Historici.nl





Gepubliceerd op 20-06-2019

Diversiteit, inclusiviteit en intersectionaliteit in de universitaire praktijk – een verslag van de RUG Lustrum conferentie

In juni 2019 viert de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) haar 405-jarig bestaan en daarmee haar 81ste lustrumfeest met het thema ‘All Inclusive’. Op 6 en 7 juni vond de conferentie ‘Growing together – celebrating diversity and fostering inclusion’ plaats. De voorzitter van het college van bestuur van de RUG Jouke de Vries noemde in zijn openingslezing diversiteit van vitaal belang voor het vrije denken waar de universiteit voor staat. De confrontatie tussen uiteenlopende ideeën leiden uiteindelijk tot nieuwe ontdekkingen en academisch succes. Desondanks zou de toenemende aandacht voor diversiteit en inclusiviteit niet moeten uitmonden in wat hij bestempelde als identiteitspolitiek, waarin zienswijzen die afwijken van het diversiteitsdenken niet welkom zijn. Anders dan De Vries hielden de twee keynote sprekers, Kimberlé Crenshaw en Philomena Essed een gepassioneerd betoog vóór een radicale interpretatie van diversiteit aan instellingen zoals universiteit en voor structurele veranderingen.

Prof. Kimberlé Crenshaw aan het woord in de Aula van het Academiegebouw in Groningen © Hadewijch Zwart

Conflicten over intersectionaliteit

De Amerikaanse burgerrechtenadvocaat en hoogleraar rechtsgeleerdheid aan de University of California, Kimberlé Crenshaw, pleitte net als De Vries voor meer inclusiviteit en diversiteit in de academische wereld. Ze benadrukte dat deze twee concepten duidelijk modieus zijn, maar vaak verkeerd worden geïnterpreteerd en toegepast. Deze observatie geldt nog sterker voor een gerelateerde term die Crenshaw zelf introduceerde, namelijk intersectionaliteit of de uitsluiting van groepen of personen op grond van meer dan één kenmerk, bijvoorbeeld huidskleur én gender.[1] Vaak wordt rekening gehouden met één uitsluitend kenmerk, terwijl een individu onderdeel kan zijn van meerdere groepen die te maken kunnen krijgen met discriminatie. Intersectionaliteit legt verschillen tussen individuen binnen een groep bloot, terwijl identiteitspolitiek uitgaat van homogeniteit, aldus Crenshaw. De met intersectionaliteit gepaarde emancipatiebewegingen (‘intersectionality wars’) zijn volgens Crenshaw hoofdzakelijk gericht op het exact definiëren en creëren van bewustzijn van het begrip zelf.

Het kruispunt (the intersection) van klasse, ras en gender.

Overal in de samenleving, van de werkvloer tot in de universitaire gemeenschap, zijn uitsluitingsmechanismen bewust of onbewust aan het werk. Hoewel er meer gelijkwaardigheid lijkt te zijn – er worden bijvoorbeeld meer vrouwen en mensen met een migratieachtergrond aangenomen bij en toegelaten tot de universiteit – hamerde Crenshaw erop dat dit nog lang niet hetzelfde is als kansengelijkheid. Om uitsluiting tegen te gaan, zo stelde Crenshaw, is het van belang actief te onderzoeken op welke manieren westerse systemen, zoals de universiteit, structurele uitsluiting op basis van ras en gender in de hand werken (‘critical race theory’). Dergelijk onderzoek roept vaak weerstand op. Universiteiten willen zich inzetten voor meer inclusiviteit en diversiteit, maar de radicale mentaliteitswijziging die aldus Crenshaw noodzakelijk is om de inhoud van deze begrippen in de praktijk echt waar te maken, blijft achter, aangezien deze ingaat tegen nostalgische gevoelens en het vasthouden aan klassieke waarden.

De universiteit als kloon van grote bedrijven

Hoogleraar Critical Race, Gender and Leadership Studies aan de Antioch University, Philomena Essed, trok de lijn van Crenshaw over de ‘critical race theory’ door en besprak het fenomeen ‘cultural cloning’ door universiteiten. Essed noemde diversiteit en inclusiviteit veelbelovende ‘toverwoorden’ die in de praktijk echter vaak teleurstellen. Net als Crenshaw wees Essed op de moeilijk los te laten klassieke waarden waar de universiteit op gebouwd is. Deze waarden komen overeen met verkeerde interpretaties van het begrip meritocratie (het idee dat de sociaaleconomische en culturele positie van een individu in de maatschappij is gebaseerd op zijn/haar verdiensten). Zo betoogde Essed dat het exclusief maken van een universiteit of opleiding geen hoge kwaliteit garandeertnet zoals het hebben van zelfvertrouwen niet gelijk staat aan competent zijn. Onder het mom van meritocratie floreren uitsluitende structuren binnen de muren van de universiteit.

