Historici.nl





Gepubliceerd op 12-07-2022

Dossier Oorlog in Oekraïne – Verdeeldheid over NAVO-uitbreiding: niets nieuws onder de zon

Met de Russische inval in Oekraïne staat uitbreiding van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) volop in de belangstelling. De wens tot toetreding van Finland en Zweden stuitte recent op bezwaren van Turkije, NAVO-lid sinds 1952. Het toelaten van nieuwe leden vereist instemming van alle lidstaten, zo bepaalt artikel 10 van het Noord-Atlantische Verdrag. Verdeeldheid binnen de NAVO over de aansluiting van nieuwe landen is geen onbekend fenomeen. De toetreding van Spanje, de laatste uitbreiding tijdens de Koude Oorlog, ging ook niet over een nacht ijs.

Afgelopen 30 mei was het precies veertig jaar geleden dat Spanje toetrad tot de NAVO. Het Spaanse lidmaatschap was niet vanzelfsprekend. Tijdens de oprichting van de alliantie (1949) keerden vooral kleinere staten zich tegen Spaanse deelname vanwege het bewind van generaal Francisco Franco, die tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) aan de macht was gekomen met hulp van dictators Adolf Hitler en Benito Mussolini. Halverwege de jaren zeventig kwam de verhouding tussen de NAVO en Spanje opnieuw prominent op de agenda te staan. Het progressieve kabinet onder leiding van premier Joop den Uyl gebruikte toen de manoeuvreerruimte die geboden werd door het vetorecht om een Amerikaans voorstel tot toenadering tussen de NAVO en Spanje tegen te houden.

Zorgen over de zuidflank

Midden jaren zeventig onderging de Koude Oorlog een periode van ontspanning in de Oost-West-verhoudingen, maar ontwikkelingen in Zuid-Europa leidden tot nervositeit over de stabiliteit van de zuidelijke NAVO-lidstaten. Zo had in april 1974 de Anjerrevolutie in Portugal een einde gemaakt aan een decennialange dictatuur. Drie maanden later viel in Griekenland de militaire junta na een staatsgreep op Cyprus en de daaropvolgende inval door Turkije. Intussen stonden de communistische partijen in Frankrijk en Italië er politiek goed voor.

Tegen deze achtergrond maakten Henry Kissinger, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, en Joseph Luns, de Nederlandse secretaris-generaal van de NAVO, zich zorgen dat een mogelijke communistische machtsovername in Portugal zou kunnen overslaan op Spanje. Kissinger sprak van een uitermate zorgelijke toestand in Spanje. Luns vreesde zelfs dat de gehele zuidflank van de NAVO verloren zou kunnen gaan en meende dat de Amerikaanse regering Spanje zou moeten ondersteunen. Het kabinet-Den Uyl had hier echter andere opvattingen over.

Nederland als kritische bondgenoot

In januari 1975 liet Max van der Stoel, de PvdA-minister van Buitenlandse Zaken, zich uit over de machtsverhoudingen binnen de NAVO. ‘De Verenigde Staten zijn wel de sterkste partner in de NAVO, maar zijn daar niet de baas. In de NAVO is alleen een besluit mogelijk bij unanimiteit’, aldus Van der Stoel in een interview met Het Vrije Volk. Volgens Van der Stoel kon een relatief klein land als Nederland wel degelijk invloed uitoefenen binnen de NAVO. Dit zou enkele maanden later ook blijken.

Op 14 mei 1975 brachten Den Uyl en Van der Stoel een kennismakingsbezoek aan de Amerikaanse republikeinse president Gerald Ford. De premier greep deze gelegenheid aan om zich kritisch uit te laten over het Amerikaanse beleid – de Verenigde Staten onderhield sinds 1953 bilaterale militaire verdragen met het Franco-regime. Nadat Den Uyl in de opening van het gesprek het belang van principes in het buitenlandse beleid had benadrukt, stelde hij dat de NAVO diende te staan voor vrijheid en democratie en dat de Verenigde Staten dictatoriale regimes zoals in Spanje niet zou moeten steunen. Het kwam er dus op neer dat alleen een democratisch Spanje lid zou mogen worden van de NAVO.

Tekst gaat verder onder de afbeelding.

President Gerald R. Ford en minister-president Joop den Uyl in het Oval Office, 14 mei 1975.

Later die maand zou de kritische Nederlandse opstelling nogmaals klinken. Tijdens de NAVO-topconferentie van regeringsleiders in Brussel pleitte Ford voor een samenwerking tussen Spanje en de NAVO. Den Uyl verklaarde dat hij hier ‘vierkant tegen’ was. Een formele erkenning door de NAVO van de Spaanse bijdrage aan de verdediging van West-Europa vond de premier ook onacceptabel. Het Amerikaanse initiatief strandde en Nederland had daar een leidende rol in gespeeld.

Ondanks de strategische voordelen van Spaanse deelname aan de alliantie, hield het kabinet-Den Uyl dus vast aan de eis dat Spanje eerst zou moeten democratiseren, vóórdat een lidmaatschap van de NAVO überhaupt in overweging genomen zou kunnen worden. Hierbij keerde Nederland zich tegen de Verenigde Staten, de machtigste en belangrijkste bondgenoot binnen de NAVO. De toegenomen spanningen in Zuid-Europa waren voor het kabinet-Den Uyl geen reden om democratische principes op te offeren voor strategische belangen.

Uiteindelijk zou Spanje in 1982 toetreden tot de NAVO, nadat Franco in november 1975 was overleden en in juni 1977 de eerste vrije verkiezingen sinds 1936 hadden plaatsgevonden. Tijdens het huidige jubileumjaar waren alle ogen weer gericht op Madrid, waar eind juni de NAVO-topconferentie plaatsvond. De besprekingen resulteerden in een overeenkomst tussen Turkije, Zweden en Finland, waarmee de weg is vrijgemaakt voor het lidmaatschap van deze Scandinavische buurlanden. De daadwerkelijke aansluiting van Finland en Zweden zal ongetwijfeld een kortere aanlooptijd hebben dan de toetreding van Spanje tijdens de Koude Oorlog. Toch zullen er nog belangrijke stappen gezet moeten worden om deze uitbreiding te realiseren. Zo kunnen alleen al de besluit- en goedkeuringsprocessen in de lidstaten langer duren dan voorzien. Vertraging ligt dus op de loer, maar ook dat is niets nieuws onder de zon.

Stefanie F. M. Massink is docent Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Utrecht.

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.