Historici.nl





Gepubliceerd op 15-12-2015
Door Karin van Leeuwen
Avatar photo

De biografie van Monnet – over geschiedschrijving die juristen iets kan leren

De meeste historici die ik ken houden zich ver van juridische thema’s. Rechtsgeschiedenis is iets voor juristen, en bovendien moeilijk te doorgronden voor een eenvoudige historicus. Toch is het zo af en toe nodig om over de disciplinaire grenzen heen te kijken. Bijvoorbeeld op het terrein van Europese integratie.

Afgelopen week maakte ik in Florence de balans op van drie jaar onderzoek naar het juridische debat over Europese integratie. Dit deed ik samen met een twaalftal historici die zich op de één of andere manier verbonden hebben aan het project New history of European public law van de Universiteit van Kopenhagen, maar ook met juristen en politicologen die het onderwerp van binnen en van buiten kennen. Dachten ze.

Coup

Eén van de centrale thema’s in al het eerdere onderzoek naar de juridische dimensie van Europese integratie is de wijze waarop het Europese Hof van Justitie, als hoogste uitlegger van wat er in verdragen en wetgeving aan regels en afspraken is vastgelegd, in de jaren zestig volgens velen een regelrechte coup pleegde door het EEG-verdrag tegen de zin van de lidstaten in ‘constitutioneel’ te verklaren. Dit betekende dat burgers voortaan het EEG-recht voor de rechter konden inroepen om nationale wetgeving ongeldig te laten verklaren.

De ‘coup’ van het in Luxemburg gevestigde Europese Hof betekende een fundamentele zet in het eeuwigdurende schaakspel rond de vraag wat Europese integratie nu precies is. Juist in de jaren dat de Franse president Charles de Gaulle persconferentie na persconferentie betoogde dat wat hem betreft de EEG een organisatie van staten was, verklaarden negen rechters deze tot ‘superstaat’.

Dwang

Tegelijkertijd had de uitspraak belangrijke praktische implicaties voor de ontwikkeling van de Europese integratie. In de decennia die volgden gebruikten burgers en bedrijven deze route onder meer om regelgeving af te dwingen op terreinen die weliswaar als voornemen in het verdrag waren vastgelegd, maar die lidstaten vervolgens voor zich uit hadden geschoven. Zo dwong een stewardess haar Belgische overheid tot betere wetgeving over gelijke beloning, streed een Duitse supermarkt voor de wederzijdse erkenning van kwaliteitswetgeving binnen de EEG voor bijvoorbeeld sterke drank en zorgde een ‘Luxemburgse’ zender voor de doorbreking van het Nederlandse omroepbestel. Wie de inmenging van de Europese Unie op deze terreinen wil begrijpen, kan niet om een flinke portie rechtszaken heen.

Gesloten raadkamers

Andersom leek er vooralsnog weinig ruimte voor historici in het onderzoek naar dit Europese recht. Over de vraag wat het Hof ertoe bewoog zijn revolutionaire stap te zetten werden door juristen en politicologen al boekenplanken vol geschreven. Bovendien bleef de Luxemburgse raadkamer ook decennia na dato hermetisch afgesloten voor archiefonderzoek: als van vertrouwelijkheid afhankelijke organisatie achtte het Hof zich merkwaardig genoeg ontslagen van de door andere Europese instellingen gehanteerde regel dat archieven na 30 jaar openbaar worden gemaakt. (De conferentie van afgelopen week markeerde hierin gelukkig een voorzichtige ommekeer: wellicht verrast door alle historische aandacht maakte het Hof bekend nu toch een deel van zijn archief open te stellen!)

Ruimhartige receptie

Toch bleek tijdens de conferentie dat een klein groepje historici ook in enkele jaren al veel nieuwe kennis boven water kon krijgen. Speurwerk in archieven van lidstaten en van privépersonen wierp niet alleen nieuw licht op de invloedrijke rol van ideologisch gedreven ambtenaren binnen bijvoorbeeld de Europese Commissie, maar ook op de doorgaans ruimhartige receptie van het nieuwe Europese recht door de lidstaten. Nationale verschillen kwamen hierin bovendien duidelijker dan ooit naar voren: waar in Frankrijk de acceptatie van de nieuwe rechtsorde nauw verweven was met de strijd tussen de twee belangrijkste politieke stromingen, in Nederland het economisch belang prevaleerde en de Belgen aanvankelijk vastliepen in een onmogelijke grondwetsherziening, debatteerden in Duitsland politiek en publiek openlijk over de consequenties van de nieuwe Europese rechtsorde voor de eigen constitutionele soevereiniteit.

Warm nest

Niet te onderschatten was daarnaast de bijna vanzelfsprekende wijze waarop de interpretatie van het Hof niet zonder eigenbelang of idealisme werd overgenomen door vertegenwoordigers van de opkomende Europeesrechtelijke discipline in de rechtswetenschap. Hier vond de Luxemburgse boreling een warm nest, ook toen zijn toekomst nog allerminst zeker was. Achteraf – en dit is hoe de meeste juristen naar rechtsgeschiedenis kijken – lijkt dit volslagen vanzelfsprekend. In de tijd zelf – en dat is hoe wij historici kijken – leek dit toch allerminst het geval, behalve dan misschien in het uitzonderlijk open Nederlandse rechtsbestel.

Monnet

In die kritische en van historische context doordrenkte blik zit wellicht nog de belangrijkste bijdrage van historici aan de kennis over juridische geschiedenis. Dat dit voor juristen zeker nog niet vanzelfsprekend is bewees voor mij wel de éminence grise die bij een eerdere conferentie opmerkte dat de hele geschiedenis van Europese integratie toch al in de biografie van Monnet beschreven stond. Meer interdisciplinaire dialoog, alstublieft!

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.