Historici.nl





Gepubliceerd op 19-05-2021

Blogserie Vroegmoderne Publieksdiplomatie – Hoe publieke informatie een missie bemoeilijkt

‘Dat zal de courantier jaarlijks wel een verse os uit de keuken houden’, schreef diplomaat Godard Adriaan van Reede van Amerongen in 1672 verbitterd vanuit Berlijn aan zijn collega Theodore Brasser in Brunswijk-Lunenburg. De keurvorst van Brandenburg, aan wiens hof Van Amerongen vertoefde, had over een courantier geklaagd. Maar wat was er precies aan de hand?

In 1672 was de Nederlandse Republiek naarstig op zoek naar bondgenoten. In het begin van dat jaar arriveerde Van Amerongen aan het Brandenburgse hof in Berlijn met de opdracht een defensief verdrag te sluiten tegen het machtige Frankrijk van Lodewijk XIV. Dat bleek lastiger dan gedacht. Lodewijk had immers al enkele Duitse vorstendommen voor zich weten te winnen. Ondanks de tegenwerking van Franse gezanten en enkele raadgevers van de keurvorst kon de Staatse diplomaat opgelucht ademhalen toen de keurvorst liet weten positief te staan tegenover een verdrag. Hij was zelfs bereid troepen te leveren.

Het opstellen van het conceptverdrag had echter nog wel wat voeten in de aarde. Na lang onderhandelen waren de keurvorst en de Staten-Generaal het eens: het verdrag werd op 6 mei gesloten. Ondertussen hadden Engeland en Frankrijk de Republiek al de oorlog verklaard. In juni viel een immense troepenmacht onder leiding van de Franse potentaat de Republiek binnen.

In de zeventiende eeuw was een goede correspondentie tussen een staat en zijn diplomaten, vooral in tijden van oorlog, van cruciaal belang. De Republiek had echter de reputatie zijn diplomaten uit het oog te verliezen als ze eenmaal in het buitenland zaten. In zijn brieven naar griffier Gaspar Fagel, prins Willem III en Theodore Brasser klaagt Van Amerongen voortdurend over de moeizame communicatie met de Staten-Generaal. Dat kwam deels ook omdat hij vanaf augustus meereisde met het Brandenburgs-Keizerlijke leger op weg naar de Republiek. Zo vernam Van Amerongen de moord op de Hollandse raadpensionaris Johan de Witt en zijn broer Cornelis (20 augustus 1672) bijvoorbeeld uit de summiere berichten in de kranten die zijn vrouw, Margaretha Turnor, hem opstuurde; van de Staten-Generaal hoorde hij niets.

Portret van Godard Adriaan baron van Reede (1621-1691). In 1660 geschilderd door Jurriaen Ovens, Collectie Stichting Kasteel Amerongen. Bron: Wikimedia Commons.

Maar de brieven van Van Amerongen werden wel degelijk gelezen. Al in maart 1672 waarschuwde Brasser Van Amerongen dat diens secrete (geheime) brieven werden gelekt naar een courantier. Van Amerongen reageerde dat hij uit naam van de keurvorst had geklaagd. Als er voorzichtiger omgegaan zou worden met de geheime brieven, zou de courantier in het vervolg vast minder verdienen. Een paar maanden later, in september, klaagde de Staatse diplomaat in een brief aan Willem III opnieuw over een courantier. Deze ‘vermaarde courantier’, die niet bepaald positief over de staat en de prins van Oranje schreef, was hoogstwaarschijnlijk de beruchte diplomaat en (illegale) nieuwsagent Abraham de Wicquefort. Diens handgeschreven nieuwsbrieven werden onder andere afgenomen door de hertogen van Brunswijk-Lunenburg, waar Brasser vertoefde. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Brasser degene was die Van Amerongen waarschuwde over de gelekte brieven.

Hoe moest Van Amerongen de reputatie van zijn vaderland verdedigen tegen zulke vuilspuiterij over de Republiek en de prins van Oranje, als hij door de Staten-Generaal slechts van geringe informatie bediend werd? Berichten over de snelle overgaven van veel vestingen in de Republiek en de povere prestaties van het Staatse leger gingen de keurvorst niet in de koude kleren zitten. In een brief van 6 oktober aan Fagel klaagt Van Amerongen over ‘kranten en andere leugengeschriften, zoals vileine blauwe boekjes en paskwillen’ waarin de troepenmacht van de Franse legeraanvoerder Turenne op 40.000 man wordt begroot. Dit veroorzaakte grote angst en ongerustheid in het Brandenburgse legerkamp, bestaande uit ca. 36.000 man, mede omdat Van Amerongen en de keurvorst door de Staten-Generaal in het ongewisse werden gelaten over de troepensterkte van de Republiek. Daarbij kwam ook nog dat het uitbetalen van de door de Staten-Generaal beloofde subsidiepenningen uiterst moeizaam ging. Kon de Republiek überhaupt nog wel als een serieuze bondgenoot worden beschouwd?

Uit deze brieven blijkt dat Van Amerongen probeerde de controle te krijgen op welke informatie publiek was: hij klaagde over het lekken van zijn geheime brieven. Maar hij werd op zijn beurt ook geconfronteerd met publieke informatie uit kranten en pamfletten die aan het Brandenburgse hof circuleerden en waar hij geen invloed op had. Tegelijkertijd kreeg hij vanuit zijn thuisland weinig informatie en moest hij proberen uit te leggen waarom het uitbetalen van de subsidiepenningen zo lang duurde. Het deed allemaal af aan de reputatie van de Republiek en zal de toch al lastige missie van Van Amerongen zeker bemoeilijkt hebben.

Merle Lammers is stagiaire bij NL-Lab bij het project Public Diplomacy in Early Modern Europe.

Verder lezen?

  • Over het proces tegen Abraham de Wicquefort in 1675, waarin hij beschuldigd wordt van het lekken van staatsgeheimen: Dionysius Everwijn, Abraham van Wicquefort en zijn proces (Leiden 1857).
  • Over geheimhouding van staatszaken: Guido de Bruin, Geheimhouding en verraad: de geheimhouding van staatszaken ten tijde van de Republiek (1600-1750) (Den Haag 1991).
  • Over de missie van Van Amerongen: Luc Panhuysen, Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Amsterdam/Antwerpen 2009).
Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.