Historici.nl





Gepubliceerd op 01-07-2014

Het proefschrift in Open Access: vloek of zegen voor promovendus?

In het kielzog van de discussie over open access in wetenschappelijke tijdschriften, zien nu ook steeds meer universiteiten zich geroepen om hun productie in het publieke domein onder te brengen – inclusief proefschriften. Deze beweging is in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië al verder gevorderd dan bij ons. Maar wat zijn de gevolgen voor de vers gepromoveerde historicus? Robert Vonk (VU/RIVM) en Rienk Vermij (University of Oklahoma) delen (geheel gratis) hun ervaringen met de Nederlandse en Amerikaanse situatie.

Robert Vonk:

Vrijwel iedere Nederlandse universiteit heeft er wel één: een gratis toegankelijke online databank met digitale versies van proefschriften, masterscripties en – steeds vaker – ook bachelorscripties. Ik heb er al veel plezier van gehad. De zogenaamde grijze literatuur is via deze ‘open access’ kanalen veel eenvoudiger te benaderen – namelijk vanuit mijn luie stoel – dan toen ik met mijn studie geschiedenis begon, en dat is minder lang geleden dan u zult denken (2001).

Toen ik ongeveer een half jaar geleden van het Bureau Pedel een mapje met paperassen kreeg die bij een aanstaande promotie horen, zat daar ook een formulier bij van de UBVU: of ik een digitale versie van mijn proefschrift maximaal zes weken van tevoren wilde uploaden.

Weigeren is geen optie

Weigeren was geen optie, en dat riep bij mij al een soort vage weerzin op. Werd het proefschrift, waar ik vier jaar lang aan gewerkt en geschaafd had, nu ineens beschouwd als een soort publiek bezit? Daar zou in het geval van een door de universiteit of NWO betaald promotietraject nog wel iets voor te zeggen zijn geweest, maar mijn project ‘zat op de derde geldstroom’, zoals dat in universiteitsjargon heet. De universiteit had geld gekregen om mij onderzoek te laten doen – en had van dit bedrag bovendien nog een percentage ingehouden waar veel uitzendbureaus jaloers op zouden zijn. Exit morele claim.

Bovendien had ik al een uitgever voor mijn boek. De open access-versie en het fysieke boek zouden elkaar wel eens in de weg kunnen zitten. Dat is één van de grote manco’s van de gratis proefschriftdatabanken. Anders dan in de Verenigde Staten – of liever gezegd het hele Angelsaksische taalgebied – worden Nederlandse promovendi, zeker binnen de geschiedwetenschap, gedrild in het schrijven van een boek. Als oplossing hiervoor bestaat er de optie van het ‘embargo’. Bij het aanleveren van het digitale manuscript kun je aangeven of je een embargo wenst, en hoe lang dit embargo moet duren.

Dilemma

Ik was in dubio. De wetenschapper in mij wilde namelijk wel degelijk dat iedereen mijn boek gratis zou kunnen lezen. De schrijver in mij vond echter het kosteloos vrijgeven van het proefschrift eigenlijk zonde van het werk. Als er niet voor kennis betaald mag worden, hoe houden we dan in ’s hemelsnaam ooit een kenniseconomie in de lucht? Bovendien zit er gewoon veel werk in het gereedmaken van een boek – of dat nu digitaal is of niet. Ik noem het corrigeren van de drukproeven, het maken van een personen- en zakenregister, het overleg met de vormgever, het zoeken naar illustraties (waarvoor je ook weer moet betalen). Dit moet je als promovendus allemaal zelf doen. Dit werk werd naar mijn mening pas echt beloond toen ik het eerste fysieke exemplaar van ‘mijn boek’ in handen kreeg. Vier jaar werk was tastbaar geworden – en het rook bovendien naar iets waar je nooit genoeg van krijgt: ‘nieuw boek’.

Nutteloos protest

Ik kwam er desondanks zelf niet goed uit: open access of niet? Gelukkig had ik een schappelijke uitgever. Een digitale versie van het proefschrift op een open access platform was voor hem geen enkel probleem. Proefschriften verkopen sowieso niet zo goed, dus dat was al lang en breed ingecalculeerd. Toch heb ik een embargo ingesteld, van één jaar. Het is niet meer dan een symbolisch en volkomen nutteloos protest. Het mag dan wel zo zijn dat in de meeste gevallen (maar zeker niet in alle gevallen) promotieonderzoek met publieke middelen wordt betaald, maar dat is nog geen vrijbrief voor de kosteloze verspreiding kennis. Er zijn er na je promotie al genoeg mensen en instanties die verwachten dat je als gulle Sinterklaas gratis exemplaren van je proefschrift rondstrooit.

Of mijn boek nu minder gelezen wordt? Ik weet het niet. In principe zijn er fysieke exemplaren te vinden in diverse bibliotheken. Die exemplaren zijn ook via IBL op te vragen – zonder dat je ervoor hoeft te reizen. In dat opzicht dient publicatie via een open access-kanaal vooral gemakzuchtige mensen (zoals ondergetekende, overigens) die verwachten dat alles via google te vinden is. Die kunnen – als ze het boek niet willen kopen of lenen – best een jaartje wachten.

Robert Vonk is historicus. Hij promoveerde op 10 september 2013 met het proefschrift Recht of Schade. Een geschiedenis van particuliere ziektekostenverzekeraars en hun positie in het Nederlands zorgverzekerings-bestel, 1900-2006.

Lees een eerder artikel over de online beschikbaarheid van masterscripties in Nederland hier.