Philomena Essed aan het woord © Hadewijch Zwart

Het probleem zit volgens Essed bovenal in de universiteit als instituut. De academische wereld bevordert een gevoel van ‘entitlement’ bij de groepen die al binnen het klassieke systeem passen en voedt onaangenaam menselijk gedrag en competitie, die uitmondden in burn-outs en vormen van uitsluiting. Universiteiten lijken zichzelf te willen klonen naar het voorbeeld van grote bedrijven, terwijl dit neoliberale model volgens Essed niet toepasbaar is op de academische omgeving. Het resulteert in een universiteit als standaardiserende machine met onbuigzame normen, waaraan ieder die er wil geaccepteerd worden (zowel medewerkers als studenten), zich dient aan te passen. Essed waarschuwde dat veel universiteiten een constante druk opvoeren bij medewerkers en studenten en zo de menselijke waardigheid ondermijnen. Zo houdt de universiteit een uitsluitend en neoliberaal systeem in stand, waarbinnen nauwelijks ruimte is voor structurele verandering. In deze context worden ideeën over meer diversiteit en inclusiviteit wel getolereerd, maar de uitsluitende fundamenten van het systeem zelf worden niet rigoureus herzien.

De suggesties van Philomena Essed voor de universiteit © Hadewijch Zwart

Universitaire hervormingen in de praktijk

Hoogleraar Gender en Diversiteit aan de Radboud Universiteit Nijmegen, Marieke van den Brink, doet onder andere onderzoek naar de benoemingen en selectie van wetenschappelijk personeel en plaatste in de paralelsessie ‘diversity officers’ de door Crenshaw en Essed besproken theorieën in de praktijk. Ze interpreteert de universiteit als een omgeving die sterk op witte mannen is ingesteld. Voorzichtige maatregelen om hieruit voortkomende ingesleten praktijken tegen te gaan, zijn in opkomst. Toch is volgens Van den Brink nog een lange weg te gaan.

Echte inclusiviteit is pas mogelijk als academici opgenomen worden in de universitaire gemeenschap én daarbij hun eigen ‘unieke identiteit’ mogen behouden, aldus Van den Brink. Academici die alleen opgenomen worden in de gemeenschap lopen het risico dat hun eigenschappen die niet bij de norm passen worden uitgewist (assimilatie). Zonder de opname in de gemeenschap maar mét behoud van de ‘unieke identiteit’ worden wetenschappers die afwijken van de norm wel geaccepteerd, maar nog steeds als ‘de ander’ gezien en krijgen ze te maken met (soms goedbedoelde) stereotyperingen. Van den Brink deelt ter illustratie enkele resultaten uit haar onderzoek waaruit blijkt dat vrouwen en mensen met een migratie-achtergrond geacht worden zich op de werkvloer te gedragen naar de witte, mannelijke norm. Ook krijgen vrouwelijke academici minder vaak opvallende en uitdagende taken toegewezen omdat zij minder competitief en beter in samenwerken en organiseren zouden zijn dan hun mannelijke collega’s. Slechts het toepassen van een van de twee kenmerken van inclusiviteit op de werkvloer is volgens Van den Brink niet voldoende. Er moet een mentaliteitswijziging plaatsvinden in de gehele (universitaire) gemeenschap.

De Jong, Crenshaw, Essed en Van den Brink waren het erover eens dat het discussiëren over diversiteit en inclusiviteit bewustwording creëert van de uitsluitingsmechanismen binnen klassieke, westerse instellingen waar de universiteit een voorbeeld van is. De vraag is hoe deze geanalyseerde termen zouden moeten uitwerken in de praktijk. Slechts het aanstippen van de problematiek en het definiëren van diversiteit en inclusiviteit volstaat volgens Crenshaw, Essed en Van den Brink allerminst. Ze verzetten zich met hun onderzoek tegen de klassieke waarden waar de westerse wereld in verankerd is. De hervorming die Crenshaw, Essed en Van den Brink nodig achtten een structurele verandering op gang te brengen, gaat veel verder dan alleen de universiteit en roept onvermijdelijk weerstand op. Deze conferentie bood ruimte voor de confrontatie tussen en uitwisseling van ideeën; volgens De Vries dé ingrediënten die de universiteit doen floreren. Het antwoord op de vraag hoe de interpretatie van deze discussie zich in de universitaire praktijk en uiteindelijk de maatschappij ontvouwt, laat nog even op zich wachten.

[1] Meer lezen over intersectionaliteit, feminisme en kolonialisme? Lees dan dit artikel van Counter Narratives op Historici.nl: https://www.historici.nl/het-kruispunt-tussen-feminisme-en-kolonialisme/?type=bijdrage

Avatar foto
Hadewijch Zwart studeerde (cultuur)geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen een de Universiteit Utrecht en is communicatiemedewerker bij het KNHG en webredacteur van Historici.nl.
Alle artikelen van Hadewijch Zwart
Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.