‘Community building’ door mediëvisten
Op vrijdag 30 oktober 2015 vond de 21e Mediëvistendag plaats. De Mediëvistendag is een jaarlijks evenement dat door de Nederlandse Onderzoekschool Mediëvistiek en de Vlaamse Werkgroep Mediëvistiek wordt georganiseerd. Beide organisaties verenigen onderzoekers vanuit allerlei disciplines – historici, letterkundigen, kunsthistorici, filosofen enzovoort – die het werkterrein van de middeleeuwen gemeen hebben. Speerpunt van beide organisaties is de opleiding van promovendi en research-masterstudenten, maar daarnaast is de Vlaams-Nederlandse samenwerking in de genen van mediëvisten gaan zitten. Tijdens de Mediëvistendagen ontmoeten onderzoekers elkaar en vooral de promovendi, die de gelegenheid krijgen hun onderzoek te presenteren.
Civitas
Dit jaar wierp het Henri Pirenne Instituut voor Geschiedenis van de Universiteit Gent zich op als organisator. De bijeenkomst vond plaats in Het Pand, een voormalig dominicanenklooster, gelegen aan de Leie, dat een prachtige omgeving bood aan een gezelschap dat zich in de middeleeuwen specialiseert. Dit dominicanenklooster herbergde een geweldige bibliotheek, maar in de zestiende eeuw werd het klooster slachtoffer van de godsdienststrubbelingen en wel zo dat “het gescheurde papier als sneeuw naar beneden dwarrelde en dat zo veel boeken in de Leie werden geworpen dat men de rivier droogvoets kon oversteken” (parafrase door codicoloog Albert Derolez). Als thema van de dag koos het organiserend comité voor Civitas, een begrip dat door de Middeleeuwen heen transformeerde van politiek burgerschap (in de Oudheid) via stedelijke gemeenschap naar communitas, de wederkerige relatie van personen die zich in verbanden zoals ambachtsgilden, broederschappen of religieuze gemeenschappen verenigden. ‘Community building’ kan wel het wezen van de middeleeuwse samenleving worden genoemd, en de drie keynote-lezingen toonden hoe kernachtig de begrippen civitas en communitas zijn voor alle perioden en alle domeinen van het middeleeuwse leven – bestuur, religie, cultuur, economie en sociaal bestaan.
Religieuze cultuur in 8e-eeuws Rome
De eerste keynote-lezing werd gegeven door prof. dr. Julia M.H. Smith van de University of Glasgow. In een zeer boeiend betoog gaf zij een inkijk in het multiculturele Rome in de achtste eeuw, dat bevolkt werd door onder meer Latijn-sprekende Romeinen, ex-slaven, joden en Grieks-sprekende christenen uit het Midden-Oosten. Zij deed dat aan de hand van haar studie naar materiële objecten in religieuze praktijken op street-level, zoals zij dat noemde. De Latijnse kerkelijke elite negeerde of verbood het gebruik van talismannen, amuletten en relieken, terwijl de Griekse en andere Oosterse christelijke autoriteiten het debat daarover aanzwengelden omdat het een onderdeel van hun cultuur was – Syrische christenen waren gewend om een beroep te doen op de heilzame werking van relieken en andere objecten. De Latijnse traditie domineerde, met Bonifatius als een van de bekendste tegenstanders van heidense amuletten, daarmee de Karolingische Renaissance inluidend. Met andere woorden, diversiteit maakte in Rome in de achtste eeuw plaats voor een van bovenaf opgelegde uniformere religieuze cultuur. Die uniformere cultuur is uitvoerig bestudeerd en dat heeft tot nu het zicht op het multiculturele Rome van de vroege achtste eeuw belemmerd.
Vrolijke cultuur in de premoderne tijd
De tweede keynote-lezing was een presentatie van het nieuwe NWO-onderzoeksproject van dr. Katell Lavéant van de Universiteit Utrecht. Deze romaniste gaat de betekenis van laatmiddeleeuwse ‘vrolijke’ cultuur (in het Engels: festive of joyful culture) voor de sociale cohesie in de Nederlanden en Frankrijk onderzoeken. Tot de vrolijke cultuur horen parodieën, spotteksten, maar ook materiële zaken zoals munten met afbeeldingen van parodiërende broederschappen. Vrolijke cultuur bond de stedelijke gemeenschap samen doordat de grenzen tussen elite en volk diffuus werden, maar ook de grenzen tussen adel en stedelijke elite, en op het niveau van de bronnen: de grenzen tussen fictie en werkelijkheid. Dat wil zeggen dat de teksten performatief waren en niet alleen op papier zijn overgeleverd, maar werkelijk opgevoerd werden. Zoals veel mediëvistische onderzoeksprojecten heeft ook dit project een interdisciplinaire aanpak en vraagstelling. Bovendien houdt het team niet op bij 1500 of zelfs 1600; de onderzoekers gaan de sporen van de vrolijke cultuur na tot in de 18e eeuw.

Trends in stadsgeschiedenis
Prof. dr. Marc Boone van de Universiteit Gent verzorgde de laatste keynote-lezing. Hij geldt als de specialist van de geschiedenis van verstedelijking in de Middeleeuwen en kon dus niet ontbreken. Hij benadrukte de zeggingskracht van de mediëvistiek voor nu, aangezien onze tijd niet de enige van snelle urbanisatie is. Ook in de dertiende tot zestiende eeuw bood verstedelijking hoop en gaf zij problemen. Boone gaf in zijn lezing een overzicht van de historiografie van stadsgeschiedenis en presenteerde de benadering die momenteel leidend is in het grote Vlaamse IAP-project ‘City and Society in the Low Countries (ca. 1200-ca. 1850). The ‘condition urbaine’: between resilience and vulnerability’. Laatmiddeleeuwse steden worden daarbij benaderd als Weberiaanse coniurationes of eedgenootschappen. De notie van communitas was dus zeer sterk aanwezig in Boones lezing.
Nieuwe promotieprojecten
Tijdens de dag konden promovendi in een drietal parallelsessies hun onderzoek presenteren. Ik woonde lezingen van drie promovendi op het gebied van religieuze cultuur bij: Nanouschka Wamelink (UvA) sprak over de middeleeuwse ideeën over versterving door vrouwelijke heiligen; Claudia Daiber (UvA) presenteerde haar project over Passiespelen in protestantse en katholieke kringen in de zestiende eeuw; en Cora Zwart (RUG) legde haar onderzoeksopzet over stedelijke religieuze cultuur uit aan de hand van een eerste casus: het religieuze ‘web’ rond de Utrechtse burger Dirck Borre van Amerongen. Met het religieuze web rondom burgers en andere stedelingen keerden we weer terug bij het thema communitas, dat immers ook religieuze communitas inhoudt. De promovendi ontvingen zeer nuttig commentaar van van tevoren aangewezen referenten en van het publiek.
Tot slot deden de deelnemers van deze zeer geslaagde Mediëvistendag tijdens de borrel ook zelf aan community building. Waar bij eerdere Mediëvistendagen de oudere, of liever gezegd, gevestigde generatie het wel eens liet afweten, waren op deze dag toch voldoende mensen aanwezig om goed te kunnen netwerken en van de aanwezige expertise te profiteren. Al moet gezegd worden dat dit jaar de Nederlanders het getalsmatig behoorlijk aflegden tegen de Vlamingen.