De omgang met Eerste Wereldoorlog in België en Nederland
Over een kleine maand zullen er in grote delen van Europa weer klaprozen zijn te zien. Ook in België wordt het einde van de Eerste Wereldoorlog op 11 november uitgebreid herdacht en gevierd. Vanuit Nederlands perspectief lijkt dat misschien vanzelfsprekend; de Grote Oorlog associëren we immers in hoge mate met Ieper en Flanders’ fields. De massale WO1-belangstelling in België is echter een zeer recent verschijnsel; tot een jaar of tien geleden bestond die interesse enkel in West-Vlaanderen, en niet in de huidige mate. Met het oog op de honderdjarige herdenking van de oorlog in 2014 zetten met elkaar concurrerende overheden en toerismebureaus echter tal van herdenkingsactiviteiten op. Letterlijk elk dorp heeft nu zijn eigen herdenking. Hoe kan die herdenkingshausse worden verklaard? Wat is daarin de rol van de academische geschiedschrijving? En hoe staat het eigenlijk met de belangstelling voor WO1 in Nederland?

Dit waren de leidende vragen van een studiemiddag over de geschiedschrijving van de Eerste Wereldoorlog in Nederland en België op 10 oktober. De middag werd georganiseerd door het ‘Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap’ en ‘EersteWereldoorlog.nu’ in De Brakke Grond in Amsterdam. Aanleiding was niet enkel de aanstaande herdenking in november, halverwege de ’14-’18-herdenkingshausse. De sprekers tijdens het symposium waren tevens de auteurs van een discussieforum over dit thema in de pas verschenen van de BMGN – Low Countries Historical Review. Zo’n publieke lancering van een nieuw nummer is een novum in de geschiedenis van het tijdschrift, en zeker voor herhaling vatbaar.
Belgenmonument
Paul Moeyes (Hogeschool van Amsterdam) trapte af met een mini-college over de veranderende beeldvorming over de Grote Oorlog in Nederland en de oorlogvoerende landen. Wat betreft Nederland liet hij zien dat de hardnekkig bewaarde neutraliteit ook in de neurale pers steeds meer als probleem werd ervaren. Kon je immers wel afzijdig blijven wanneer er in je buurlanden op grote schaal oorlogsmisdaden werden gepleegd? Die ambivalente houding spreekt eveneens uit het Belgenmonument in Amersfoort; het kenmerkende symbool voor de houding ten opzichte van WO1 in Nederland.

Het monument uit dankbaarheid voor de opvang van Belgische vluchtelingen was een werkverschaffingsproject voor de tienduizenden geïnterneerde Belgische militairen en burgers in de kampen in Amersfoort en omgeving. Het werd opgeleverd in 1916, maar intussen waren de verhoudingen met België flink verstoord. Pas in 1938 werd het monument geopend, aan de vooravond van een nieuwe wereldoorlog.
België als proeftuin
Antoon Vrints (Universiteit Gent) ging in op het wetenschappelijk onderzoek naar België in de Eerste Wereldoorlog sinds 1995. Opmerkelijk is dat de synthese De Groote Oorlog – Het Koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog (Sophie de Schaepdrijver, 1997) allerlei nieuw onderzoek naar de Eerste Wereldoorlog in België heeft gegenereerd, ook in het buitenland, tot aan de 34 (!) proefschriften over WO1 die momenteel aan de Belgische universiteiten worden geschreven. Volgens Vrints zou dat kunnen komen doordat België als een laboratorium kan worden gezien voor diverse aspecten van de oorlog. Bezetting, militaire strijd, vlucht, collaboratie, dwangarbeid, of geweld tegen burgers – dit alles liet zich aan de hand van België onderzoeken, met zo’n 300 publicaties in 2014 als resultaat. Maar Ook op de langere termijn blijft WO1 in België volgens Vrints relevant als onderzoeksthema. Al was het maar omdat de oorlog op allerlei terreinen een breuk vormde in de ontwikkeling van het land. In 1914 was België immers het meest verstedelijkte, en dichtstbevolkte land van Europa, met de meest geglobaliseerde economie. Tegen 1918 was het land echter ver teruggezet in zijn moderne ontwikkeling. Overigens hebben academisch historici volgens Vrints nauwelijks een aandeel gekregen in de huidige herdenkingshausse, aanvankelijk tot hun ongenoegen. Maar sinds het herdenkingsgeweld in 2014 daadwerkelijk losbarstte, verstomde hun kritiek.
Tweede Wereldoorlog
Opvallend aan deze middag was hoezeer de Tweede Wereldoorlog er aanwezig was. Zo betoogde Kees Ribbens (NIOD en Erasmus Universiteit Rotterdam) dat de Eerste Wereldoorlog in Nederland ook sinds herdenkingsjaar 2014 nog altijd in de schaduw staat van de Tweede Wereldoorlog. En zolang we geschiedenis als nationaal en niet als internationaal verhaal blijven beschouwen, zal dat volgens hem ook zo blijven. De misvatting dat WO1 voor Nederland geen gevolgen heeft gehad, wordt breed gedeeld. Voor Nederlanders is de Grote Oorlog weliswaar niet onbekend, maar allerminst dichtbij, zoals in België. In een Europees vergelijkend onderzoek uit 2013 bleken Nederlandse respondenten van alle twaalf onderzochte landen het minst belang te hechten aan het herdenken van WO1.
Nico Wouters (Universiteit Gent en CEGESOMA) voerde WO2 aan als verklaring voor de ongekende opleving van de herinnering aan WO1. Ten eerste omdat de belangstelling voor WO2 de laatste jaren wat lijkt terug te lopen, wellicht vanwege het wegvallen van de ooggetuigengeneratie. Maar vooral omdat de specifieke manier van omgaan met de Tweede Wereldoorlog, met name door de diverse overheden, een gepaste herdenking van de Eerste Wereldoorlog tot morele plicht lijkt te hebben gemaakt, zowel voor overheid als burgers. Het woord ‘identiteit’ werd overigens niet genoemd, maar een zingevend en samenbindend verhaal over een grote zinloze oorlog in eigen land kan natuurlijk in een grote behoefte voorzien, juist tegen de huidige achtergrond van internationale spanning en terrorisme.
Grotere structuren
Ook in dat licht is het opmerkelijk dat er vanuit Europees niveau geen pogingen zijn gedaan om de herinnering aan WO1 in een internationaal kader gestalte te geven, zo werd ook in de slotdiscussie opgemerkt. In België is het vooral op lokaal niveau dat de Grote Oorlog betekenis krijgt, maar dit gebeurt op instigatie van de nationale en gewestelijke overheden. Ook in de geschiedschrijving is het nationale perspectief op WO1 dominant. Wellicht dat we daar na de herdenkingsstorm van 1918 verandering in kunnen brengen.
* Met dank aan Anne-Marie Mreijen en Kees Ribbens.