Historici.nl





Gepubliceerd op 20-10-2015
Door Susan Hogervorst
Avatar photo

De Heinkel mag weer terug. Beperkte visie op internationale samenwerking n.a.v. tentoonstelling bombardement Rotterdam

Directeur Paul van de Laar van Museum Rotterdam kan zich niet voorstellen om ooit nog een tentoonstelling over de Tweede Wereldoorlog te maken zonder de Duitsers. Dat zegt hij naar aanleiding van de succesvolle Rotterdams-Duitse tentoonstelling De aanval – Rotterdam onder vuur (tot 25 oktober te zien in de Onderzeebootloods op het prachtige RDM-terrein in Rotterdam-Heijplaat). Dat dit niet vanzelfsprekend is, blijkt uit een symposium over het hoe en waarom van Nederlands-Duitse museale samenwerking op 13 oktober jl., en niet in de laatste plaats uit de tentoonstelling zelf.

Het symposium Bommen op Rotterdam – Twee perspectieven, één verhaal werd georganiseerd door Museum Rotterdam en Nationaal Comité 4 en 5 mei, vanuit het project Voor Vrijheid/Für Freiheit. Dit project gaat terug tot de 5 mei-lezing in 2012 door bondspresident Joachim Gauck, waarin deze opriep tot meer samenwerking tussen zijn land en het onze in het herdenken van de oorlog. Naast diverse programma’s voor scholieren vond er in dit kader ook een reis voor Nederlandse museumdirecteuren naar Duitsland plaats. Daar ontstond het contact met Militärhistorisches Museum Berlin Gatow, met wie Museum Rotterdam en het Stadsarchief de tentoonstelling De aanval maakten. En met succes: sinds de opening dit voorjaar trok de tentoonstelling al ruim vijftigduizend bezoekers.

De aanval is natuurlijk lang niet het enige grens-overstijgende initiatief; behalve de gezamenlijke 4 mei-herdenkingen in de grensregio’s valt bijvoorbeeld te denken aan de ‘Liberation route’, of het nieuw te bouwen bevrijdingsmuseum in Groesbeek, dat vanuit Nederlands-Duits perspectief zal worden ingevuld. Ook in Rotterdam wordt het bombardement al sinds 1980 elke vijf jaar herdacht samen met buitenlandse gebombardeerde steden, ook Duitse. In dat jaar hield voormalig bondskanselier Willy Brandt zelfs een toespraak in de Rotterdamse Doelen, waarin hij zei dat hij ook in Rotterdam ooit nog eens om vergeving zou moeten vragen. Daarna begon Rotterdam zijn bombardement elke vijf jaar te herdenken. Nadat de luide wederopbouwretoriek wat was verstomd, gaf de positieve boodschap van internationale vrede en verzoening een nieuwe, positieve invulling aan de dramatische 14 mei als herdenkingsdag, net als in gebombardeerde steden elders in Europa.

Cruciale kwesties

Dit alles kwam tijdens het symposium niet aan de orde. Wel gaven Krijn Thijs en Marc van Berkel beiden een zeer heldere inleidende lezing waarin ze pleitten voor het belang van meerdere perspectieven. Aan het einde mochten Joël Cahen (Joods Historisch Museum en het op te richten Nationaal Sjoa Museum) en Christoph Kreutzmüller (Haus der Wannseekonferenz en Jüdisches Museum Berlin) hun plannen schetsen voor de nabije toekomst, en het transnationale karakter daarvan. Tussendoor had het gezelschap ruim gelegenheid om De aanval te bekijken. Vreemd genoeg was er geen ruimte in het programma voor vragen en reacties naar aanleiding van de tentoonstelling. Zo kwam er op een aantal, in deze context cruciale kwesties geen antwoord.

