Onderzoeksgids Bestuur en administratie van de Bataafs Franse tijd 1795-1813

 
English | Nederlands

Instelling

Landdrost en Assessoren van Gelderland (1807-1810)


Actief vanaf 14-05-1807 tot 31-12-1810

Aantekeningen:

Bij wet van 13 april 1807 en bij koninklijk decreet van 29 april 1807 werd een reglement op het bestuur in de Departementen ingevoerd en uitgewerkt. Daarbij bleef Gelderland een afzonderlijk departement. Op 29 april 1807 werden de hoofdplaatsen aangewezen en kwam een verdeling in kwartieren tot stand.

Aan het hoofd van het departement Gelderland stond een Landdrost die verantwoording schuldig was aan de ministers van Binnenlandse Zaken en van Politie en Justitie voor ieders beleidsterrein. Ook correspondeerde hij met de overige ministers. De Landdrost was onder andere belast met het oppertoezicht over de politie en met de uitvoering in zijn departement van alle wetten en bevelen van de regering. Ook hield hij toezicht op de gemeenten. Hij werd bijgestaan door minimaal zes Assessoren die hij diende te raadplegen voordat hij voorgenomen reglementen aan de Koning ter kennis bracht en ze daarna vaststelde. Tevens vormden Landdrost en Assessoren samen een college dat de financiƫn in het departement beheerde, maar de Landdrost alleen voerde de besluiten uit. Indien bij besluitvorming de meerderheid en de Landdrost van mening verschilden, moest de Landdrost de zaak aan de Minister van Binnenlandse Zaken voorleggen of in dringende gevallen zelf beslissen.

In de kwartieren van het Departement waren kwartierdrosten werkzaam onder verantwoordelijkheid van de Landdrost. Zij hielden toezicht op de gemeenten binnen hun kwartier. De Landdrosten konden zelf een kwartier besturen.

Bij wet van 20 april 1809 werden de assessoren en kwartierdrosten facultatief gesteld en vervangen door een Departementale Raad, maar tot invoering van deze verandering is het tijdens de regering van Lodewijk Napoleon niet meer gekomen.

Hoofdstad van het Departement Gelderland was Arnhem. Het telde drie kwartieren namelijk eerste kwartier Arnhem, tweede kwartier Zutphen en derde kwartier Nijmegen. Het Departement Gelderland kreeg zes assessoren.

Zowel de Landdrost als de assessoren als de kwartierdrosten werden benoemd door de Koning. De Landdrost kon uit het gehele Koninkrijk afkomstig zijn, assessoren moesten zes jaar in het departement woonachtig zijn.

Bij verdrag tussen Keizer Napoleon en Lodewijk Napoleon van 16 maart 1810, geratificeerd op 31 maart 1810, werden geheel Brabant, geheel Zeeland en Gelderland bezuiden de Waal, namelijk het Land van Maas en Waal met Nijmegen en de Bommelerwaard, alsmede het tot het departement Maasland behorende Land van Altena, aan het keizerrijk overgedragen. Het Gelderse gedeelte ging vanaf 14 mei 1810 behoren tot het departement Bouches-du-Rhin.


Wetgeving:

1807/04/13 Decreet Lodewijk Napoleon: wet met reglement op de inrichting van het bestuur in de Departementen. meer informatie
1807/04/29 Koninklijk decreet Lodewijk Napoleon. Nader reglement op het bestuur in de Departementen meer informatie
1809/04/20 Wet op de verdeling van het Rijk en het Bestuur in Departementen en Gemeenten meer informatie

De voornaamste bij deze instelling betrokken personen (links naar Repertorium applicatie):



Literatuur:

Mortel, J.B.V.M.J. van de, De positie van den landdrost in Noord-Brabant van 1807 tot 1810. 's-Hertogenbosch, 1945.
Pot, C.W. van der, Bestuurs- en rechtsinstellingen der Nederlandse Provinciƫn. Zwolle, 1949.