Heel Leiden Bakt! – Leidse wittebroodsweken van het Academisch Jaar
Het kleine, bolle zolderraam trilde in zijn antieke sponning. Dat kwam niet door de serieuze herfststorm en plensbuien die het begin van de herfst aankondigden. Nee, eens per jaar trilt alles in Leiden op zijn grondvesten om het Ontzet van het Spaanse beleg in 1574 te vieren. Vanaf kwart voor twee ‘s nachts deed de DJ nog een laatste dappere poging om de straatstenen een kwartslag te draaien. Klokslag twee uur was het stil. Vijf uur later waaide op de wind de melodie van het Wilhelmus mijn zolder binnen. Ik weet dan hoe laat het is. Als Leiden hapt naar haring en wittebrood zijn de wittebroodsweken van het Academisch Jaar verstreken.
De nieuwigheid is eraf voor de eerstejaarsstudenten. Niet langer is alles onbekend en spannend aan de universiteit. Ik zie studenten zich met meer vertrouwen bewegen in hun nieuwe Leidse omgeving. Maar ik zie ook dat langzaam de lokroep van de telefoon en laptop het wint van de inhoud van het vierde college Vaderlandse Geschiedenis. Toegegeven, het leren lezen van een academisch artikel is niet het meest spannende element van de Opleiding. Maar het is voor de historicus een onontbeerlijke vaardigheid. Zoals dat gaat met zulke vaardigheden, komt de beheersing tot stand bij de gratie van eindeloze oefening.
Als promovenda verkeer ook ik in de bevoorrechte positie dat ik veel zaken voor het eerst mag doen of nog moet leren. Vorig jaar beleefde ik mijn vuurdoop als werkgroepdocent. En op 7 september jl. verzorgde ik samen met Marieke Oprel voor het eerst een deel van een hoorcollege over beroepsethiek aan de Leidse tweedejaars. Bij terugkomst uit de collegezaal wachtte nog meer onontgonnen terrein op mijn bureau: de conceptversie van een Engelstalig artikel voor de BMGN. Inmiddels weet ik dat voor het schrijven van een wetenschappelijk artikel hetzelfde geldt als voor het leren lezen van dit genre: een onontbeerlijke kunst die bijzonder veel oefening en geduld vergt.
Mijn schrijfperikelen kan ik gelukkig delen met collega’s aan de lunchtafel. De discussie over de verengelsing van de Nederlandse geschiedwetenschap is actueel. Hoeveel zin heeft het om te schrijven over de Nederlandse geschiedenis in het Engels? De Engelstalige bijdragen in de BMGN – Low Countries Historical Review duiden op een internationaal publiek. De aansluiting van historisch onderzoek bij de internationale onderzoeksagenda bepaalt enerzijds de erkenning van de relevantie door financieringsinstellingen en door collega-historici. Anderzijds blijft het voor historisch onderzoek belangrijk dat de taal waarin de historicus zijn of haar onderzoek presenteert de beste taal is om de studie van historische bronnen inzichtelijk te presenteren, ook aan het bredere publiek.
Tegen het einde van ons grasduinen over het wel en wee van academic writing voor Nederlandstalige historici doemde een ietwat melige, doch treffende vergelijking met een competitieve bakwedstrijd op. Een historicus werkt door zijn of haar publicaties aan een duidelijke signatuur. Het spektakelstuk vertegenwoordigt uiteraard het magnum opus. Het schrijven van een wetenschappelijk artikel laat dan weer zich goed vergelijken met een technische bakopdracht. Ik meen dat het procedé van een eclair zich bij uitstek leent om dit schrijfproces te voorzien van de broodnodige relativering.
De basis van dit banket is een soezendeeg dat gelijk is aan de rol van primaire bronnen en de analyse die ten grondslag liggen aan het artikel. Zowel de behandeling van deeg en bron vergen gedegen handwerk en een beheersing van techniek. Bakker en historicus lopen hierbij ofwel het risico op schifting, of hun ingrediënten te ver door te slaan tot boterklonten dan wel te overdenken tot een doorwrocht verhaal. Het evenwicht bewaren tussen samenhang en luchtigheid is voor beiden het devies. Als deeg en room zijn samengevoegd op de bakplaat en bron en verhaal op papier vastliggen, breekt voor beide ambachtslieden een precair moment aan. De basis kan nog zo gedegen zijn, bij de afwerking komt het aan op finesse. Doffe chocolade en stroeve zinnen doen afbreuk aan de eclair en het artikel als geheel. De bakker tempereert zorgvuldig zijn chocolade zoals de historicus schaaft aan zijn of haar zinnen. Netjes afgewerkt doemt het grote verschil op tussen artikel en eclair. Collega-historici consumeren het artikel waarschijnlijk pas een jaar nadat de jury zijn oordeel heeft geveld. Dat is bij een eclair niet aan te bevelen.
Toch denk ik dat in deze vergelijking een kans schuilt om voor de eerstejaars het momentum te behouden na de wittebroodsweken. De auteur van het artikel in de reader heeft zijn artikel afgeleverd en is nu overgeleverd aan het oordeel van de jury. Aan de studenten de eer om het artikel aan te snijden en kritisch te beoordelen op techniek, consistentie en smaak. Klaar? Lezen maar!