselend in Berlijn en in Krossen aan de Oder. De verbanning bleek voor haar geen straf: ver weg van haar moeder en van het Haagse hofleven vrolijkte ze juist op. Met Descartes correspondeerde zij in deze tijd minder vaak. De filosoof had een uitnodiging gekregen om naar Zweden te komen, waar hij in 1650 stierf aan een longziekte. De brieven die Elisabeth hem had geschreven, werden na zijn dood vanuit Zweden naar haar teruggestuurd.

Van filosofie naar religie

Dankzij de Vrede van Münster (1648) werd het voor de kinderen van Frederik V mogelijk om terug te keren naar Heidelberg. In deze door de oorlog gehavende stad moest de oude universiteit weer nieuw leven worden ingeblazen. Elisabeth heeft er waarschijnlijk met een aantal geleerden gediscussieerd over de cartesiaanse filosofie. Haar uiteindelijke bestemming vond zij echter in Herford, een stadje in de buurt van Bielefeld. In 1667 – ze was inmiddels bijna vijftig jaar oud – werd ze abdis van het protestantse vrouwenklooster (Frauenstift) aldaar, en die functie bleef ze tot aan haar dood vervullen.

Elisabeth correspondeerde in deze periode met de Franse filosoof Malebranche (1638-1715), wiens denken verwant was met dat van Descartes, maar die nadrukkelijker zocht naar een verzoening van filosofie en godsdienst. Ook zijzelf ontwikkelde zich sterker in religieuze richting. In de filosofie had ze kennelijk niet gevonden wat ze er mogelijkerwijs had gezocht: troost en gemoedsrust. Ze onderhield overigens ook contacten met de wiskundige en filosoof Gottfried Wilhelm von Leibniz (1646-1716), die in dienst was van keurvorstin Sophie van Hannover, een zus van haar. Sophie bezocht haar zuster geregeld en ook Leibniz heeft met Elisabeth in Herford gesproken, haar bovendien een brief geschreven over het ontologisch godsbewijs van Descartes.

Op verzoek van Anna Maria van Schurman, die zich intussen had aangesloten bij de volgelingen van de Franse ex-jezuïet Jean de Labadie, bood Elisabeth de labadisten in 1670 onderdak in Herford, vanwaar ze in 1672 overigens weer vertrokken, min of meer verjaagd door de inwoners van het stadje. Ook ontving Elisabeth in 1676-1677 Robert Barclay en William Penn, twee vooraanstaande vertegenwoordigers van de quakers. Ze correspondeerde met hen beiden, maar ze bleef trouw aan het calvinisme van haar jeugd en aan de rationele, analytische denktrant van het cartesianisme.

Elisabeth stierf aan een pijnlijke en langdurige ingewandskwaal, waarschijnlijk kanker. Het grootste deel van haar bezittingen liet ze na aan haar neef, de keurvorst van Brandenburg. Ze ligt begraven in de Münsterkirche in Herford.

Twee eeuwen onvindbaar

De brieven van Elisabeth aan Descartes zijn lange tijd onvindbaar geweest, inclusief de kopieën en kladversies die ervan moeten hebben bestaan. De brieven van Descartes aan Elisabeth waren van meet af aan beschikbaar, maar die van Elisabeth zijn pas halverwege de negentiende eeuw teruggevonden. De Franse aristocraat Auguste Foucher de Careil (1826-1891) kreeg een tip van een Amsterdamse boekhandelaar die de catalogus had gemaakt van de bibliotheek van Kasteel Rosendael bij Arnhem. In dat kasteel vond Foucher de Careil kopieën van de brieven, en in 1879 werden ze door hem gepubliceerd. Aan het einde van de negentiende eeuw zijn ze ook ingezien door Adam en Tannery, de bezorgers van de verzamelde Oeuvres de Descartes. Eindelijk werd duidelijk hoe groot de invloed van Elisabeth op Descartes’ Traité des passions was geweest. De authenticiteit van de inhoud van de brieven kon op verschillende manieren aannemelijk worden gemaakt, bijvoorbeeld aan de hand van details over het verblijf van de briefschrijfster in Brandenburg.

Archivalia

  • Staatsarchiv Münster: Fürstabtei Herford (1.1.3.2.).
  • Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen, Bibliotheek Kasteel Rosendael, Arnhem: Recueil de quelques Lettres écrites à Monsieur Descartes.

Literatuur

  • Adrien Baillet, Vie de Monsieur Descartes (Parijs 1946; oorspr. 1691).
  • Gottschalk Eduard Guhrauer, ‘Elisabeth, Pfalzgräfin bei Rhein, Äbtissin von Herford’, Historisches Taschenbuch Dritte Folge 1 (1850) 1-150 en 2 (1851) 417-554.
  • G.D.J. Schotel, De Winterkoning en zijn gezin (Tiel 1859).
  • A. Foucher de Careil, Descartes et la Princesse Palatine (Parijs 1862).
  • Max Heinze, ‘Pfalzgräfin Elisabeth und Descartes’, Historisches Taschenbuch Sechste Folge 5 (1886) 257-304.
  • Die Briefe der Kinder des Winterkönings, Karl Hauck ed. (Heidelberg 1908).
  • Elizabeth Godfrey, A sister of prince Rupert (Londen/New York 1909).
  • O. Wöhrmann, Elisabeth von der Pfalz, Fürstabtissin zu Herford 1667-1680 (Herford 1920).
  • J.H. Goslings-Lijsen, ‘Uit het leven van Elisabeth van de Palts, abdis van Herford (1618-1680)’, Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis 28 (1936) 165-175.
  • Heinrich von Otto, Pfalzgräfin Elisabeth. Fürstäbtissin von Herford (Bad Pyrmont 1940).
  • Marguerite Néel, Descartes et la princesse Élisabeth (Parijs 1946).
  • Theo Verbeek, De wereld van Descartes. Essays over Descartes en zijn tijdgenoten (Amsterdam 1996).
  • Andrea Nye, The princess and the philosopher (New York/Oxford 1999).
  • René Descartes en Elisabeth van de Palts, Briefwisseling, vert. uit het Frans (Amsterdam 2000).
  • S. Groenveld, De winterkoning. Balling aan het Haagse hof (Den Haag 2003).
  • The Correspondence of René Descartes. 1643, Theo Verbeek, Erik-Jan Bos en Jeroen van de Ven ed. (Utrecht 2003) [met per brief een toelichting op o.a. de wetenschappelijke kwesties die in de briefwisseling ter sprake komen].
  • Jeanne Holierhoek, ‘Ze stelen mijn prinses’, Filter 12 (2005)3, 52-60.

Illustratie

Portret door Gerard van Honthorst, ongedateerd (The Craven Collection, Ashdown House).

Auteur: Jeanne Holierhoek

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.