Geschiedonderzoek op de markt. Over het schrijven van een (succesvol) VENI-onderzoeksvoorstel
Momenteel zitten circa 185 jonge geesteswetenschappers in spanning: wordt het onderzoeksvoorstel dat zij bij het NWO hebben ingediend, gehonoreerd, sterker nog: haalt het de eerste selectieronde? Zij strijden om de zogeheten VENI-subsidies, die hen in staat zullen stellen drie of vier jaar te werken aan een eigen onderzoeksproject. De competitie is zwaar: er zijn vijftien subsidies beschikbaar dit jaar, wat de kans op succes reduceert tot een schamele 8% (in vorige jaren lag die rond de 13%). Cynische geesten spreken van een loterij. Dat doet geen recht aan het vele werk dat de leden van de selectiecommissies en referenten verzetten, noch aan hun door de bank genomen integere houding en welwillendheid om talent een kans te geven. Maar ook zij geven toe: er moeten wegens het beperkte budget veel subsidiabele onderzoeksvoorstellen worden afgewezen. De beste veertig à vijftig aanvragen krijgen doorgaans alle het label zeer goed tot excellent.
De aanvragers laten zich gelukkig niet uit het lood slaan door negatieve beeldvorming over het huidige systeem van subsidiëring en de lage slagingspercentages. Op 6 februari jl. organiseerde de landelijke onderzoekschool NOSTER voor theologie en religiewetenschappen een dag waarop research-masterstudenten en promovendi presentaties en workshops volgden over een academische loopbaan en het aanvragen van onderzoekssubsidies. Mij was gevraagd een presentatie te verzorgen over het schrijven van een VENI-voorstel en tips te geven voor het (succesvol) doorlopen van de hele procedure. Na het indienen van het voorstel zijn er namelijk nog een paar momenten waarop de aanvrager invloed kan uitoefenen op de beoordeling. Deze tips deel ik ook graag met historici die een aanvraag overwegen, en bovendien zijn ze van toepassing op een hele reeks andersoortige aanvragen, waaronder promotiebeurzen.
Allereerst is het van belang om een mentor te zoeken die je de kneepjes van het academisch vak leert, en dan bedoel ik eigenlijk vooral: de ongeschreven regels, de omgangsvormen, het spel dat de academische wereld eigenlijk is. De beste uitvalspositie voor het indienen van een aanvraag is een plek in een team, met een inspirerende leidinggevende of begeleider, die de aanvraag leest. Daarnaast is het belangrijk om binnen de academische wereld nog enkele mensen uit andere disciplines te zoeken die de aanvraag lezen. Die behoeden je voor het gebruik van onbegrijpelijk jargon en het overslaan van stappen in het betoog.
Het belangrijkste onderdeel van de aanvraag is de samenvatting. Beoordelaars zullen grote delen van de aanvraag scannen maar zullen de samenvatting nauwkeurig lezen. Herschrijf die dus vele malen tot ze perfect is. De aanvraag dient verder zo coherent mogelijk te zijn: de verschillende onderdelen zoals de ‘plaats binnen het onderzoeksveld’ en ‘innovatieve aspecten’ moeten naar elkaar verwijzen; begrippen moeten terugkeren, anders blijven ze in de lucht hangen. Maak het de beoordelaar zo gemakkelijk mogelijk door bepaalde begrippen als rode draden door de tekst te weven. Neem het onderdeel ‘kennisbenutting’ serieus en presenteer haalbare plannen, waarvoor de eerste stappen liefst al zijn gezet, en geef aan welke zaken in gang gezet zullen worden maar niet tijdens het voorgestelde project door de aanvrager kunnen worden gerealiseerd. Wees dus ambitieus maar realistisch.
Wanneer de aanvraag het geschopt heeft tot de volgende ronde en naar gespecialiseerde referenten wordt gestuurd, is er de mogelijkheid te reageren op hun rapporten in een weerwoord. Grijp dan de kans om, behalve vragen te beantwoorden en onduidelijkheden toe te lichten, nieuwe vondsten te presenteren en nieuwe items op het CV te benoemen. De toon van het weerwoord moet academisch zijn, schiet niet in de verdediging en bedenk dat de beoordelaars het weerwoord lezen, niet de referenten zelf.
Mocht je uitgenodigd worden voor een interview, dan is de kans op succes al circa 50%. Persoonlijkheid gaat nu een grote rol spelen. Alle geïnterviewden kunnen er al van uitgaan dat hun voorstel goed is, maar hoe zij hun voorstel presenteren en daarna met de beoordelaars debatteren, is cruciaal voor de beoordeling. Hier geldt weer: schiet niet in de verdediging, wees beleefd en durf verkeerde inschattingen toe te geven. Wees je er vooral van bewust dat de commissie benieuwd is naar de persoon achter het voorstel en je dus welwillend tegemoet treedt. Maak er een leuk gesprek van. Ook als de aanvraag onverhoopt op het laatste moment sneuvelt, zal de procedure dan een fijne ervaring zijn die moed geeft om het nog eens te proberen. Succes!