Eenheidsworst of dertien smaken? Verslag van het Symposium ‘Universiteit en Identiteit’
Het overkoepelende thema van wat alweer het twaalfde symposium in de reeks Universiteit & Samenleving was, had niet relevanter kunnen zijn. Discussies rondom eventuele samenwerking, noodzaak van concurrentie en de onderlinge taakverdeling tussen de verschillende Nederlandse universiteiten spelen ook vandaag de dag veelvuldig een rol in het publieke debat. Hebben we in feite één universiteit met verschillende vestigingen? Of zijn er toch wezenlijke verschillen tussen de dertien universiteiten in Nederland? En hoe wenselijk is deze situatie eigenlijk? Dergelijke overpeinzingen waren onlangs maar weer eens van de nodige publiciteit voorzien via een recent verschenen pleidooi van Barend van der Meulen en Patricia Faasse (Rathenau Instituut), ‘Voor iedereen een universiteit’ (2 september 2015).

Het was dan ook niet meer dan terecht dat de eerste spreker, Henk van Rinsum, juist met dit essay de dag opende, om vervolgens te stellen dat de Utrechtse Universiteit in de tweede helft van de 19de eeuw een geheel eigen karakter ontwikkelde. Deze ‘Stichtste’ identiteit kon volgens Van Rinsum het best omschreven worden als een ‘liberaal-christelijke grondtoon’. Het idee dat universiteiten een eigen karakteristieke identiteit bezitten kreeg een vervolg in het betoog van Ab Flipse. Aan de hand van het veranderen van de huisstijl van de Vrije Universiteit in de jaren ’80, liet de universiteitshistoricus van de VU zien dat een simpele verandering van logo aanleiding was voor een forse discussie over de vraag welk imago de VU nu eigenlijk had, en vooral wat dit zou moeten zijn. Jorrit Smit trok de discussie vervolgens breder door de koppeling te maken tussen de beoogde maatschappelijke functie van de universiteit en hoe een individuele instelling – in dit geval de Universiteit Leiden in de jaren ’70 – zich daar binnen een eigen weg probeerde te vinden.
Stevig veroordeeld
De middagsessie had duidelijk een ander karakter. Niet alleen werd het accent op de eigen identiteit van universiteiten ingeruild voor een meer bestuurlijke focus. Ook konden de sprekers veelal bouwen op jarenlange ervaring binnen de bestuurlijke organen van de universiteit. Dit leidde tot bezielde vertogen, voorzien van een persoonlijke noot, waarbij de historische actoren soms stevig veroordeeld werden. Het feit dat een aanzienlijk aantal van deze actoren in de zaal aanwezig was gaf de middag het nodige cachet.
John Loose haalde een aantal episodes uit de jaren zeventig op en beargumenteerde dat er juist in die periode een aantal kapitale fouten waren gemaakt op beleidsmatig gebied. Frans van Steijn stelde dat gezamenlijke standpunten in het college van rectoren eigenlijk een zeldzaamheid waren, ondanks dat de agenda van deze vergaderingen de laatste zestig jaar nauwelijks veranderd was. Vervolgens pleitten Marcel van der Horst en André Linnenbank voor een hernieuwde samenwerking tussen hogescholen en universiteiten, waarbij vooral de technische kennis en ondersteuning een vergrote rol zouden moeten spelen.
Somber thema
We verlieten dit persoonlijke verhaal met Klaas van Berkel, die aan de hand van de Leidse Wiskundige Peter van Geer (1841-1919) betoogde dat ook in tijden van vooruitgang en economische groei het ‘knippen in de universiteiten’ al een somber thema was. Van Berkels betoog was een passende afsluiting van een dag waaruit bleek dat het Rathenau rapport eerder een herhaling van zetten is dan de gehoopte knuppel in het hoenderhok.

Het hoogtepunt van de dag was ongetwijfeld de uitreiking van de Descartes-Huygens Scriptieprijs. Deze ging naar Pepijn Lewis (UvA) voor zijn scriptie ‘Geenzins verwaarloosbaar: Een eeuw van Nederlands risicobeleid rond overstromingen’. De jury prees het interdisciplinaire karakter van de scriptie, waarin Lewis met een vlotte pen de onderliggende aannames binnen de totstandkoming van het Nederlandse overstromingsbeleid problematiseerde. Naast de het bijbehorende geldbedrag, de bos bloemen en de mogelijkheid om zijn scriptie te bewerken tot een artikel in Studium, ontving Lewis, samen met de overige genomineerden, de eerste exemplaren van de bundel van het voorgaande symposium Spiegel of lachspiegel? De betekenis van de campus novel voor de wetenschaps- en universiteitsgeschiedenis.
Jesper Oldenburger