Allereerst: wat was nu precies de inbreng van de Duitsers, en wat van de Nederlanders? Ten aanzien van de (weinige) objecten valt deze vraag ook door de bezoeker zelf wel te beantwoorden: deze zijn bijna allemaal van militaire aard: uniformen en wapentuig, waarvan de (van origine Spaanse) Heinkel aan het plafond het meest bijzondere, en overigens opvallend onopvallende element is. Maar hoe is bijvoorbeeld het concept van de tentoonstelling ontstaan? We zien een vijftal reusachtige beeldschermen waarop militaire experts en een enkele ooggetuige stuk voor stuk uiteenzetten hoe de vijf dagen strijd culmineerden in het noodlottige bombardement, waarbij ze op indrukwekkende wijze worden ondersteund door graphics, beeldmateriaal en dagboekfragmenten van Duitse militairen. Aan zo’n duidelijk narratief was behoefte, want hoewel de geschiedschrijving (in het bijzonder Hans van der Pauw met Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog) inmiddels een overtuigende interpretatie heeft geboden van de toedracht van het bombardement, bestonden in de publieke herinnering nog steeds enkele mythen en misverstanden. Maar het bombardement is niet enkel militaire geschiedenis. Zo wringt het dat we een militair expert horen zeggen dat het, gezien de situatie van 13 mei, ‘volkomen logisch’ was dat er een tactisch bombardement werd uitgevoerd op Rotterdam. Dat is immers een antwoord op een andersoortige vraag dan het ‘waarom’ dat in de context van herdenken en zingeving gebruikelijk is. Dat zingevingsaspect komt op bescheiden schaal aan de orde; in een soort kapel-achtige opstelling wordt een monoloog over verzoening getoond van de Rotterdamse schrijfster Nelleke Noordervliet. Maar ze zit daar, zoals ze zelf zegt, onder de Heinkel. Het perspectief van de slachtoffers is maar op beperkte schaal aanwezig, in enkele ikorte nterviewfragmenten met ooggetuigen. Of we moeten het grote scherm meerekenen waarop enkel beelden van de verwoestingen zijn te zien; in Rotterdam gaat het verhaal over het bombardement al 75 jaar voornamelijk over verwoeste gebouwen, niet zozeer over verwoeste levens.

Daderperspectief

Tijdens het tentoonstellingsbezoek sprak ik met de Duitse conservator, Karin Grimme, die De aanval volgend jaar in Berlijn (Militärhistorisches Museum Berlin Gatow) gaat opbouwen. Tijdens het podiumgesprek eerder die middag gaf ze aan dat er daarbij veel meer contextinformatie nodig zal zijn; ‘Rotterdam’ zegt de Duitse tentoonstellingsbezoeker immers weinig. Op een vraag uit het publiek – maakt u dan geen koppeling met Dresden of een andere Duitse gebombardeerde stad? – gaf ze een even stellig als ontkennend antwoord: Dat in elk geval niet, wat het publiek scheen te verbazen. Onder de Heinkel vertelde ze desgevraagd dat ze geen heil zag in dat gezamenlijke slachtofferperspectief, omdat ze wil benadrukken dat de bommen niet zomaar uit de lucht zijn komen vallen; de oorlog was geen natuurramp, maar was het gevolg van menselijk handelen. Dat is wat ze, ook met al dat wapentuig, de Duitse (maar wellicht ook de Nederlandse) bezoeker onder ogen wil laten zien. Voor wie dit nu eigenlijk meer of minder confronterend is, de Nederlanders of de Duitsers, dat blijft vooralsnog een open vraag, die wat mij betreft tijdens het symposium had moeten worden beantwoord. Misschien komt er een Berlijnse editie waarbij de discussie kan worden voortgezet?

 

Avatar photo
Susan Hogervorst is universitair docent historische cultuur en geschiedenisdidactiek aan de Open Universiteit. Daarnaast is ze als onderzoeker verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam in het project WAR! Popular Culture and European Heritage of Major Armed Conflicts, waarin ze zich richt op het gebruik van ooggetuigenherinneringen in musea, in de klas en online.
Alle artikelen van Susan Hogervorst
Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.