Geschiedenis in gevaar. Een interview met Antoon De Baets over 20 jaar Network of Concerned Historians – Deel 1: Waarom bestaat het NCH?
Dit jaar bestaat het Network of Concerned Historians (NCH) 20 jaar. Maar Antoon De Baets, bijzonder hoogleraar Geschiedenis, Ethiek en Mensenrechten aan de Rijksuniversiteit Groningen en de drijvende kracht achter het NCH, vindt het geen tijd voor een feest. ‘History is as much in danger as it has always been’, schreef hij op 13 oktober 2015 in het bericht aan de 1796 collega’s op de adreslijst van het NCH. In het interview dat ik met De Baets had ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van het NCH, spraken we eerst over de activiteiten en doelstellingen van dit netwerk (dit deel), maar naarmate het gesprek vorderde kwam ook de ethische discussie in de geschiedschrijving ter sprake (deel 2).

Vervolging en censuur
De Baets vindt dat veel historici de neiging hebben om de vervolging van historici en de censuur van het vak te onderschatten. ‘Ze denken dat er na 1989 veel verbeterd is, maar de jaarlijkse rapporten van het NCH tonen aan dat dat níet het geval is. Alleen al in de afgelopen maanden zijn meerdere collega’s het slachtoffer geworden van politieke moord. En als je dat optelt bij de hele waslijst van andere vormen van vervolging, zoals gevangenisstraf en ontslag , zie je dat het echt zorgwekkend is en blijft. De conjunctuur van de repressie van het vak is nooit substantieel naar beneden gegaan.’
Dit lijkt ook de conclusie te zijn als we afgaan op de omvang van de jaarlijkse rapporten. Sinds 1995 verscheen er ieder jaar een NCH-rapport met daarin nieuws over ‘the domain where history and human rights intersect’, zoals censuur van geschiedschrijving en vervolging van historici, archivarissen en archeologen. Deze jaarlijkse rapporten zijn steeds omvangrijker geworden: van 17 landen en 7 pagina’s in 1995, tot 98 landen en 121 pagina’s in 2015. Maar De Baets benadrukt dat dit deels een optische illusie is, omdat vele gegevens steeds makkelijker te traceren zijn. Of meer informatie ook meer gevallen van repressie betekent, is lastig te achterhalen. ‘We hebben vooral zicht op de grovere vormen van repressie: moord, gevangenisstraf, ontslag, want dat zijn de zaken die de pers halen. Maar de kleinere, subtielere vormen van vervolging – het gepest om politieke redenen, het missen van promotiekansen omdat je een dissident standpunt inneemt – dat blijft heel vaak onder de radar. Als ik over patronen spreek, dan spreek ik vooral over die grove vormen van repressie.’
Hoewel er ook westerse landen in de jaarlijkse rapporten voorkomen – Nederland met 5 casussen in 2015 – zijn de campagnes van de NCH vooral gericht op de minder democratische, niet-westerse landen, zoals Maleisië, Marokko, Paraguay, India en China. Daar vinden de grovere gevallen van repressie plaats en is sprake van levensbedreigende situaties. In landen met een stevige historiografische traditie en een solide vrijheid van meningsuiting spelen de problemen zich vooral af op het vlak van toegang tot archieven, het verdonkeremanen of niet beschikbaar stellen van overheidsrapporten, en onderzoek in opdracht.
Campagnes en bewustwording
NCH heeft sinds 1995 deelgenomen aan 56 campagnes voor historici en aanverwanten in 27 landen. In hoeverre zijn de campagnes zinvol? ‘Ik maak me daar niet veel illusies over’, zegt De Baets, ‘het is een zeer bescheiden bijdrage. Er staan 1796 adressen op de adreslijst op basis van vrijwilligheid. Niet iedereen doet mee aan de petities en daarbij kun je je afvragen in hoeverre een petitie effect heeft. Maar op het vlak van bewustwording van de beroepsgroep heeft het zijn eigen rol en dat heeft wel degelijk zin. Neem het geval van Matilde González Izas, een historica die in 2002 vanwege haar onderzoek naar de historische verwevenheid van lokale machtsstructuren en het leger bedreigd werd in Guatemala; ook als de campagne voorbij is, kan dat voor jou nog steeds interessant zijn.’

Ik lees wat er bestaat
Voor het verkrijgen van de informatie voor de jaarlijkse rapporten gaat De Baets te werk volgens het principe van de beroemde Amerikaanse journalist Izzy Stone: ‘Ik lees wat er bestaat. Ik verzamel wat er is via een twintigtal wekelijkse nieuwsbrieven (onder andere Amnesty International, Human Rights Watch, Index on Censorship en nieuwsbrieven van historici en archivarissen). Dat lees ik systematisch door en vat ik samen. Dat vergt in feite de opbouw van een database. Daarmee ben ik twintig jaar geleden begonnen en dat houd ik trouw bij. Er gaat zelden een dag voorbij dat ik niet een of ander artikel samenvat en klaarzet.’ Naast de campagnes die het NCH voert, is de website ook bedoeld om te informeren: deze bevat drie soorten databases: rechtszaken waarbij historici betrokken zijn, een collectie van ethische codes en een collectie van bronnen over mensenrechten in relatie tot geschiedenis.
Wie weet dat eigenlijk?
Het idee voor het NCH ontstond in 1980–1982 toen De Baets werkte voor Amnesty International in Costa Rica en zich realiseerde dat die organisatie zich inspande voor historici die vervolgd werden. ‘Wie weet dat eigenlijk? Welke historicus realiseert zich dat die historici het onderwerp zijn van campagnes van Amnesty International? Ik dacht, hier ontbreekt iets: een brug. Het minste dat we kunnen doen, is het bekend maken. En zorgen dat historici meedoen aan de campagnes.’ Maar wat ontbrak, was een actievorm. Die kwam er met de tijd van het internet. Op het International Congress of Historical Sciences in 1995 in Montréal werd voor het eerst een panel georganiseerd over de ethiek van de historicus. De Baets presenteerde daar een paper over de vervolging van historici en dat werd een rapport van 118 bladzijden; de actuele gevallen daarvan vormden de ruggengraat van het eerste jaarlijkse NCH-rapport van 7 pagina’s. ‘Ik ging naar historici op dat congres en gaf ze het rapport en de respons was zeer bemoedigend.’ Dat was het begin van de adreslijst: van vijftig historici op dat congres naar de 1796 adressen nu.
Volhouden
De Baets doet het werk voor het NCH alleen. ‘Het is een eenmansbedrijf. Velen denken dat het NCH een organisatie is, maar het is een netwerk. Dit netwerk heeft twee pijlers: de adressenlijst waaraan de circulaires worden verstuurd en de website. Dit is met opzet een sobere website, geen toeters of bellen, waaraan in tegenstelling tot de meeste websites niet wordt veranderd, zodat zij herkenbaar is en een vaste waarde wordt voor de mensen op wie ik mij richt – historici, archivarissen, archeologen, studenten. In feite is de modus operandi in die twintig jaar niet veranderd. De kunst is niet om iets op te zetten, maar om het vol te houden.’
Leonieke Vermeer is docent moderne geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en correspondent van Historici.nl
Het tweede (en laatste) deel van dit interview (over ethiek in de geschiedschrijving) is hier te lezen.