Historici.nl





Gepubliceerd op 26-10-2015
Door Henk Looijesteijn
Avatar photo

Het eerste Geschiedenisfestival – een impressie

Het gaat goed met de belangstelling voor geschiedenis. Al meer dan een decennium lijkt er sprake te zijn van een groeiende interesse onder het brede publiek voor geschiedenis, een ontwikkeling die men als historicus alleen maar kan toejuichen. Wilde een verjaardagsconversatie nog wel eens uitdraaien op de hamvraag ‘Maar wat kun je nu eigenlijk met een studie geschiedenis?’, tegenwoordig overkomt het me vaker dat er zich een geanimeerd gesprek ontwikkelt over de historische belangstelling van de gesprekspartner.

Dat die belangstelling stijgt, is te zien aan de ontwikkeling van de Maand van de Geschiedenis: ooit in 2004 begonnen als themaweek, steeds terugkerend in oktober, en georganiseerd om de belangstelling voor geschiedenis te vergroten, gaat het dit jaar voor de vijfde keer als een hele maand door het leven, waarbij tal van organisaties publieksactiviteiten ontwikkelen, met elke keer een thema (dit jaar ‘Tussen droom en daad’), een fraaie website (die wel wat meer informatie zou mogen bevatten over eerdere jaargangen en de geschiedenis van het evenement), een feestelijke opening en een feestelijke afsluiting, de Nacht van de Geschiedenis in het Rijksmuseum.

En sinds dit jaar ook een grootschalig evenement in het midden van de maand: het door het Historisch Nieuwsblad georganiseerde Geschiedenisfestival, dit jaar voor het eerst – want dat er in 2016 weer één komt steekt men niet onder stoelen of banken – gehouden in de Philharmonie te Haarlem op 18 oktober.

Leeuwenmoed

Je moet het maar durven, zo’n grootscheeps festival organiseren, want niet alleen was er een dagvullend programma – van negen tot negen – er moest natuurlijk wel een blik publiekstrekkers worden opengetrokken en de toegangskaarten zijn met 69 euro ook niet direct laagdrempelig te noemen. Daar staat tegenover dat je er dan ook een wel heel rijk programma voor krijgt, met voordrachten van sterhistorici als Jonathan Israel, Ian Kershaw, Luc Panhuysen en Geoffrey Parker, en in die zin is de toegangsprijs nu ook weer niet zo heel hoog. Al is de vraag of alle bezoekers de hele dag zullen blijven, want twaalf uur aan evenementen is natuurlijk best lang. Kortom, enige moed is er wel voor nodig – misschien dat men daarom in het promotiemateriaal overvloedig gebruik maakt van in historische kledij gestoken leeuwen. Ongetwijfeld hebben de marketeers van het Geschiedenisfestival zo ook een nationaal tintje aan het geheel hebben willen geven.

Persoonlijk vond ik de historische leeuwen als illustratie zeer geslaagd: ze verwijzen fraai naar de verbeeldingskracht die men nodig heeft voor een evocatieve beschrijving van het verleden. Het belang daarvan wordt nogal eens onderschat, want men wordt als kind of jongvolwassene in de regel niet tot een historische belangstelling gebracht door het zien van jaartallenlijstjes, grafieken en tabellen, maar eerder door fraaie en evocatieve illustraties die de verhalen over het verleden verluchten. Dat gold in elk geval voor mij.

Vandaar dat het me niet had moeten verbazen dat er in Nederland zo’n 16 professionele geschiedenisillustratoren werkzaam zijn, waarvan een aantal exposeerde in de bovenfoyer. Illustrator John Rabou vertelde me dat ze vaak over het hoofd worden gezien – ook de organisatoren van het Geschiedenisfestival moesten door hen zelf worden benaderd – en gezien de prachtige en op nauwgezet onderzoek gebaseerde illustraties die ik er te zien kreeg is dat volstrekt onterecht.

Kanttekeningen

Het Geschiedenisfestival had zoals gezegd een rijk programma, waar ik hier niet dieper op zal ingaan – men kan het programma nakijken op de website – maar ik zal hier twee van mijn indrukken weergeven.

Ten eerste viel me op dat de gemiddelde leeftijd en de sekseverdeling gelijkmatiger was dan bij andere historische evenementen. Er was natuurlijk een stevig contingent bezoekers van gevorderde leeftijd, maar dat zou niet moeten verbazen, want historische belangstelling ontstaat nu eenmaal vaak in een later levensstadium. Er waren ook studenten, zij het niet overdreven veel, ik zag ettelijke vaders met tienerzoons en ook enige professioneel geklede bezoekers, ongetwijfeld vertegenwoordigers van op het festival aanwezige instellingen. Een gemêleerd publiek kortom. Academische historici waren naar mijn idee wel de grote afwezigen op het Geschiedenisfestival: ik kwam in ieder geval nauwelijks iemand tegen die ik als historicus herkende, al kan dat natuurlijk liggen aan de beperkingen van mijn eigen netwerk.