Rienk Vermij:

De discussie over het gratis toegankelijk maken, via open access, van proefschriften doet ook in de Verenigde Staten het nodige stof opwaaien. Universiteitsbestuurders en bibliothecarissen zien in open acces niet zelden de redding van de beschaving, maar veel geesteswetenschappers zijn minder enthousiast. Zo heeft de American Historical Association inmiddels opgeroepen tot een embargo van zes jaar voordat proefschriften worden vrijgegeven.

De discussie in Amerika heeft echter een ander karakter dan in Nederland. Op het argument dat proefschriften met gemeenschapsgeld gemaakt zijn, kun je je in de VS bezwaarlijk beroepen. Ook aan publieke universiteiten betalen studenten, inclusief graduate students, zich doorgaans blauw. Ook wettelijk liggen de copyrights van een proefschrift bij de schrijver.

Een boek als functie-eis

Het belangrijkste bezwaar tegen open acces vloeit echter voort uit het personeelsbeleid aan de universiteiten. Om in aanmerking te komen voor een vaste aanstelling moeten jonge academici aan bepaalde formele eisen voldoen. Die verschillen van vak tot vak en van universiteit tot universiteit, maar in de geesteswetenschappen is de belangrijkste eis toch veelal: een boek.

Een proefschrift geldt niet als een boek, maar meer als een aanzet daartoe. Promotiecommissies moeten niet alleen het proefschrift goedkeuren, maar ook suggesties doen hoe het uit te bouwen tot een echt boek. En een boek is meer dan een manuscript. Een “boek” is pas een boek als het door een wetenschappelijke uitgever is of wordt uitgegeven.

Poortwachters

Commerciële uitgeverijen hebben in dit systeem dus een poortwachtersfunctie: als zij je boek niet accepteren, kom je er aan de universiteit niet in. En daar wringt de schoen, want waarom zou een uitgever een boek publiceren waarvan de inhoud in substantie voor iedereen gratis toegankelijk is op internet?

Idealiter zou dit geen probleem hoeven te zijn. Een vertegenwoordiger van Harvard University Press schreef naar aanleiding van deze discussie:

“Most people involved in this discussion likely understand that a publication-ready dissertation is a rare thing. Generally speaking, when we at HUP take on a young scholar’s first book, whether in history or other disciplines, we expect that the final product will be so broadened, deepened, reconsidered, and restructured that the availability of the dissertation is irrelevant.”

Alleen: niet alle uitgeverijen werken volgens deze normen, niet alle promovendi kunnen eraan voldoen, en niet alle onderwerpen kunnen op dezelfde manier worden uitgediept tot een geheel nieuw product. Kortom, dit is een voorbeeld hoe een op zich goede maatregel allerlei onwelkome repercussies heeft in de rest van het systeem.

Embargo

Dus wat nu? Universiteitsbestuurders hebben in het algemeen niet veel oog voor de belangen van de alfa-vakken en het ziet er niet naar uit dat de oproep tot een embargo bij hen veel gehoor zal vinden. Aan de andere kant, onder de hoogleraren voelen ook de grootste voorvechters van open acces er uiteraard weinig voor de loopbaan van hun eigen promovendi aan dit ideaal op te offeren.

Misschien is het op zich een goed gevolg als de Amerikanen gedwongen worden hun criteria voor academische benoemingen eens op de schop te nemen. Maar het is duidelijk dat zo’n hervorming slachtoffers zal eisen, en de klappen zullen vooral worden opgevangen door de mensen die op banenjacht zijn en maar moeten zien zich aan de onduidelijke toekomstige eisen aan te passen.

Rienk Vermij is wetenschapshistoricus. Hij is associate professor aan de University of Oklahoma en promoveerde alweer in 1991 aan de Universiteit van Utrecht met het proefschrift Secularisering en natuurwetenschap in de zeventiende en achttiende eeuw: Bernard Nieuwentijt. Dat boek verscheen bij uitgeverij Rodopi, maar zijn werk The Calvinist Copernicans. The reception of the new astronomy in the Dutch Republic, 1575-1750 werd in open access uitgegeven en is te downloaden van het DWC: http://www.dwc.knaw.nl/literatuur/boekenreeks-history-of-science-and-scholarship-in-the-netherlands/.

Noot van Coen Wilders – Universiteitsbibliotheek Utrecht:

Onderhandel met de uitgever van je proefschrift over de exclusieve rechten. Dat zijn kort gezegd de rechten die bepalen wie het boek mag exploiteren en distribueren. Veel boekenuitgevers willen juist deze rechten hebben, omdat het de rechten zijn waarmee kan worden verdiend. Een embargo op de manuscript-versie van een proefschrift in een institutioneel repository is vaak bedoeld om de marktwaarde van het boek te behouden. Uitgevers willen zo het risico verkleinen inkomsten mis te lopen, hoewel het nooit is bewezen dat een OA versie de verkoop zou drukken (zie bijvoorbeeld het OAPEN-rapport A project exploring Open Access monograph publishing in the Netherlands).

Als je als auteur hierin meegaat,  kun je niet zelf bepalen waar je boek terecht komt: je mag het niet aanbieden op je profiel pagina, niet in Mendeley en eigenlijk ook niet in pdfjes via mail aan collega’s. In ieder geval zou je, als je uitgever niet van zins is exploitatierechten bij jou als auteur te laten, goed moeten opletten of er een einddatum in het contract voorkomt. Mocht dat namelijk niet zo zijn, en de uitgever produceert en distribueert geen papieren versies meer van je boek, dan is het niet meer beschikbaar anders dan in bibliotheken. En mag je het zelf ook nog steeds niet digitaal verspreiden.

Deel ook je informatie metHistorici.nl.

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.