Historici.nl





Gepubliceerd op 23-06-2022

Dossier 1572 – De gemene deler van ‘1572’: geweld en sociale tegenstellingen

Marte Stoffers, voormalig stagiaire op de webredactie van Historici.nl en initiator van het Dossier 1572, maakt de tussenbalans op van de tot dusver verschenen bijdragen in het dossier.

2022 markeert het 450-jarig jubileum van gebeurtenissen als de inname van Den Briel door de watergeuzen en het moment waarop de opstandige steden Willem van Oranje opnieuw erkenden als stadhouder. De ‘Geboorte van Nederland’, zoals allerlei gemeenten dit jaar vieren, is onder historici niet vrij van discussie. In het Dossier 1572 maken we kennis met deze herdenking, niet als een ‘verouderde organische nationale metafoor’ (zie de bijdrage van Henk te Velde), maar als aanknopingspunt voor het erkennen van de sociale tegenstellingen en wrede gebeurtenissen in dit jaar.

De hedendaagse geschiedschrijving van de Tachtigjarige Oorlog verhult de wreedheid van het conflict niet. De zestiende eeuw was in de Lage Landen een tijd van sociale onrust. Het huidige Nederland lag onder Habsburgse overheersing, behalve een deel van Limburg dat onder het Prinsbisdom Luik viel. Vanaf 1555 bestuurde Filips II vanuit Spanje de ‘Habsburgse Nederlanden’. De Habsburgers wilden hun macht centraliseren, terwijl met name Hollandse steden juist gezamenlijk belang vonden in het verdedigen van hun lokale macht. Naast centraliseren, trad de Spaanse overheerser ook hard op tegen ketterij. Toen de inquisitie in 1545 begon, volgden veel steden en gewesten deze met tegenzin. Ondertussen groeide het aantal niet-katholieken. De Raad van State en Willem van Oranje riepen op tot tolerantie, maar Filips II sloeg de oproepen hard af. In 1566 sloeg de vlam in de pan met de uitbraak van de Beeldenstorm. De hertog van Alva werd daaropvolgend benoemd tot landvoogd van de Lage Landen, waardoor vele protestanten en sympathisanten op de vlucht sloegen, inclusief Willem van Oranje. Hij verloor zijn status als stadhouder en viel in 1568 met huurlegers de Nederlanden binnen. Ondanks het matige succes van de aanval, was daarmee de Tachtigjarige Oorlog begonnen. [1]

1572 was het jaar van de tweede invasie van Willem van Oranje. Hij leidde de opstand grotendeels met huurlegers, en daarnaast waren er de bekende watergeuzen. Zij hadden van Willem van Oranje een vrijbrief tot piraterij gekregen en hielden zichzelf in stand met aanvallen op schepen en de Nederlandse kust. Den Briel, op dat moment onbewaakt, was de eerste plaats die zij vanaf het water innamen. Na de inname van Den Briel op 1 april, trokken de watergeuzen richting verschillende Hollandse steden, waarvan sommigen zich vrijwillig bij de opstand aansloten.[2] In juli 1572 had Willem van Oranje enkele Hollandse steden opgeroepen om een Statenvergadering uit te roepen, zonder goedkeuring van Alva en Filips II. Tijdens deze vergadering in Dordrecht verklaarden de deelnemende steden dat Willem van Oranje al die tijd hun stadhouder was geweest. Dit vormde de basis voor de samenwerking tussen de opstandige steden en Willem van Oranje. Zijn status als stadhouder legde ook zijn verantwoordelijkheid vast over het beschermen van de Nederlanden. Een ‘constitutioneel moment’ dus, en bovendien boden de deelnemende steden Willem van Oranje financiële steun om zijn huurlegers te betalen.[3] Ook sprak Oranje tijdens de vergadering zijn wens voor godsdienstvrijheid uit. De rest van het jaar werd op veel plekken in de Nederlanden bloedig gestreden, met verschrikkingen zoals het Bloedblad van Naarden tot gevolg. Al eeuwenlang herdenken we in Nederland 1572 als het jaar waarin ‘de geboorte van Nederland’ plaatsvond. Tegelijkertijd herdenken we dit jaar vanwege de eerste verklaring van Nederlands ‘fameuze’ godsdienstvrijheid, al staan de kerken die elkaar ‘over en weer verketterden’ in schril contrast met Oranje’s wens voor godsdienstvrijheid. Vandaag de dag werpen historici terecht een kritische blik op het geweld en de regionale verdeeldheid in deze tijd.

