De Nationale Wetenschapsagenda – Deel II: No nonsense
Het tweede NWA-congres vond plaats op woensdag 17 juni. Deze keer was het bedrijfsleven aan de beurt zich uit te spreken over de 248 vragen. Vandaar de titel Science for competetiveness. Dus: wat kan de wetenschapsagenda betekenen voor de concurrentiekracht van Nederland?
Een groter contrast is nauwelijks voorstelbaar. Het NWA-congres van woensdag 17 juni verschilde in vele opzichten van die van de dag ervoor. De auto’s, de mensen, de gesprekken maar zeker ook de inhoud. Woensdag leek te hebben geleerd van dinsdag. Alles was duidelijker en verliep gestroomlijnder. Al bij binnenkomst was het helder: hier worden spijkers met koppen geslagen.
Cohesie
Een terugkerend thema was ‘samenwerking’. Hiermee werd vooral gedoeld op de kruisbestuiving die plaatsvindt tussen de wetenschap en bedrijfsleven. Tijdens de plenaire toespraken van minister Kamp (Economische Zaken) en Michaël van Straalen (MKB NL) werd actief gezocht naar cohesie. Hoe kan het bedrijfsleven de wetenschap dienen, en vice versa? Het wantrouwen dat binnen de wetenschap bestaat over nauwere samenwerking met het bedrijfsleven is niet terecht, betoogden beide sprekers. Kamp benadrukte de importantie van de mix tussen innovatie en economische groei. Beide sectoren hebben elkaar nodig. Nu meer dan ooit, stelde Van Straalen. De ontwikkelingen gaan snel in de wereld van vandaag. Het is daarom van wezenlijk belang om Nederland economisch sterk te maken en te houden.
Maar is een dergelijke samenwerking het nekschot voor de fundamentele, ongebonden wetenschap? Integendeel, zo legde het NWA-voorzitterstandem Alexander Rinnooy Kan en Beatrice de Graaf nog maar eens geduldig uit. Wetenschap dient altijd te worden bedreven vanuit intrinsieke nieuwsgierigheid. Daarom mag neutraal, ongebonden en fundamenteel onderzoek nooit worden opgegeven. Maar het is niet verkeerd de ogen open te houden voor mogelijke concrete toepassingen. Een wetenschap die bruikbaar is voor bedrijven en samenlevingen is goed, nuttig en belangrijk voor de ontwikkeling van Nederland. Samenwerking is ook goed voor de wetenschap zelf, juist in deze tijd van schaarste waarin iedereen ‘op hetzelfde financiële potje zit te azen’, aldus Beatrice de Graaf.
Later op de dag beaamde NWO-voorzitter Jos Engelen dit. Voor hem was het pijnlijk om te zien dat het jonge succesvolle onderzoekers feitelijk onmogelijk wordt gemaakt een start-up te geven aan hun wetenschappelijke carrière door het wegkapen van onderzoeksgelden door gearriveerde onderzoekers.
De workshops
Net als dinsdag waren er ook nu twee workshoprondes. Tijdens iedere workshop werden, afhankelijk van de groepsgrootte, zo’n 30 – 70 vragen beoordeeld op de economische waarde ervan. Bovendien werd gevraagd hoe belangrijk de beoordelaars de vragen eigenlijk vonden en wat ze anders wensten te zien. Het proces van beoordeling verliep deze keer uitermate geordend, efficiënt en gestructureerd. Tijd is geld, leek meer dan ooit de drijfveer.
Toch was er een probleem. Want wie maar lang genoeg nadacht kon bij bijna alle vragen wel een grote economische waarde voor Nederland ontdekken. Maar dat was niet de bedoeling. Daarnaast was het de vraag hoe je immateriële onderwerpen zoals bijvoorbeeld ‘moraal’ economisch op waarde kon schatten. Dergelijke thema’s vielen dan ook weg tijdens de besprekingen. Belangrijke onderwerpen waren nano-technologie, big data, agro-food en vragen rondom marktwerking in de zorg.
Hoewel er alles was gedaan om de besluitvorming en beoordelingsmomenten gisteren zo homogeen en overzichtelijk mogelijk te laten, lag er net zoals de dag ervoor, ook nu een grote mate van verscheidenheid in de aanpak tussen de groepen. Sommige behandelden niet alle vragen op dezelfde manier. Zo waren er groepen die slechts enkele vragen zeer intensief behandelden, en netjes iedereen aan het woord lieten. Andere deden het plenair en namen in no time alle vragen door, zonder ruimte vrij te maken om dieper op de vragen in te gaan. En zoals vaak bij deze groepsprocessen bepaalden diegenen met de sterkste meningen de koers.
Is dit een ergerlijke bias? Wetenschappelijk gezien misschien wel. Het is de vraag hoe representatief de selectie van vragen feitelijk is. Tegelijk is het vanuit praktisch oogpunt onoverkomelijk. In een complex proces waarbij 248 vragen moeten worden beoordeeld op economische waarde, moeten nou eenmaal keuzes worden gemaakt. Informatie valt dan hoe dan ook weg. Feit is dat door de diverse checks and balances, rapportagemomenten en verslaglegging er wel degelijk een bepaalde richting kan worden gegeven aan de vragen. Bovendien kan iedereen individueel precies aangeven wat hij/zij van de vragen vindt en suggesties voor verbetering indienen. Democratisering ten top.
Conclusie
Tijdens het plenaire paneldebat aan het einde van deze tweede congres-dag keken leden van de stuurgroep van de NWA terug op het congres. Thom de Graaf (Vereniging Hogescholen) had interessante dingen gezien. Het belangrijkste voor hem was toch wel dat de veronderstelde spanning tussen wetenschap en het bedrijfsleven feitelijk niet bestaat. Wie rondliep op deze congresdag zag dat het NWA-proces an sich al aantoonde hoe vruchtbaar samenwerking kan zijn.
Dat laatste zal niet iedereen hebben gehoord aangezien veel mensen de zaal reeds hadden verlaten. Toch was het wederom een interessant congres waarbij twee verschillende werelden samenkwamen. De belangrijkste vraag blijft echter wat er met de uiteindelijke agenda gaat gebeuren. En misschien nog interessanter: hoe kan de verbinding tussen wetenschap en bedrijfsleven standhouden, zonder succesvolle, fundamentele wetenschappers Nederland uit te jagen? De vraag aan kabinet Rutte is dan ook: welke waarde hecht de regering aan het NWA?
Dit was deel 2 van de NWA-blog, geschreven door de promovendi Tom Schuringa (RUG), Leonard van ’t Hul (UvA) en Hans van der Jagt (VU), gedrieën vormen zij de promovendiraad van de Onderzoekschool voor Politieke Geschiedenis. Van 16-19 juni bloggen zij over de drie NWA-congressen.