Ook het aantal academische historici op het podium viel wel wat tegen. Meestal waren het reeds lang gearriveerde en inmiddels soms geëmeriteerde kanonnen als Israel, Parker, Herman Pleij en Henk Wesseling (overigens afwezig wegens ziekte), al waren er ook wel ‘jonge honden’ als Jaap Cohen, Ewoud Kieft en de Amerikaan Tonio Andrade. De aanwezigheid van romanschrijfster Nelleke Noordervliet met een lezing over ‘armoede in de Gouden Eeuw’ verbaasde me wel: zijn over dat onderwerp nu echt geen academische historici met spreektalent en kennis van zaken te vinden? Niets ten nadele van romanschrijvers, maar gezien de ondertussen aanzienlijke expertise van tal van Nederlandse sociale historici op juist dit terrein vond ik het een merkwaardige keuze. Blijkbaar gaat een publiekstrekker vóór een geleerde met kennis van zaken: volstrekt begrijpelijk vanuit het standpunt van de organisator, maar inhoudelijk toch een beetje teleurstellend, en naar mijn mening illustratief voor de kloof die er nog steeds bestaat tussen academische specialisten en het grote publiek.

Ten tweede viel me op dat er toch wel wat weinig stands van bij geschiedenis betrokken organisaties te vinden waren: er was één boekhandel, hetgeen begrijpelijk is, maar uitgevers van historische boeken ontbraken grotendeels, evenals organisaties als historische verenigingen, historische tijdschriften, musea en andere gerelateerde organisaties, zoals Heemschut. Degenen die wel aanwezig waren en een programmaonderdeel verzorgden waren allemaal lokaal, zoals het Teyler’s Museum en de Historische Vereniging Haerlem. In de grote ruimte die de Haarlemse Philharmonie biedt hadden beslist nog meer stands gepast: nu was men al te gauw klaar met het grasduinen tussen de bedrijven door. Het zou natuurlijk kunnen dat veel organisaties ervoor kiezen op een andere manier het publiek te benaderen tijdens de Maand van de Geschiedenis, of dat men de kat uit de boom kijkt, maar op dit terrein verdient het Geschiedenisfestival beslist verbetering.

Ook het aanbod van programmaonderdelen waar de nadruk niet ligt op luisteren naar lezingen was beperkt: er was een modeshow van historische 20ste-eeuwse kleding uit de collectie van Couturage, er werd middeleeuwse muziek gespeeld, maar gezien de groeiende belangstelling voor reënscenering van historische beschavingen was er op dit gebied toch zeker meer mogelijk geweest.

Een nieuwe ster

Kortom, ruimte voor verbetering op meerdere fronten, maar dat wil niet zeggen dat ik ontevreden was over het Geschiedenisfestival. De organisatie was gesmeerd, de door mij bezochte lezingen vond ik grosso modo heel behoorlijk en voorzien van aantrekkelijk visueel materiaal, en het was niet overdreven druk in de ruime Philharmonie, zodat men niet in rijen behoefde voort te schuifelen. Sommige zalen puilden overigens wel uit van de aanwezigen en soms hadden er wel meer stoelen mogen worden neergezet. De lezing en presentatie van Luc Panhuysen sprong eruit door zijn prachtige beeldspraken en veelzeggende foto’s van de immense hoeveelheid door Johan de Witt volgepende folio’s correspondentie, maar ook de lezingen van Israel en Andrade vond ik heel onderhoudend.

Kortom, een dag vol hoogwaardig amusement en een enkele openbaring, zoals het bestaan van een levendige scene van historische illustratoren. Wat mij betreft is het Geschiedenisfestival derhalve absoluut voor herhaling vatbaar, een nieuwe ster aan het firmament van de Maand van de Geschiedenis, die door deze aanwinst een extra high profile evenement heeft gekregen. De Maand van de Geschiedenis lijkt zo aan weerklank in de media en het grote publiek te winnen. Ondertussen lijkt mij de kloof tussen academische geschiedbeoefening en het grote publiek nog onverminderd groot, getuige mijn observaties op het Geschiedenisfestival, maar dat is wellicht materiaal voor een ander blog.       

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.