Perspectieven in Holland, Gelre en Spanje

De verschillende bijdragen in het Dossier 1572 dragen bij aan de discussie over de betekenis van het jaar. Het eerste aanknopingspunt daarvoor is de herdenking van de inname van Den Briel, zoals dit jaar uitgebreid gevierd. Een viering die tegenwoordig niet voor iedereen voor de hand ligt, blijkt uit de bijdrage van Henk te Velde. ‘In Nederland zou in 1872 niemand uitleg nodig hebben gehad over de betekenis van 1 april’, al was het toen ook een omstreden herdenking. Dat het juist de negentiende eeuw was waarin deze herdenking tot leven kwam, zal geen verrassing zijn voor zij die bekend zijn met het ontstaan van nationalistische geschiedschrijving in deze tijd. Dat werpt ook meteen de vraag op wat we in het heden met de herdenking moeten doen. Te Velde pleit voor het actualiseren van de herdenking, met oog voor ‘lokaal burgerschap’. Omdat de viering in Den Briel voor velen een ver-van-hun-bed-show lijkt te zijn, is het niet zozeer zaak om Nederland opnieuw kennis te laten maken met de geschiedenis van de geuzen die Den Briel innamen en andere ‘verouderde organische nationale metaforen’. De restanten van negentiende-eeuwse nationalistische geschiedschrijving kunnen volgens Te Velde plaats maken voor lokale perspectieven.

Het perspectief dat wellicht het verst van het Nederlandse afstaat, is het Spaanse. Raymond Fagel laat ons kennismaken met Spaanse helden die voor veel Nederlanders onbekend zijn. Dat is overigens geen pleidooi voor hun heldenstatus, omdat zij net als veel Nederlandse sleutelfiguren bij vreselijke bloedbaden betrokken waren. Fagel schetst een beeld van ‘eindeloos geweld tegen zwakkeren en onschuldigen’. Zoals zo vaak in conflicten zijn zij degenen die lijden onder de daden van ‘helden’ aan beide zijden van het conflict. Toch is het leren kennen van de Spaanse ‘helden’ essentieel om de afstand tussen de geschiedenis en de Nederlandse geschiedschrijving te verkleinen. Fagel stelt: ‘om het langdurige conflict te doorgronden, moet je elkaars verhalen lezen en niet blijven steken in de eigen zelfbevestiging.’

Hoewel besef van het Spaanse perspectief zeker helpt om uit ons eigen navelstaren te breken, zijn de verhalen van verschillende Nederlandse regio’s óók van groot belang voor het bijschaven van ons beeld van de Opstand. De verschillen tussen de regionale ervaringen maken dit duidelijk. Het belang van lokale perspectieven is evident als je bedenkt dat het nationale perspectief destijds niet bestond. Judith Pollman schrijft: ‘In 1572 voelde niemand zich nog Nederlander; mensen identificeerden zich met dorp, stad of gewest.’ De regionale verdeeldheid die deze burgeroorlog kenmerkte, is zichtbaar in allerlei vormen van informatieverstrekking, zoals prenten en geuzenpenningen, internationale nieuwsbrieven, en plakkaten die sancties tegen de geuzen afkondigden. Propaganda en berichtgeving uit die periode geeft ons een inkijk in het beeld dat de Spaanse en opstandige zijdes van het conflict probeerden te schetsen.

In de Gelderse gewesten zat men namelijk minder te wachten op de geuzen. Annemieke Romein, Rob Bes en Joost Oosterhuis schreven een tweeluik over plakkaten die de Gelderse positie in de Opstand tonen. Via plakkaten werd het de Gelderse bevolking verboden om met geuzen(steden) te handelen. De geuzen werden weggezet als kwaadaardig om de Gelderse bevolking te overtuigen van hun problematische aard, nog vóórdat de Moord op Zutphen plaatsvond. De slogan van het 1572-jubileum, ‘Geboorte van Nederland’, is dan ook niet vanzelfsprekend voor Gelderland. Voor andere regio’s buiten Holland heeft 1572 een vergelijkbaar ambigue status.

