Europa en de rol van historici
Het verhaal over de Europese Unie werd en wordt wel eens gebracht als een blijde boodschap over 70 jaar grensoverschrijdende vrede. Historici houden dit vertoog graag kritisch tegen het licht en proberen de geschiedenis van de Unie zonder vooringenomenheid te onderzoeken. Terugkijkend op de Europese verkiezingen kunnen we de vraag stellen: kan de historicus deze afstand bewaren als ‘Europa’ centraal staat in het publieke debat?
De opdracht voor geschiedwetenschappers
‘Ik stem deze keer.eu’: met deze slogan werden burgers aangemoedigd om te stemmen tijdens de verkiezingen voor het Europees parlement. Diverse maatschappelijke organisaties zetten publieksevenementen op touw rondom de verkiezingen, waaronder Festival Europa, De Grote Europashow van De Kiesmannen en debatavonden in verschillende Nederlandse steden. Dit alles om de bewustwording te vergroten en te zorgen dat de opkomst hoger zou komen te liggen dan in 2014, toen de gemiddelde opkomst 42,6% bedroeg en in Nederland zelfs 37,2%. Uiteindelijk blijkt dit te zijn gelukt, de opkomst in Nederland lag ditmaal hoger.
Vooraf viel echter nog te bezien of deze nieuwe slogan meer mensen zou verleiden tot een gang naar de stembus. De NOS schiep weinig rooskleurige verwachtingen met dit artikel vol toelichtingen van verschillende Nederlanders op hun besluit niet te gaan stemmen. Zij noemen onder meer: wantrouwen ten aanzien van Europese besluitvormingsprocessen en weinig vertrouwen in de impact van de eigen stem, gepaard met gebruikelijke clichés als ‘het Europees parlement is een geldverslindende organisatie’ en ‘stemmen heeft geen zin’.
Gebrekkige berichtgeving over het onderwerp in de media zorgt ervoor dat de EU voor sommige burgers vaag en grotendeels onbekend blijft. ‘Onbekend maakt onbemind’, noemt de NOS het. Vragen als: wat doet de EU precies, wat gebeurt (en gebeurde) er precies in het Europees Parlement en wat is de betekenis daarvan, blijven meestal onbeantwoord, ook tijdens de afgelopen verkiezingscampagnes. Onlangs bleek zelfs dat kiezers en partijleden vaak niet weten wie de Europese lijsttrekker is van hun politieke partij in Nederland. Het probleem, zo lijkt het, is dat er te weinig goed geïnformeerde burgers zijn. Ligt hier niet bij uitstek een belangrijke opdracht voor wetenschappers, waaronder historici?
Onafhankelijke informatie?
Wetenschappers en historici gespecialiseerd in Europese integratie kunnen het gebrek aan informatie opvullen en zo de werking van Europese instituties voor een breder publiek begrijpelijker maken. Verschillende publicaties over de EU zagen dan ook het licht in aanloop naar de verkiezingen. Zo verscheen onder meer de bundel Europa, Europa: op weg naar de verkiezingen van mei 2019 van het Montesquieu Instituut. Lector Mendeltje van Keulen publiceerde samen met journalist Chris Aalberts Wat doen ze daar eigenlijk? Gesprekken met Nederlandse Europarlementariërs.
Met hetzelfde idee stelde ik met collega’s een herziene uitgave op van de publieksbrochure ‘Brussel is een bodemloze put’… en zes andere clichés over de Europese Unie. Aan de hand van eerdergenoemde en andere clichés worden actuele thema’s uit het debat over de Europese Unie behandeld, zoals de Brexit, het vluchtelingenvraagstuk en de invloed van Nederland in ‘Brussel’. Door de uiteenlopende dimensies van deze thema’s te belichten, probeert de brochure achtergrondinformatie te bieden op basis waarvan burgers zelf een oordeel kunnen vormen over de EU.

Cover publieksuitgave ‘Brussel is een bodemloze put…’
Maar zo gemakkelijk ligt het niet, ontdekte ik. De bedoelingen achter de uitgave van zo’n brochure kunnen gauw worden gewantrouwd. Zo vond AD-columniste Marieke Dubbelman in 2018 zoveel informatiefolders over de EU in de bibliotheek van Utrecht, dat ze concludeerde dat de subsidies voor dergelijke publicaties vast en zeker zeer lucratief zijn. Weer een goed voorbeeld van zo’n nutteloos project waaraan ‘Brussel’ grote subsidies verstrekt? Niets is minder waar. De derde druk van de brochure bijvoorbeeld, werd niet gemaakt met behulp van of met oog op Brusselse subsidies, wel met steun van onder meer het netwerk van Europe Direct informatiecentra in Nederland.
Hieruit volgt de (niet onterechte) vraag: kan een onbevooroordeeld verhaal voortkomen uit een onderzoek gefinancierd door een derde partij, in dit geval een Europese instelling? Bij deze brochure betrof het een organisatie met een voorlichtingstaak in de Europese Unie die zich niet met de inhoud bemoeide. Maar het kan doorslaan: op een middelbare school werd het aanbod van soortgelijke informatieve folders over de EU door sommigen onder de noemer ‘linkse indoctrinatie’ geschaard.
Herkenning
In aanloop naar de verkiezingen kreeg ik van enkele vrienden de vraag wat ze op 23 mei moesten stemmen ‘omdat ik daar als politiek historicus kijk op heb’. Ik antwoordde dat historici inzichtelijk maken hoe de EU werkt en hoe bepaalde ‘Brusselse’ beslissingen tot stand komen. Dat is niet hetzelfde als het geven van stemadvies. Het zijn twee gescheiden dingen: informeren en overtuigen. Uit de reacties op de publicaties over de EU blijkt dat de tegenstelling tussen informeren en overtuigen minder strikt is dan beschreven. Het ideaal van de ‘goed geïnformeerde burger’ is vooral een illusie die historici zelf in stand houden, omdat zij daarbij verschijnen als de brengers van verlichting. Wanneer we accepteren dat historici onvermijdelijk ook willen overtuigen, waar ligt dan de grens? Is het schrijven van een publieksbrochure dan het geëigende middel, of kunnen historici maar beter helemaal stoppen met dit soort vormen van valorisatie?
Het laatste lijkt mij in ieder geval niet. Juist door de publiciteit op te zoeken worden historici gewezen op de grenzen van hun vakgebied en ontstaat nieuwe discussie over de vraag waar de geschiedwetenschap in de kern om draait. Het publiekelijk uitspreken en ruimte bieden aan discussie is een intrinsiek onderdeel van de geschiedwetenschap. Misschien is dat ideaal van open discussie en het onderhandelen van nieuwe contouren ook precies de politieke dimensie die historici graag herkennen in de EU en uitdragen in het publieke debat.