15 juli 1917 trok door Weert een processie ter viering van het gouden jubileum van de Heiligverklaring van de twee Weerter Martelaren van Gorcum, Antonius en Hieronymus, vanaf het klooster op de Biest naar de St. Martinuskerk; via Gemeentearchief Weert, 6977. De Martelaren van Gorcum waren katholieke geestelijken die in 1572 door de watergeuzen in Den Briel zijn vermoord.

Geboorte van een tolerante staat of wrede burgeroorlog?

De ambigue status komt voort uit het feit dat het hier niet gaat om een heldhaftige opstand tegen de Spaanse onderdrukking, maar een strijd die vooral op een bloedige burgeroorlog lijkt. Zelfs in buitenlandse berichtgeving (zie de bijdrage van Nina Lamal) werd dit duidelijk gemaakt. De toevalligheid die het ontstaan van onze ‘nationale identiteit’ tot stand bracht, te midden van al het geweld, is onder historici maar al te duidelijk. Marjolein ’t Hart schrijft: ‘De expeditie van 1572 naar Den Briel was aanvankelijk bedoeld om de stad te plunderen, maar op het laatste moment bedacht geuzenleider Lumey zich en claimde de stad voor Oranje.’ Uit de vergelijking die ‘t Hart trekt tussen de watergeuzen en de terreurbeweging IS blijkt ook dat de gemiddelde burger een minder rooskleurig beeld had van de geuzen. De ‘gewone burgers’ waren bang voor hen en aan hun wreedheid onderworpen. Het is dan ook maar de vraag of zij destijds een boodschap hadden aan het idee van vrijheid en tolerantie waar wij nu zo op teruggrijpen; want wiens vrijheid en tolerantie was het eigenlijk?

Marianne Eekhout beschrijft in haar bijdrage de propagandaprenten uit die periode, die de gewesten tonen als vrouwen geketend aan Alva’s voeten; als gezamenlijke slachtoffers van het wrede bewind. Op basis daarvan leken de gewesten eensgezind in hun leed onder de Spanjaarden, maar de angst voor de geuzen en regionale verdeeldheid blijft erdoor verhuld. De onmiskenbare wreedheid van beide kanten in het religieuze conflict is zeker geen vergeten geschiedenis, maar kritische reflectie op de terreurdaden van de geuzen en de verschillen tussen de opstandelingen blijft nog altijd nodig.

Conclusie

De bijdragen aan het Dossier 1572 zetten ons aan tot denken over onze ‘nationale identiteit’. Stuk voor stuk maken de auteurs duidelijk dat er waarschijnlijk weinig heroïsch was aan 1572. Dat geeft genoeg aanleiding om de herdenking van de ‘Geboorte van Nederland’ een nieuw gezicht te geven. De negentiende-eeuwse neiging om de Nederlandse identiteit ‘op te hangen’ aan dit soort gebeurtenissen is nog niet verdwenen, terwijl 1572 juist toont dat ‘de Nederlandse identiteit’ niet eenduidig bestaat. Het leed van allerlei groepen die recht tegenover elkaar stonden, lijkt de gemene deler te zijn in 1572.

Marte Stoffers is masterstudente Geschiedenis van Politiek en Maatschappij aan de Universiteit Utrecht. Van februari tot en met juni 2022 was ze stagiaire webredactie en initieerde ze het Dossier 1572 op Historici.nl.

[1] James Kennedy, Een beknopte geschiedenis van Nederland (Prometheus 2018) 87-104.
[2] Kennedy, Een beknopte geschiedenis van Nederland, 104-108.
[3] Judith Pollmann, ‘Oranje en de Eerste Statenvergadering. Een goed verborgen revolutie’ in Willem van Oranje en de eerste vrije statenvergadering 1572 Dordrecht, red. Coen Tamse, Prins Willem de Eerste herinneringsstichting, Den Haag 2019, 7-33.
Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.